God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 7: Het geschil

Tot nu toe hebben ons alleen maar gericht op de slechte vijgen die in Jeremia 24 aangehaald worden. Het is tijd om naar de andere boom van Juda te gaan kijken. Dit is van groot belang om de relatie van de kerk tussen Juda en Israël te begrijpen. Zo zijn er mensen die menen dat een “heidense” kerk Israël heeft vervangen, anderen zijn van mening dat de christenen zich bij de slechte vijgen moet voegen om Bijbelprofetie te vervullen. Beide opvattingen zijn echter niet waar.

De klassieke “vervangingstheologie” zoals deze traditioneel door de Rooms Katholieke Kerk en enkele Protestante denominaties wordt onderwezen komt niet overeen met de Bijbel. Maar ook de opvatting van degenen die hier tegenin gaan en voor een Messiaans judaïsme pleiten klopt niet. In dit hoofdstuk zullen we aantonen dat de goede vijgen van Juda – met name de Judeeërs die Jezus volgden – de stam van de “boom” van het Nieuwtestamentische christendom vormden. Deze vijgenboom die goede vruchten voort brengt en die haar Koning van Juda volgt, behield het recht om bij haar stamnaam Juda genoemd te worden. Zij zijn als het ware de “ware Joden”.

In hoofdstuk vijf zagen we dat God het volk van Juda als een vijgenboom in Jer. 24 zag. Ook zagen we dat het volk in wezen in twee groepen was verdeeld – zij wiens vruchten zeer goed waren en zij wiens vruchten zeer slecht waren. Dit geldt eigenlijk voor elk volk, want nergens ter wereld bestaat een volk dat alleen maar uit rechtvaardige of juist onrechtvaardige mensen bestaat. Maar in het geval van Juda was het een zaak van goddelijke scheiding tussen twee verschillende vijgenbomen, want God had de bedoeling om verschillend met hen om te gaan. Hij had de intentie om het heersersmandaat van Juda aan hen te geven die de goede vruchten voortbrachten en tegelijkertijd had Hij de intentie om degenen die slechte vruchten voortbrachten te onterven.

Jezus Zelf bracht goede vruchten voort. Zoals dit door de genealogieën van Mattheüs 1 en Lukas 3 wordt bewezen, werd Hij uit een Judese moeder geboren. Maar als Koning van de Joden was Hij meer dan slechts een vijgentak die goede vruchten voortbracht. Hij was namelijk de boom zelf. Hij was de stam van de boom waaraan verschillende takken werden geënt die meer goede vruchten voortbrachten. Jezus zinspeelt hierop als Hij een iets ander voorbeeld van de wijnstok en de takken gebruikt. Johannes 15:1-6 zegt,

1 Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Wijngaardenier. 2 Elke rank die in Mij geen vrucht draagt, neemt Hij weg; en elke rank die vrucht draagt, reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt… 5 Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.

6 Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en verdort, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand.

Hieruit blijkt duidelijk dat slechts degenen die in Christus blijven de vruchten voortbrengen waarnaar God verlangt. Als iemand claimt in Christus te zijn, maar deze vruchten niet voortbrengt, dan wordt hij afgesneden. En “als iemand niet in Mij blijft”, zegt Jezus, “wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en verdort.” Hij had ongetwijfeld die Judeeërs in gedachte die Hem als Messias verwierpen. Slechts enkele dagen hiervoor had Jezus de vijgenboom vervloekt en hadden de discipelen zich erover verwonderd dat de boom de volgende ochtend verdort was. Hij zei dus dat de mensen die geen vruchten voortbrachten – of zoals Jesaja dit zegt, zij die alleen slechte vruchten voortbrengen die niet gegeten kunnen worden – afgesneden zouden worden.

Dit is exact wat er gebeurt is. Juda scheidde zich in twee facties of twee “bomen”. Zij die Jezus als Messias aannamen werden de takken van de goede vijgenboom. Zij waren de erfgenamen van het heersersmandaat dat aan Juda gegeven was. Van hen zei Jezus dat Hij hen zou reinigen (d.i. snoeien) zodat zij zelfs nog meer vruchten zouden voortbrengen.

Zij die weigerden om Jezus als Messias aan te nemen werden afgesneden en waren niet langer erfgenamen van het heersersmandaat. Jezus zei heel duidelijk dat er geen mogelijkheid bestond om vruchten voort te brengen zonder in Christus geënt te zijn.

VERVANGINGSTHEOLOGIE

Een “heidense kerk” heeft de een “Joodse kerk” NIET vervangen. De slechte vijgen werden simpelweg afgesneden en de goede vijgen die Jezus, de Koning van Juda, volgden bleven over om de banier van de Judese kerk te dragen. Er was dus geen sprake van vervanging zoals de klassieke Romeinse Katholieke theologie in het verleden heeft geleerd. De beloften aan Abraham zijn nooit van een volk op een ander volk overgegaan. De beloften zijn simpelweg gebleven bij de ongebroken lijn van de goede vijgenboom van Juda.

Vervangingstheologie leert dat de vijgenboom ontwortelt is en voor een appelboom is ingewisseld. Dit is niet het geval. De waarheid is dat er twee vijgenbomen waren, een goede en een slechte. Beide waren van Juda. De slechte vijgenboom is ontwortelt en de goede vijgenboom bleef bestaan om het Koninkrijk van God op aarde uit te dragen. De goede vijgenboom heeft nooit iets vervangen omdat het er altijd al geweest was.

Zo is het ook geen “Joodse” kerk, ten minste niet op de manier zoals mensen dit bedoelen als ze dit zeggen. Het is weldegelijk een Judese vijgenboom; maar zij die zeggen dat dit een “Joodse” kerk is, zeggen gewoonlijk ook dat christenen zich met de Joden die van Christus werden afgesneden moeten verenigen. Met andere woorden, zij proberen de goede vijgenboom met de slechte vijgenboom te herenigen. Bijna altijd blijkt deze beweging te onderwijzen dat de slechte vijgenboom nog steeds Gods verkozen volk is.

Het probleem met deze opvatting zit hem in het feit dat het een beweging is om de takken van de goede vijgen in de slechte vijgenboom te enten, in plaats van andersom. Deze leer zou uiteindelijk alle christenen tot het judaïsme brengen, in plaats van de Joden tot Christus. Het feit is echter dat de slechte vijgenboom NOOIT vrucht zal dragen, want dit was de aard van Jezus’ vloek (Mat. 21:19). De enige oplossing is dat de individuele takken van de dode boom worden afgesneden en in de enige Boom – Jezus Christus, de stam van de goede vijgenboom – worden geënt die hen het leven kan geven. Zolang de bekering tot Christus een Jood niet aanstaat is hij geen deelgenoot van het heersersmandaat van Juda, noch behoort hij vanuit Gods optiek tot die stam (zoals we spoedig vanuit de Schrift zullen aantonen).

DE GOEDE VIJGENBOOM WAS “DE KERK”

De goede vijgenboom probeerde voor een tijd in het oude land te blijven, maar geschillen dwongen de meeste van hen om voor hun leven te vluchten en in andere delen van het Romeinse Rijk hun toevlucht te zoeken. Het boek Handelingen verhaalt over deze vervolging. Toch groeide de vijgenboom behoorlijk snel. Op de Pinksterdag werden er 3000 bekeerd (Hand. 2:41). Hand. 2:47 zegt,

47 En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente toe.

Opnieuw lezen we in Hand. 4:4,

4 En velen van hen die het Woord gehoord hadden, geloofden, en het aantal mannen werd ongeveer vijfduizend.

Wederom lezen we in Hand. 5:14,

14 En er werden er steeds meer toegevoegd die in de Heere geloofden, menigten van zowel mannen als vrouwen.

Hand. 6:7 zegt verder,

7 En het Woord van God verbreidde zich en het aantal discipelen in Jeruzalem nam sterk toe; en een grote menigte priesters werd aan het geloof gehoorzaam.

Telkens wanneer andere Judeeërs werden bekeerd, nam de vijgenboom in kracht en grootte toe. De discipelen hadden veel succes, ondanks dat zij niet aarzelden om de verantwoordelijkheid voor de kruisiging van Jezus op hun eigen volk te leggen. De apostelen waren niet van mening dat zij over dit onderwerp zachtzinnig moesten spreken. Stoutmoedig bleven zij verkondigden en grote menigten bekeerden zich en volgden Jezus Christus.

Deze grote menigten van Judeeërs waren “natuurlijke takken” van de vijgenboom. Toch werden zij van de Koninkrijksboom, wiens stam Jezus Christus was, afgesneden, tot het moment dat zij zich bekeerden en hun geloof in Jezus als de Messias beleden. De goede vijgenboom bleef groeien en al gauw werd de oppositie in de tempel zo onrustig dat zij de kerk ernstig begon te vervolgen.

Jazeker, deze goede vijgenboom was DE KERK.

Zij was de erfgenaam van het heersersmandaat dat aan Juda was gegeven. Het was, zoals dit vaak wordt onderwezen, geen “heidense kerk”. Het was en zal altijd een Judese kerk blijven.

De goede vijgen van Juda werden spoedig door vervolging in alle delen van het Romeinse Rijk en daar voorbij verspreid. Waar zij ook heengingen verkondigden zij aan een ieder die maar horen wilde het goede nieuws. Alle volken voedden zij met de goede vruchten van de boom en zij zorgden voor veel bekeerlingen onder niet-Judeeërs. Deze nieuwe bekeerlingen tot Christus werden als takken in die vijgenboom van Juda “geënt”. Binnen een eeuw begon de kerk (vijgenboom) vanuit alle volken, die allen het leven van Jezus Christus verkregen, vele soorten vruchten voort te brengen. In feite waren de vijgen door alle appels, peren en abrikozen van de geënte takken van de andere volken al snel in de minderheid.

Maar ondanks de grote variëteit van takken en vruchten die de boom voortbracht had de boom nog steeds een Judese stam. Het was nooit een “heidense kerk”, noch verving een “heidense kerk” Juda. Juda scheidde zich simpelweg in goede en slechte bomen, maar de goede boom van Juda was erfgenaam van het heersersmandaat – waarna deze goede Juda boom zich openstelde voor alle takken van andere volken in de wereld.

God plantte GEEN nieuwe boom en noemde het de “heidense kerk”. In plaats daarvan nam God Zijn vijgenboom en entte Hij hierin takken van appelbomen, perenbomen, etc. Deze nieuwe takken brachten als onderdeel van de vijgenboom andere soorten vruchten voort. Wanneer mensen van andere rassen zich in deze vijgenboom enten veranderd hun ras of hun genen niet. Zij brengen simpelweg andere soorten vruchten voort. God houdt van verscheidenheid. En zoals we kunnen lezen in Op. 22:2 zal deze boom aan het einde twaalf soorten vruchten voortbrengen,

2en de andere zijde van de rivier bevond zich de Boom des levens, die twaalf vruchten voortbrengt – van maand tot maand geeft Hij Zijn vrucht. En de bladeren van de boom zijn tot genezing van de heidenvolken.

De Boom des levens is Jezus Christus en deze bestaat uit vele takken – zij die in Christus, of een onderdeel van het lichaam van Christus zijn.

Zij die Jezus verwierpen zijn gezamenlijk de corrupte vijgenboom die slechts vijgen kon voortbrengen die zo slecht waren dat zij niet gegeten konden worden. Die corrupte vijgenboom verloor zijn juridische status als stam van Juda toen zij de Messias verwierpen en Zijn troon toe-eigenden, evenals Absalom de troon van zijn vader toe-eigende. Toch heeft de afgelopen 2000 jaar een gestage stroom van Joden zich tot Jezus Christus bekeerd en zijn ze Hem gaan volgen. Zij zijn opnieuw in de goede vijgenboom geënt en zijn samen met de andere gelovigen verenigd als erfgenamen met Christus in het heersersmandaat.

Het is echter NIET het geval dat christelijke Joden een speciale status voor God hebben die hen verheft om over anderen te heersen. Vijgen zijn niet beter dan appels en ook zijn appels niet beter dan vijgen; zij verschillen slechts in smaak.

Maar om dit te begrijpen moeten we naar de goddelijke wet kijken om na te gaan wat er nu werkelijk gebeurd is.

DE WET VAN HET SNOEIEN VAN BOMEN

Deuteronomium 29 zegt ons dat er bepaalde omstandigheden waren waardoor individuen en zelfs hele stammen van Israël afgesneden of van de Koninkrijksboom gesnoeid konden worden. Deut. 29:18-21 zegt,

18 Laat onder u geen man of vrouw, gezin of stam zijn die zijn hart heden van de HEERE, onze God, afkeert, om de goden van deze volken te gaan dienen. Laat onder u geen wortel zijn die gal en alsem voortbrengt. 19 En het zal gebeuren, als hij bij het horen van de woorden van deze vervloeking zichzelf in zijn hart zegent door te zeggen: Ik zal vrede hebben, ook wanneer ik mijn verharde hart volg; de overvloed zal de dorst wegnemen, 20 dat de HEERE hem niet zal willen vergeven; dan zal de toorn van de HEERE en Zijn na-ijver tegen die man ontbranden, en alle vervloekingen die in dit boek geschreven zijn, zullen op hem rusten. De HEERE zal zijn naam van onder de hemel uitwissen. 21 De HEERE zal hem voor dit kwaad afzonderen van al de stammen van Israël, overeenkomstig alle vervloekingen van het verbond dat beschreven is in het boek met deze wet.

De opvatting dat God een van de stammen van Israël zou uitdelgen is niet nieuw. Er zijn vele Bijbelleraren geweest die hebben gesuggereerd dat dit de reden is waarom de stam van Dan niet in de verzegelde lijst van Openbaringen 7 wordt aangehaald. Hoewel ik niet geloof dat dit de reden was van het weglaten van Dan, toont deze opvatting wel aan dat Bijbelleraren de mogelijkheid erkennen dat een stam of een groot gedeelte van een stam van het Koninkrijk afgesneden kan worden.

Wij zullen in feite aantonen dat de vijgenboom die de slechte vijgen voortbracht op deze manier en met bovenstaande reden is afgesneden. De andere vijgenboom die goede vijgen voortbracht was het gedeelte van Juda die Jezus als de Messias aannam en Zijn houding en onderwerping aan het Romeinse juk, zoals God dit voor Juda had ingesteld, overnam. De reden die in Deut. 29:19 gegeven wordt is: “Hij… zichzelf in zijn hart zegent door te zeggen: Ik zal vrede hebben, ook wanneer ik mijn verharde hart volg.” Met andere woorden, een dergelijk persoon (of gezin of stam) zal denken met God verzoend te zijn (vrede te hebben), zelfs als hun hart opstandig en koppig blijkt te zijn en te blijven.

Dit is een zeer nauwkeurige beschrijving van de slechte vijgenboom voor zowel in de tijd van Jeremia als van Jezus. Zij dachten dat zij door middel van hun ijver van hun tradities, en het getrouw doen van allerlei rituelen in de tempel, de wil van God deden. Zij waren van mening dat de opstandigheid tegen Rome een geloofsdaad jegens God was. Zij begrepen de wetten van gevangenschap of de wetten van tegenspoed niet. Jezus begreep deze wel en daarom leek Hij meer op een vriend van de Romeinen en vocht Hij nooit hun autoriteit of recht onder God om over Judea te heersen aan.

DE OFFERWETTEN

De priesters waren het meest trots op hun kennis van de offerwetten. Zij kenden elk detail wat betreft het offeren van schapen en ossen, zij kenden echter niet de Auteur van de offerwetten. Daarom overtraden zij bij dat laatste offer van het Lam van God deze wet op de ergst mogelijke manier. Lev. 17:3-5 zegt:

3 Iedereen uit het huis van Israël die een rund, een lam of een geit in het kamp slacht of die juist buiten het kamp slacht, 4 en het dier niet bij de ingang van de tent van ontmoeting brengt om het de HEERE als offergave aan te bieden vóór de tabernakel van de HEERE – die man moet het bloed aangerekend worden; hij heeft bloed vergoten. Daarom moet die man uit het midden van zijn volk uitgeroeid worden, 5 opdat de Israëlieten hun OFFERS, die zij nu nog in het open veld brengen, naar de HEERE brengen, naar de ingang van de tent van ontmoeting, naar de priester, en ze als dankoffers aan de HEERE offeren.

Jezus was het Paaslam van God dat voor de zonde van de wereld werd geofferd. Om de wet van de rode koe (Num. 19:3) te vervullen werd Hij “buiten het kamp” gekruisigd (Lev. 17:3; Heb. 13:13). De priesters namen Jezus mee naar de top (schedel, hoofd) van de Olijfberg, waar ook David zijn offers bracht (2 Sam. 15:30-32). Zij kruisigden Hem zelfs op de juiste dag, namelijk Pascha, en Hij stierf exact op het juiste uur van de dag – het negende uur – zoals de wet dit eiste (Ex. 12:6). Tot zover deden de priesters exact wat de wet hen opdroeg te doen.

Maar de priesters faalden om het bloed van dat Offer op de wettelijk voorgeschreven plaats te strijken. Omdat Jezus het Paaslam was, faalden zij om Zijn bloed op hun bovendorpel (voorhoofd) en deurposten (oren) van hun “huis” te strijken. Daarom zag God het bloed niet en ging Hij hen “voorbij” (Ex. 12:13).  Zij werden niet door het bloed van het Lam gerechtvaardigd.

Ten tweede sprenkelden zij Zijn bloed niet op het altaar van hun hart, want zij hadden geen geloof in Zijn bloed. Voor deze mensen is de wet uit Lev. 17:4 van toepassing: “hij heeft bloed vergoten. Daarom moet die man uit het midden van zijn volk uitgeroeid worden.” Met andere woorden, die man zal van de vijgenboom van Juda gesnoeid worden omdat hij zijn juridische status als lid van de stam heeft verbeurd. Lev. 17:6 zegt,

6 De priester moet dan het bloed op het altaar van de HEERE bij de ingang van de tent van ontmoeting sprenkelen en het vet in rook laten opgaan als een aangename geur voor de HEERE.

Net zoals ons lichaam een tempel van God is, zo is ons hart eveneens een altaar van de HEERE. En daarom legt Heb. 10:22 dit met de volgende woorden uit,

22 laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd [schoon gesprenkeld) is van een slecht geweten en ons lichaam gewassen is met rein water.

Het was binnen het plan van God noodzakelijk dat Jezus Christus gekruisigd zou worden en dat Hij als een Offer voor eens en altijd voor de zonde zou sterven. Maar zowel het volk als de priesters moesten echter iets met het bloed van elk offer doen. In het geval van Jezus moesten zij Zijn bloed voor hun rechtvaardiging op figuurlijke wijze op het altaar van hun hart sprenkelen. Dit deden zij niet, met uitzondering van de priesters die Hem als Messias aannamen en Hem begonnen te zien als hét Offer voor de zonde. Zij die Hem aannamen bleven aan de Koninkrijksvijgenboom, die goede vruchten voor God voortbracht, zitten.

WIE IS EEN “JOOD”?

De kerk en Juda zijn dezelfde entiteit. De kerk is het “geroepen” lichaam uit het volk, geroepen uit de slechte vijgenboom van het judaïsme om in de goede vijgenboom van Jezus Christus geënt te worden. Hoewel er niet-Judeeërs bestaan die in die Juda kerk geënt zijn, is de kerk zelf de juridische stam van Juda. De apostel Paulus is in Rom. 2:28, 29 hier heel duidelijk in,

28 Want niet híj is Jood die het in het openbaar is, en niet dát is besnijdenis die in het openbaar in het vlees plaatsvindt, 29 maar híj is Jood die het in het verborgene is, en dát is besnijdenis, die van het hart is, naar de geest, niet naar de letter. Zijn lof is niet uit mensen maar uit God.

Dit is Paulus’ definitie van een Jood en hij benadrukt dit zowel positief als negatief. Hij zegt ons dat er twee groepen mensen zijn die beide claimen Jood (Judeeër) te zijn. De slechte vijgen zijn de “gemanifesteerde, ofwel uiterlijke” Joden, want zij worden door de mens als Joden bestempeld.

De goede vijgen waren de ware Joden, hoewel hun identiteit verborgen was, zij stonden namelijk als zodanig niet bij het grote publiek bekend. De uiterlijke Joden waren degenen die in die tijd het judaïsme volgden. De verborgen Joden waren degenen wiens hart met God overeenstemde. De uiterlijke Joden legden een claim op hun stamstatus en verbondstatus met God op grond van fysieke besnijdenis. De verborgen Joden legden een claim op hun stamstatus en verbondstatus met God op grond van hun hartbesnijdenis.

Met andere woorden, alleen omdat ongelovige Joden in staat waren om de naam Juda (in haar verkorte vorm “Jood”) te verkrijgen, betekende dit niet dat zij in wezen echte Joden waren. Vanuit de opvatting van de christenen (inclusief Paulus) waren de ongelovigen Joden van hun volk afgesneden en bezaten zij niet langer het recht om zichzelf voor God Joden te noemen. Alleen die Judeeërs die de Middelaar van het Nieuwe Verbond, de Koning van Juda, de Bewaarder van de stamnaam, aannamen waren in staat om in juridisch opzicht zichzelf Judeeërs (d.w.z. Joden) te noemen.

Het “stamschap” behoorde bij de leider (prins) van een stam. Als een lid van een stam besloot om naar een ander deel van de wereld te gaan en daar zijn eigen stam of volk te vestigen, kon hij niet claimen een juridisch vertegenwoordiger van de stam waaruit hij kwam te zijn. En was op gelijke wijze een man uit bijvoorbeeld de stam van Juda van zijn volk afgesneden, of verbannen vanwege een ernstige overtreding van de wet, dan kon hij niet claimen een juridisch vertegenwoordiger van de stam van Juda te zijn.

Zo was Jezus de Koning van Juda, dit niet alleen krachtens zijn afstamming, maar ook krachtens Zijn daden. Daarom ging de stamnaam over op Jezus en zij die Hem volgden. De stamnaam bleef niet bij degenen die tegen Hem in opstand kwamen en Hem doodden om zo Zijn erfdeel in bezit te nemen. De overgrote meerderheid van het volk, geleidt door de hogepriesters, die tegen hem in opstand kwamen verloren dus binnen de stam van Juda hun status. Maar omdat zij Zijn troon hadden toegeëigend waren zij in staat om de wereld te overtuigen dat zij nog steeds de “ware Joden” waren. Daarom wordt de naam “Jood” nog steeds – in de ogen van de mens – toegepast op de slechte vijgenboom, die de Koning van Juda verwierp en de troon en de naam van Juda toe-eigende.

Aan het einde van de eerste eeuw zei Johannes in Openbaringen 2:9,

9 Ik ken uw werken, verdrukking en armoede – u bent echter rijk – en Ik ken de lastering van hen die zeggen dat zij Joden zijn, maar het niet zijn; zij zijn namelijk een synagoge van de satan.

Deze gedachtegang herhaald hij in Op. 3:9, zeggende,

9 Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge van de satan, van hen die zeggen dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar liegen. Zie, Ik zal maken dat zij komen en aan uw voeten aanbidden en erkennen dat Ik u liefheb.

Het is vreemd dat in de afgelopen decennia Messiaans judaïsme deze gedachte promoot, namelijk de gedachte dat de ware Joden (volgelingen van Jezus, de Koning van Juda) in de dode vijgenboom die God circa 2000 jaar geleden vanwege wetteloosheid heeft afgesneden geënt moeten worden. De basale fout van Messiaans judaïsme is dat zij de goede vijgen door de slechte vijgen wil vervangen. Dit is hun vorm van vervangingstheologie. Zij noemen de slechte vijgen “Gods verkoren volk”, waarna zij vervolgens proberen om zich te identificeren met hun religieuze praktijken als tactische zet om ervoor te zorgen dat sommigen van hen zich tot Jezus zullen keren.

Dit komt overeen met het meedrinken met dronkaards om ervoor te zorgen dat ze zullen stoppen met drinken.

De apostelen zouden zich in hun graf omdraaien. Nooit hebben zij geprobeerd om ervoor te zorgen dat de christenen terug zouden keren naar hun oude vorm van judaïsme. De apostel Paulus schreef in feite hele evangeliën om een dergelijke gedachte te weerleggen. Binnen de religie van het judaïsme is geen leven, want het heeft Degene die het Leven is verworpen – en nog steeds verwerpt zij Hem. Men kan niemand dwingen om gekerstend te worden door zich naar het judaïsme te bekeren. Het is een misvatting van de eerste orde dat het judaïsme weer tot leven gewekt zal worden wanneer christenen haar takken heen en weer schudden.

Het boek Hebreeën is geschreven om aan te tonen dat wij als christenen iets beters bezitten dan wat het judaïsme te bieden heeft. Wij hebben een beter verbond, een beter priesterschap, een betere tempel en betere offers. Het terugkeren naar de oude rabbijnse tradities van het judaïsme, waarmee zij de wet van God te niet doen, is een afvalligheid waar geen excuus voor bestaat.

Zoals we al hebben aangetoond is de heerlijkheid van God als eerste uit Silo en later uit Jeruzalem getrokken. Op de Pinksterdag in Handelingen 2 ging de heerlijkheid van God op een nieuwe tempel in het Nieuwe Jeruzalem rusten. Het maakt niet uit of de Joodse zionisten er nu wel of niet in slagen om een derde tempel in Jeruzalem te bouwen, de heerlijkheid van God heeft daar ooit gerust – en is daar weggetrokken. Op die plaats staat Ikabod al geschreven. Hij heeft het al verlaten, zoals Hij ook Silo verlaten heeft (Jer. 7:14). Verder is de heerlijkheid van God naar een betere tempel gegaan, een tempel gemaakt van levende stenen, gefundeerd op de apostelen en profeten (Ef. 2:20).

Hij is NIET van plan om weer in bouwwerken van hout en steen te verhuizen, ongeacht hoe geweldig hun architectuur ook mag zijn.

DE VROEGE KERK

De leiders in de tempel begonnen de christenen al snel na hun kruisiging van Jezus te vervolgen. In Handelingen 4:1-3 lezen we van het begin van de vervolging, nadat Petrus en Johannes een verlamde man bij de poort van diezelfde tempel hadden genezen. Wij lezen daar,

1 En terwijl zij tot het volk spraken, kwamen de priesters, de bevelhebber van de tempelwacht en de Sadduceeën op hen af, 2 geërgerd, omdat zij het volk onderwezen en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigden. 3 En zij sloegen de handen aan hen en zetten hen gevangen tot de volgende dag, want het was al avond.

De volgende dag gaf Petrus zijn getuigenis tot de hogepriester dat de man door de kracht van de verrezen Christus was genezen. Zijn getuigenis is het fundament van een christelijke getuigenis voor alle Joden tot op heden. In Hand. 4:8-12 lezen we,

8 Toen zei Petrus, vervuld met de Heilige Geest, tegen hen: Leiders van het volk en oudsten van Israël! 9 Wanneer wij vandaag ondervraagd worden over de weldaad aan een zieke man bewezen, waardoor hij gezond geworden is, 10 laat het dan bij u allen en bij heel het volk Israël bekend zijn dat door de Naam van Jezus Christus, de Nazarener, Die u gekruisigd hebt maar Die God uit de doden opgewekt heeft, dat door Hem deze man hier gezond voor u staat. 11 Deze Jezus is de steen die door u, de bouwers, veracht werd, maar Die de hoeksteen geworden is. 12 En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.

Tot voor kort trok niemand de woorden van Petrus in twijfel. Maar enige tijd geleden begonnen verscheidene christelijke leiders ten behoeve van een betere relatie met het judaïsme de Romeinen voor de kruisiging te beschuldigen, waarbij zij de Schrift negeerden, want daarin staat dat de priesters naar de ordening van Levi als enigen in staat waren om God een welgevallig offer te brengen. Nog korter geleden begonnen verscheidene christelijke leiders vervolgens te menen dat de Joden in wezen zonder het geloof in Jezus Christus gered konden worden. Ikzelf zag deze opvatting voor het eerst in de column “My Answer” van Billy Graham in 1960, hoewel ik eraan twijfel of dit wel door Graham zelf geschreven is. Het week teveel van zijn persoon af om het zelf geschreven te hebben.

Het artikel vermeldt dat de heidenen door het geloof in Christus gered worden, terwijl de Joden door de wet gered worden. Maar als dit het geval zou zijn, dan zou geen enkele Jood gered kunnen worden, want er is niemand rechtvaardig, ook niet één (Rom. 3:10). Geen enkele Jood is in zijn leven voor de wet volmaakt geweest, tenzij hij misschien zeer vroeg is overleden. Ikzelf zou de redding voor een Jood nooit zo onmogelijk poneren. Als wij het boek Handelingen lezen zien wij overal dat de Joden door het geloof in Jezus Christus gered werden. Ik zou de zogenaamde Bijbelleraren willen vragen op welke datum deze eis voor redding is veranderd.

Laat mij voor de goede orde verklaren dat ik geloof dat wat Petrus zei nog steeds klopt: “Er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.“

De reactie van de Joodse leiders op de verklaring van Petrus vestigde een patroon voor het judaïsme dat tot op de dag van vandaag gevolgd wordt. Deze reactie kunnen we lezen in Hand. 4:14-18,

14 En omdat zij de man die genezen was, bij hen zagen staan, konden zij er niets tegen inbrengen. 15 En nadat zij hun bevolen hadden de Raad te verlaten, overlegden zij met elkaar, 16 en zeiden: Wat zullen wij met deze mensen doen? Want dat er een alom bekend teken door hen is verricht, is duidelijk voor allen die in Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet ontkennen. 17 Maar laten wij, opdat het niet nog verder onder het volk bekend raakt, hun met de grootste dreiging gebieden dat zij tot geen enkel mens meer in die Naam mogen spreken. 18 En na hen geroepen te hebben, gaven zij hun het bevel helemaal niet meer te spreken of te onderwijzen in de Naam van Jezus.

Met andere woorden, zij waren zich zeer bewust van het wonder van genezing dat voor de tempel had plaatsgevonden. Dit kon niet ontkend worden. Maar zij wilden niet geloven dat Jezus de Messias was, waarna zij hun toevlucht zochten in schadebeperking. Deze zelfde leiders waren zich er ook van bewust dat Jezus Christus uit de dood was opgestaan – maar zij wilden Hem hoe dan ook niet volgen. Zij gaven de voorkeur aan een leugen. Mat. 28:11-15 zegt,

11 Terwijl zij onderweg waren, zie, enigen van de wacht kwamen in de stad en berichtten de overpriesters alles wat er gebeurd was. 12 En zij kwamen bijeen met de oudsten, en zij kwamen gezamenlijk tot het besluit om de soldaten veel geld te geven, 13 en zij zeiden: Zeg: Zijn discipelen zijn 's nachts gekomen en hebben Hem gestolen, terwijl wij sliepen. 14 En als de stadhouder hiervan hoort, zullen wij hem overtuigen en maken dat u zonder zorgen bent. 15 Toen zij het geld in ontvangst genomen hadden, deden zij zoals hun was voorgehouden. En dit woord is verbreid onder de Joden tot op de huidige dag.

Het is daarom geen verrassing dat de leiders van het volk Jezus Christus bleven verwerpen, zelfs nadat een lamme man nota bene in de poort van de tempel door Zijn kracht was genezen. Hun reactie op deze goede daad was het bevel tot de discipelen om niet meer in de naam van Jezus te onderwijzen. De discipelen weigerden zich te onderwerpen aan dit bevel en genazen nog veel meer zieken (Hand. 5:15, 16). Hierna smeed de hogepriester hen vervuld van jaloezie in de gevangenis (Hand. 5:18). Maar de engelen bevrijdden hen, waarna de apostelen stoutmoedig het verkondigen voortzetten.

Ze begonnen pas echt zenuwachtig te worden toen ze erachter kwamen dat zij de apostelen zelfs niet binnen de gevangenismuren konden houden, want de engelen zouden hen toch bevrijden. Ik bedoel, wie was God om tegen hun juridische beslissingen in te gaan? Daarom arresteerden zij de apostelen nogmaals. Maar zonder poespas legde Petrus hen het probleem uit en de oplossing voor dat probleem. In Hand. 5:30-32 staat,

30 De God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt, Die u omgebracht hebt door Hem aan een kruishout te hangen. 31 Deze Jezus heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël bekering te geven en vergeving van zonden. 32 En wij zijn Zijn getuigen van deze dingen, en ook de Heilige Geest, Die God gegeven heeft aan hen die Hem gehoorzaam zijn.

Dit maakte hen pas echt woest en zij zouden hen hebben vermoord als Gamaliël hier geen stokje voor gestoken had. Toch zegt Hand. 5:40,

40 En zij lieten zich door hem overtuigen; en toen zij de apostelen bij zich geroepen hadden, geselden zij hen en geboden hun dat zij niet zouden spreken in de Naam van Jezus, en zij lieten hen gaan.

In Handelingen 6 en 7 werd het geschil door de steniging van Stefanus woeliger. Dit markeerde de dag van de formele uitbraak van vervolging van de christengemeenschap van goede vijgen. In Hand. 8:1-5 lezen we,

1 En Saulus stemde in met zijn [Stefanus] dood. En er ontstond op die dag een grote vervolging tegen de gemeente die in Jeruzalem was; en zij werden allen verspreid over de landstreken van Judea en Samaria, behalve de apostelen… 4 Zij dan die overal verspreid waren, trokken het land door en verkondigden het Woord. 5 En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun Christus.

Spoedig werden de meesten uit het land van Judea naar andere delen van het Romeinse Rijk verdreven. Op deze manier vervulden zij de beschrijving van Jeremia wat betreft de goede vijgen die de mensen voorstelden die zich aan God onderwierpen en in ballingschap gingen – oorspronkelijk de Babylonisch, maar in dit geval een ballingschap binnen het Romeinse Rijk.

Dit is de geschiedenis van de vroege kerk. Het was een kerk van goede vijgen, niet van slechte vijgen. De slechte vijgen waren jaloers op de goede vijgen en weigerden te geloven dat Jezus de Messias was, ondanks dat er grote tekenen en wonderen onder hen verricht werden. Deze geloven, ofwel de goede vijgen, droegen vanuit Gods oogpunt het heersersmandaat van Juda. Zij waren de ware Joden, want zij droegen de stamnaam van Juda en haar roeping.

De goede vijgen beschouwden niemand – Jood of niet-Jood -  als zijnde in een reddingsverbond zonder Jezus Christus. Stoutmoedig predikten zij bekering, waarbij zij het volk vertelden om zich te bekeren van de verwerping en kruisiging van de Messias om zo gered te worden. Deze boodschap is nog steeds onveranderd, ondanks dat moderne theologen hier wel verandering in hebben aangebracht. De Bijbel is nog steeds het Woord van God, zelfs als de inzettingen en tradities van de mens hier tegen ingaan.

Laat het verder glashelder zijn dat het geschil niet begon met Jezus die de slechte vijgen ging vervolgen. Nee, het begon met de slechte vijgen die Jezus vervolgden en kruisigden. Na de Pinksterdag begon het geschil niet met de christenen die de Joden gingen vervolgen. Nee, het begon met de hogepriesters van de tempel die de christenen vervolgden. Pas later verloren de christenen het licht van Pinksteren, waardoor vleselijk denkende christenen terug begonnen te vechten en de Joden gingen vervolgen. Hiermee gingen ze de fout in. Christenen behoren een hogere norm dan dat te hanteren. Ondanks dat we mogen verwachten dat de Joodse leiders “van woede zullen barsten” (Hand. 5:33) als zij de roep op bekering horen en wij mogen verwachten dat zij met boosheid zullen reageren, mogen wij deze zelfde vleselijkheid niet tot openbaring zien komen bij degenen die claimen het voorbeeld van Jezus te volgen. Ook christenen blijft hun portie wat betreft bekering niet bespaard.