God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 2: De zilver-gerstnorm

Eén van de wetten was dat zij hun land niet permanent konden verkopen. Zij konden alleen het gebruik ervan verkopen tot aan het Jubeljaar. Zelfs als ze het land verkocht hadden, hadden ze altijd het recht het land te lossen voor het Jubeljaar, wanneer ze voldoende geld daarvoor beschikbaar hadden. De waarde van het land is een product van het aantal resterende jaren tot aan het Jubeljaar met de productiecapaciteit van het desbetreffende land (Lev. 27:16-18).

Binnen deze context wordt ons de Gerstnorm getoond: “vijftig sikkel zilver per homer gerstezaad” (Lev. 27:16). De waarde van het land was de capaciteit om gerst te produceren, hetgeen de voedselvoorziening voor ezels en de gemiddelde burger was. Om tot een losprijs te komen moest er een norm worden gevonden om een landwaarde om te zetten in de gebruikelijke monetaire eenheid.

Door gebruik te maken van dit equivalent van gerst-zilver konden andere waarden worden gemeten en worden geprijsd volgens deze wisselkoers. Ook is er nu een juridisch doel voor het hebben van een zilver-gerst norm. Wanneer een dief werd gegrepen en hij was niet in staat de boete aan het slachtoffer te betalen, moest de dief “vanwege zijn diefstal verkocht worden” (Ex 22:3). Dit betekent dat eerst zijn “eigendom” verkocht moest worden. Wanneer dit niet voldoende bleek te zijn, de uitkomst van de rekensom van het aantal resterende jaren met de gemiddelde opbrengst van het land, moest de persoon persoonlijk worden verkocht als slaaf (gedwongen dienstknecht) totdat de schuld was betaald.

Omdat alle Israëlitische families een landerfenis hadden, was dit één van de bezittingen van de dief die verkocht moest worden. Hoe kon iemand het land waarderen, wanneer het eigendom van God is? Het is daarom dat ook niet het land zelf verkocht werd, maar de toekomstige oogsten. De waarde van het land werd dus bepaald naar de productiecapaciteit van gerst.

Een homer gerst werd dus gewaardeerd met vijftig sikkel zilver. Wanneer dus het land van de dief verkocht werd, ontving de dief het aantal zilverlingen in overeenstemming met deze norm, minus de waarde van de arbeid die de “nieuwe” eigenaar moest investeren om tot deze oogsten te komen. Niemand is immers geïnteresseerd in een stuk land dat net zoveel aan investering moet kosten, dan dat het oplevert.

Na de verkoop van het stuk land, na aftrek van de schuld, zou de dief moeten blijven werken totdat de schuld aan het slachtoffer betaald was. Het enige verschil tussen deze dienstknecht en een andere huurling was dat hij dienstknecht zou blijven totdat de schuld betaald is of tot aan het Jubeljaar.

De enige toegestane vorm van “verkoop” was wat we noemen een LEASE, die maximaal 49 jaar kon duren. Elke lease moest eindigen op het moment dat de priester de trompet van het Jubeljaar blies op de tiende dag van de zevende maand dat de tiende dag was van het vijftigste jaar van de kalendercyclus.

Er bestaat geen verbod om het land te leasen. Een familie kon jaren, zelfs decennia, naar het buitenland vertrekken en het land in bruikleen geven. De WAARDE van het land is echter vooraf gewaardeerd op basis van zijn GERSTPRODUCTIE en niet op zijn speculatieve waarde. Een homer gerst werd dan gewaardeerd op vijftig sikkel zilver

We moeten niet te krampachtig vasthouden aan deze verhouding in de huidige wereld. Door nieuwe methoden van landbouw en grondstoffendelging zal deze norm verouderd zijn. Het belangrijkste is dat een principe de gedachten van God onthuld. De waarde van één dollar werd vroeger gebaseerd op één ounce zilver. In diezelfde tijd werd de huid van een hert (een “buckskin”) op de Ohio Rivier gewaardeerd op één dollar. Vandaar dat een dollar een “buck” werd genoemd. En hoewel er niet in termen van gerst werd gewaardeerd is dit wel hetzelfde principe en kon een ieder “hertenhuiden” (bucks) wisselen als zijnde een zilveren muntstuk van één ounce.

Het effect van de invoering van een dergelijke norm zou enorm zijn op de wereldwijde economie.

Toen God de prijs van “een homer gerst fixeerde op 50 sikkel zilver”, werd er zowel een zilver als een gerstnorm vastgesteld, hetgeen beide van het land werd afgeleid. De zilver-gerstnorn werd namelijk gebaseerd op de productie van het land, niet op het land zelf. Land is eigendom van God en de goddelijke wet maakt dat Gods geschapen land onschatbaar is. Het kan alleen worden gewaardeerd naar zijn productiecapaciteit. Vandaar dat de Bijbelse economie niet op een landnorm gebouwd is, noch op een goudnorm.

Het is daarentegen gebouwd op gerst en zilver. Gerst is een product als gevolg van het bebouwen van de aarde. Zilver is een product als gevolg van ontginning van de aarde. Deze twee zaken vertegenwoordigen alle productie van het land, waardoor zij de zilver-gerstnorm vormen. We moeten echter niet vergeten dat de ware economie in de Schrift is gebaseerd op ALLE productie en niet gelimiteerd is tot gerst en zilver. Alles dat waarde vertegenwoordigd is geld en rijkdom. Dit vermogen kan alleen worden gerepresenteerd door een valuta.

Het feit dat 50 zilverlingen een equivalent van een homer gerst is, betekent dat er een relatie werd gelegd tussen een hoeveelheid arbeid voor het winnen van zilver in relatie tot de hoeveelheid arbeid voor de productie van een homer gerst. Het veronderstelt meteen een niet–inflatoire economie.

Het netto effect van Gods claim dat Hij eigenaar is van alles wat Hij gemaakt heeft is dat men niet kan speculeren over iets dat je niet bezit. Meer dan enig andere factor vestigt dit een stabiele economie die wordt gebaseerd op productie en arbeid. Een economie mag niet gebaseerd zijn op lucht en speculatieve waarden die leiden tot een inflatie en deflatiecycli.

Er is nog een verband tussen gerst en zilver die naar voren komt in de Hebreeuwse kalender. Exodus 23:15 zegt,

15 Het Feest van de ongezuurde broden moet u in acht nemen. Zeven dagen lang moet u ongezuurde broden eten, zoals Ik u geboden heb, op de vastgestelde tijd in de maand Abib, want in die maand bent u uit Egypte vertrokken. Maar men mag niet met lege handen voor Mijn aangezicht verschijnen.

Abib was de eerste maand van de Hebreeuwse kalender nadat God deze opnieuw instelde in Exodus 12:2. De eerste maand was Tishri (September), maar onder Mozes werd Tishri de zevende maand.

Abib betekent letterlijk “groene aren”. Dit is een verwijzing naar gerst. Exodus 9:31 zegt ons dat gedurende de plaag van de hagel “de gerst al in de aar (abib) stond”. De Hebreeuwse kalender volgt de maandcycli, vandaar dat ons woord “maand” ook van de maan afkomstig is. Een jaar was twaalf maancycli. Een maancyclus is echter 29,5 dagen lang, zodat een maanjaar 354 dagen betreft. Hierdoor komen we binnen een zonnejaar ook 11 dagen tekort.

En als Pascha daarom aan het einde van elke twaalf maanden gevierd zou worden, zou haar viering elk jaar elf dagen teruggaan. Al snel zou Pascha in de winter gevierd worden. Het probleem was echter dat Pascha niet gevierd kon worden zonder een schoof rijpe gerst om dit te bewegen voor de HEERE op de eerste zondag na Pascha (Lev. 23:11).

Om dit probleem te ondervangen en om Pascha seizoensgebonden te houden, voegden zij elke twee of drie jaar periodiek een overspringmaand toe. Daarom bestond een Hebreeuws jaar vaak uit 13 maanden. Aan het einde van elk manejaar (12 manen, oftewel twaalf maanden) moesten zij beslissen of zij het afgelopen jaar wel of geen overspringmaand moesten toevoegen. Hun beslissing was gebaseerd op het rijpen van de gerst. Als de gerst was uitgelopen, dan was het gekwalificeerd om op de eerste zondag na Pascha voor de HEERE bewogen te worden. Als de nieuwe maan te vroeg zou komen om de rijpe gerst te zien, voegden zij aan het voorafgaande jaar een overspringmaand toe, waardoor Pascha een extra maand kon worden uitgesteld. Hierdoor kon de gerst de tijd nemen om te rijpen.

Het punt is dat gerst de kalendernorm beïnvloedde. Men kan het ook de gerstnormtijd noemen. Als gerst zo belangrijk was dat het de Hebreeuwse kalender beïnvloedde, is het ook niet moeilijk om te zien hoe gerst een monetaire norm was. Gerst was het belangrijkste voedsel van de gewone mens en dat van ezels.

De profetische betekenis van gerst heb ik behandeld in mijn boek “The Barley Overcomers”. Daarin heb ik aangetoond dat gerst verwijst naar de overwinnaars die zullen opstaan bij de eerste opstanding (de “oogst” van het land). Het Engelse woordje gerst (“barley”) is afgeleidt van bar, het Hebreeuwse woord voor een Zoon, want het duidt op Zoonschap.

Het verband tussen gerst en zilver kan eveneens gezien worden in de kalender, want in de oudheid was het zweet van de zon goud en de tranen van de maan zilver. Vanwege dit gegeven was het passend dat de Hebreeuws-Bijbels economische, justitiële- en maansberekeningen draaiden om zowel zilver als gerst.