Latest Posts
View the latest posts in an easy-to-read list format, with filtering options.
Het geschil over die dunne strook land genaamd Palestina en Israël is de enige kwestie geweest in de afgelopen vijftig jaar die de wereld in een ramp heeft gesleurd. Veel christenen hebben dit grote conflict voorzien door de Bijbel te lezen, maar slechts weinigen begrijpen echt hoe God erover denkt. Dit boek beschrijft de geschiedenis van dat conflict vanaf het begin.
Category - History and Prophecy
Het was nodig voor Jezus om de aarde te verlaten en tot de hemel te varen om zo de laatste verplaatsing van Gods heerlijkheid binnen aardse tempels en steden te bewerkstelligen. Toen dit eenmaal voltooid was kon de heerlijkheid van God na tien dagen op de Pinksterdag terugkeren en op de discipelen in de bovenkamer rustten.
Vanaf dat moment zijn wij, zoals de apostel Paulus dit uitlegt, als individuen de tempels van God (1 Kor. 3:16). De kerk is als geheel ook een tempel, met Jezus Christus als hoeksteen en de apostelen en de profeten als funderingsstenen (Ef. 2:20-22). Anderen zijn levende stenen in die tempel (1 Pet. 2:5). Het meest belangrijke is misschien nog wel dat Gods naam nu op ons als volk rust en niet op een externe ark van het verbond in een tempel van hout en steen in een fysieke stad in Palestina.
Men kan de vervulling van de profetie niet vatten zonder te zien dat er twee Jeruzalems zijn: het oude en het Nieuwe Jeruzalem. Dit onderscheid maakt het mogelijk om de schijnbare tegenstrijdigheid tussen de Bijbelse verklaringen van zegen en vloek over Jeruzalem te begrijpen.
In Jesaja lezen we over het primaire voorbeeld van “Jeruzalem” waarvan Johannes zegt dat het als het Nieuwe Jeruzalem opgevat moet worden. Jes. 62:1, 2 zegt,
1 Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem zal ik niet stil zijn, totdat haar gerechtigheid opkomt als een lichtglans, en haar heil als een brandende fakkel. 2 De heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien en alle koningen uw luister; u zult met een nieuwe naam genoemd worden, die de mond van de HEERE bepalen zal.
Op het eerste gezicht lijkt het dat Jesaja over de oorspronkelijke stad Jeruzalem spreekt. Maar Johannes past de profetie niet op het oude Jeruzalem, maar op het Nieuwe Jeruzalem toe. Op. 3:12 verwijst naar Jes. 62:2 waarbij het zegt dat deze nieuwe naam het Nieuwe Jeruzalem is:
12 Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God maken, en hij zal daaruit niet meer weggaan. En Ik zal de Naam van Mijn God op hem schrijven en de naam van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel, bij Mijn God vandaan, en Mijn nieuwe Naam.
Vanuit de profetie van Johannes blijkt dat Jesaja niet over de oude stad, maar over het Nieuwe Jeruzalem sprak. Deze tempel in het Nieuwe Jeruzalem is de plaats waar God Zijn naam heeft gevestigd. Het is geen vervloekte plaats, maar een plaats van zegen. Jes. 62:3-5 profeteert dat Jeruzalem een “sierlijke kroon” in Gods hand zal zijn. Zij zal niet langer “verlatene” of “woestenij” genoemd worden, maar daarentegen “getrouwde”.
4 Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene, en tegen uw land zal niet meer gezegd worden: woestenij, maar u zult genoemd worden: Mijn welgevallen is in haar, en uw land: getrouwde; want de HEERE verlangt naar u, en uw land zal getrouwd worden. 5 Want zoals een jongeman trouwt met een jonge vrouw, zo zullen uw kinderen trouwen met u; zoals een bruidegom zich verblijdt over zijn bruid, zo zal uw God Zich over u verblijden.
Johannes verwijst in Op. 21:2 naar deze profetie, waar we lezen dat de heilige stad die God zal huwen niet het oude Jeruzalem is. De Bruid is het Nieuwe Jeruzalem – ondanks dat Jesaja het slechts “Jeruzalem” noemt.
2 En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is.
In Op. 21:9, 10 identificeert een engel wederom de bruid als het Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalt, als tegenstelling van het Jeruzalem dat op de aarde haar oorsprong heeft:
9 En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, vol van de zeven laatste plagen, kwam naar mij toe en hij sprak met mij en zei: Kom, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam, laten zien. 10 En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en liet mij de grote stad zien, het heilige Jeruzalem, dat neerdaalde uit de hemel, bij God vandaan.
Ondanks dat Jesaja niets over het NIEUWE Jeruzalem zegt, kunnen we zien dat Johannes ons zegt dat dit het is wat God bedoelde. Met andere woorden, Johannes zegt ons welk Jeruzalem God bedoelde toen Hij de profetie aan Jesaja gaf.
Johannes beschrijft in fysieke termen de “muren” en “poorten” van die stad, maar het is overduidelijk dat dit symbolisch bedoeld wordt. Van de muur wordt gezegd dat deze 144 el hoog is (21:17), hetgeen het Bijbelse getal van de uitverkorenen aanduid. De numerieke waarde van de letters in de naam Lazarus is exact 144. Dit verbindt het getal aan zij die uitverkoren zijn om uit de dood op te staan om zo van de dood gered te worden (zie Joh. 11).
De muren van een stad dienen ter bescherming en geven de grens aan om degenen die niet geacht zijn de stad binnen te komen buiten te houden. De muren worden daarom “redding” genoemd, waarmee aangeduid wordt dat alleen de verlosten de stad binnen kunnen gaan. Zach. 2:5 (hieronder geciteerd) beschrijft de muur als “een muur van vuur”. Waarom wordt het als vuur beschreven? Deut. 33:2 zegt ons dat Hij Israël bij de Sinaï een “vurige wet” gaf. De wet is het “vuur” van God dat alle mensen oordeelt. Een wet is een morele grens. Zonde is het overtreden van de wet (1 Joh. 3:4). Daarom is de muur van vuur in de profetie van Zacharia de grens van de wet.
We lezen dat al degenen die de stad binnengaan rechtvaardig zijn. Men kan niet wetteloos zijn en de stad binnengaan. Noch overtreden de verlosten de wet wanneer zij binnengaan.
De stad is meer dan een enkele locatie op aarde. Zach. 2:1-5 profeteert,
1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, er was een Man met een meetsnoer in Zijn hand. 2 Toen zei ik: Waar gaat U heen? Hij zei tegen mij: Ik ga Jeruzalem opmeten om te zien hoe groot zijn breedte en hoe groot zijn lengte zal zijn. 3 En zie, de Engel Die met mij sprak, trad naar voren en een andere engel trad Hem tegemoet. 4 En Hij zei tegen hem: Loop snel, spreek tot die jongeman en zeg: Jeruzalem zal niet ommuurd blijven, vanwege de veelheid aan mensen en dieren in haar midden. 5 En Ík zal voor haar zijn, spreekt de HEERE, een muur van vuur rondom, en Ik zal in haar midden tot heerlijkheid zijn.
Aan de ene kant profeteert Zacheria dat de stad “niet ommuurd” zal zijn en in het volgende vers zegt hij dat er een “muur van vuur rondom” zal zijn. Jazeker, er bevindt zich een muur rond dit Jeruzalem, maar het is geen fysieke muur rondom een paar gebouwen die een “stad” genoemd wordt. Het is een muur van redding en een muur van vuur (wet). Niemand zal deze muur trotseren door fysiek door een van haar poorten te wandelen. Men kan zich alleen door “redding” kwalificeren.
Er wordt ook gesproken over twaalf poorten met de namen van de twaalf stammen van Israël erop geschreven. Er wordt ook gezegd dat er twaalf parels zijn (Op. 21:21). Deze beschrijving van de poorten wordt overduidelijk niet letterlijk bedoeld. De profeet geeft ons de basisdefinitie van de poorten als hij in Jes. 60:18 het volgende zegt,
18 Er zal niet meer gehoord worden van geweld in uw land, van verwoesting of rampen binnen uw grenzen, maar uw muren zult u noemen Heil, en uw poorten Lof.
Johannes zegt in Op. 21:12 dat de twaalf stammen van Israël op de twaalf poorten van de stad geschreven staan. Later worden de twaalf poorten in vers 21 “parels” genoemd, want de twaalf stammen zijn samen de “parel van grote waarde”. Jezus kocht deze parel door Zijn dood aan het kruis, maar door dit te doen kocht Hij uiteindelijk heel de wereld. In twee korte gelijkenissen in Mat. 13:44-46 sprak Jezus over deze zaken,
44 Het Koninkrijk der hemelen is ook gelijk aan een SCHAT, in de akker verborgen, die iemand vond en verborg; en van blijdschap daarover gaat hij heen en verkoopt alles wat hij heeft, en koopt die akker. 45 Ook is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman die mooie PARELS zoekt. 46 Toen hij één parel van grote waarde gevonden had, ging hij heen en verkocht alles wat hij had, en hij kocht hem.
Jezus koos de thema’s van Zijn gelijkenissen uit de Schriften zelf, zodat ze niet moeilijk zijn om te interpreteren. God noemde Israël in Ex. 19:5 Zijn persoonlijk eigendom (Hebr. cagullah, d.w.z. schat). Israël was in Assyrië en de wereld verstrooid. Jezus zei in Mat. 13:38: “de akker is de wereld.” Vandaar dat Jezus kwam en de verloren stammen in hun verstrooiing verborgen in de wereld vond. Daarom kocht hij de gehele akker (de wereld) om zo de schat te verkrijgen. De hele wereld profiteert dus van de val van Israël.
De tweede gelijkenis is als de eerste, maar deze keer vergelijkt Jezus Israël met een “parel van grote waarde”. En Johannes bevestigt dit door ons te zeggen dat de twaalf poorten van het Nieuwe Jeruzalem de twaalf stammen van Israël zijn – en zij worden de “twaalf parels” genoemd. Het enige verschil is dat Jezus hen allen bijeen vat als een “parel van grote waarde”, terwijl Johannes elke stam als parel beschrijft.
Het eerder aangehaalde Jes. 60:18 zegt ons dat de poorten “lof” zijn. Dit is een uitdrukking, want Juda betekent “lofprijzing”. Juda moest de leidende stam van Israël zijn. Daarom vertegenwoordigt Juda in dit geval alle stammen, want op die dag zal de Koning van Juda – Jezus Christus – over alle stammen als een volk en over de gehele aarde regeren.
Jes. 60:19, 20 zegt ons dat Jeruzalem geen zon of maan nodig heeft om haar licht te geven, want God Zelf zal haar licht zijn:
19 De zon zal voor u niet meer zijn tot een licht overdag en als een schijnsel zal u de maan niet verlichten, maar de HEERE zal voor u zijn tot een eeuwig licht en uw God tot uw sieraad. 20 Uw zon zal niet meer ondergaan en uw maan zal zijn licht niet intrekken, want de HEERE zal voor u tot een eeuwig licht zijn en aan de dagen van uw rouw zal een einde komen.
In Op. 21:23 profeteert Johannes hetzelfde over het Nieuwe Jeruzalem,
23 En de stad heeft de zon en de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlicht haar, en het Lam is haar lamp.
Opnieuw zegt Jesaja 60:21 het volgende over Jeruzalem,
21 Uw volk, zij allen zullen rechtvaardigen zijn, voor eeuwig zullen zij de aarde in bezit nemen. Zij zullen een stekje zijn, door Mij geplant, een werk van Mijn handen, opdat Ik verheerlijkt zal worden.
Johannes laat in Op. 21:27 weerklinken dat alleen de rechtvaardigen het Nieuwe Jeruzalem zullen bewonen:
27 Al wat onrein is, zal er niet inkomen, en ook niemand die zich bezighoudt met gruwelen en leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam.
Een eenvoudige vergelijking van Jes. 60:18-21 met Op. 21 verduidelijkt dat dit niet het oude Jeruzalem is dat opgebouwd en verheerlijkt wordt. Beide spreken van het licht van de zon en maan dat vervangen wordt door het licht van een goddelijke bron. Beide spreekt van zondaren die de stad niet binnen komen.
Dit is het Nieuwe Jeruzalem wiens oorsprong niet op aarde maar in de hemel is. Ook moet opgemerkt worden dat de Bijbel nergens zegt dat het Nieuwe Jeruzalem uit de hemel zal neerdalen en het stuk vastgoed dat Jeruzalem wordt genoemd zal bedekken. Ik amuseer mij vaak vanwege de manier waarop men het Nieuwe Jeruzalem beschouwd als een fysieke stad van miljarden tonnen kilo’s dat met kranen en katrollen uit de ruimte komt zakken.
Christenen moeten leren dat het Nieuwe Jeruzalem een geestelijke, hemelse “stad” is dat bij het herstel van alle dingen de hele aarde zal bedekken. Het doel van de fysieke schepping was om de heerlijkheid van God te openbaren en dit doel zal uiteindelijk behaald worden. Ondanks dat Adam de heerlijkheid van God verloor toen hij zondigde, zal de laatste Adam deze heerlijkheid tot de aarde herstellen. Jezus bad dat de wil van de Vader op aarde zou worden gedaan als in de hemel. Dit gebed zal verhoord worden als het Nieuwe Jeruzalem zich volledig op aarde zal vestigen, want het Nieuwe Jeruzalem is de wil van God voor de schepping. Maar in deze huidige tijd zucht heel de schepping nog in afwachting van de openbaringen van de zonen van God (Rom. 8:19), want wij zien nog niet dat alle dingen aan Christus onderworpen zijn (Heb. 2:8).
Tot zover hebben we aangetoond dat de profetieën over Jeruzalem in Jesaja 60 in wezen dezelfde zijn als die over het “Nieuwe Jeruzalem” uit Openbaringen 21. Uit deze vergelijking blijkt dat het Nieuwe Testament “Jeruzalem” uit Jesaja 60 interpreteert als het Nieuwe Jeruzalem, in plaats van het oude. Uiteraard zijn de Joden, die niet met het Nieuwe Testament overeenstemmen, het niet met de openbaring van Johannes eens. Maar als christenen geloven we dat de openbaring van Johannes goddelijk geïnspireerd is en wij concluderen dus dat God een nieuwe stad aan het bouwen is, dat verschilt van de oude stad.
Naast “Jeruzalem” gebruikt de Bijbel ook vaak een andere term, namelijk “Sion” en de profetische eindtijd “dochter van Sion” (Jes. 62:11). Sion was in het Oude Testament de plaats van waaruit David Jeruzalem en de rest van Israël bestuurde. Het werd een symbool van leiderschap. Omdat de Bijbel binnen de profeten zowel over Sion als Jeruzalem spreekt, menen velen dat het Sion binnen Bijbelprofetie de fysieke locatie binnen de oude stad Jeruzalem is. Vandaar dat er vandaag de dag Zionisten zijn die hun vertrouwen in het oude Jeruzalem hebben gesteld, denkende dat dit de vervulling is van de beloften aan Abraham. Maar Hebreeën 12:22-24 zegt,
22 Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, 23 tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen, 24 en tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus.
Het boek van Hebreeën zegt dat onze hoop op een meerdere Hogepriester (Jezus Christus) is gericht. Hij die Zijn dienstwerk in een meerdere tempel (ons hart) in een hemels Jeruzalem en haar meerere “berg Sion” door middel van een beter verbond verricht. Met andere woorden, er zal ook een nieuwe berg Sion zijn, net zoals er een Nieuw Jeruzalem is. De nieuwe Sion heeft alle eigenschappen van het Nieuwe Jeruzalem, maar het symboliseert de plek van Jezus’ regering, want Hij is de Zoon van David.
Het boek Hebreeën is na de verwoesting van Jeruzalem (70 n.Chr.) geschreven om uit te leggen waarom God het toestond dat de oude stad en haar tempel verwoest werden. Vele vroege christenen (in het bijzonder zij die uit Judea kwamen) waren door die verwoesting totaal van de kaart, want zij begrepen nog steeds niet dat God de “slavin” en haar zoon (het priesterschap naar de ordening van Levi en het judaïsme zelf) had verbannen.
Ezechiël 40-48 spreekt van een “herbouwde” tempel. Over het algemeen nemen Bijbelleraren deze hoofdstukken letterlijk, zelfs tot het punt dat God weer over zal gaan op dierenoffers. Dit is o.a. gebasseerd op Ezechiël 43:18-27. Uiteraard moeten wij toegeven dat als God het verlangen had om een fysieke tempel in het oude Jeruzalem te bouwen en om het priesterschap naar de ordening van Levi opnieuw te wijden, wij zouden geloven dat het juaïsme opnieuw de ware religie zou worden, waarbij er in de toekomst wederom weer dierenoffers gebracht moeten worden.
Maar laat het duidelijk zijn dat ik hier niets van geloof. Als christen heb ik kennis aan betere zaken. Zoals ik het zie is een dergelijke aanhankelijkheid of bekering tot het judaïsme exact de slavernij waar de apostel Paulus in het boek Galaten voor waarschuwt. Hoeveel keer moet Paulus ons zeggen dat wij de tempel van God zijn voordat we dit ook echt gaan geloven?
De tempel van Ezechiël zou ongetwijfeld als een letterlijk bouwwerk van hout en steen gebouwd zijn, als Israël en Juda zich in vroegere tijden ten minste hadden bekeert en naar het oude land waren teruggekeerd. Maar dit deden zij niet. Een deel van het huis van Juda keerde terug, maar Israël keerde niet terug. Daarom kwam Jezus om een nieuwe en betere tempel te vestigen, de tempel van ons lichaam. Dit was uiteraard vanaf het begin al het plan van God. Vanwege deze reden moet de profetie van Ezechiëls tempel volgens het Nieuwtestamentische model worden toegepast. De tempel van hout en steen is vervangen door een nieuwe tempel van levende stenen. Het priesterschap naar de ordening van Levi is vervangen door die naar de ordening van Melchizedek. De offerdienst is vervangen door het enige ware offer voor de zonde – Jezus Christus – die de vervulling van alle offers is.
Volgens 1 Kor. 3:11 is Jezus, het enige fundament of de Hoeksteen die in deze Nieuwe Tempel gelegd kon worden,
11 Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is Jezus Christus.
Als iemand een fysieke tempel in Jeruzalem probeert te bouwen, dan is dit een directe schending van de wil van God, want op geen mogelijkheid kunnen ze een fysieke tempel bouwen en Jezus nog steeds als fundament gebruiken.
Door zijn sterven en Zijn neerliggen in de aarde was Zijn begrafenis het fundament van de Nieuwe Tempel. Later nam Hij op de Pinksterdag inwoning in de gelovigen om zo met levende stenen een begin te maken aan deze Tempel. Paulus vertelde de Efeziërs in Ef. 2:19-22 het volgende,
19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, 20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, 21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; 22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.
Jeremia was de voornaamste profeet van de oude stad Jeruzalem. Hij was daar toen toen het Babylonische leger daar binnenviel en de stad en de tempel verwoestte. Hij was de profeer die de priesters van de oude tempel vervolgden. Jeremia is dus de meest belangrijke profeet wiens geschriften het uiteindelijk lot voor die stad openbaren.
In Jer. 18:1-6 droeg God de profeet op om naar het huis van de pottenbakker te gaan. Daar moest hij aanschouwen hoe een pottenbakker een pot van klei aan het maken was. De verzen 3-6 zeggen ons,
3 Zo daalde ik af naar het huis van de pottenbakker. En zie, hij was op de draaischijven een werkstuk aan het maken. 4 Mislukte de pot die hij aan het maken was met de klei in de hand van de pottenbakker, dan maakte hij daarvan weer een andere pot, zoals het in de ogen van de pottenbakker goed was om te maken. 5 Toen kwam het woord van de HEERE tot mij: 6 Zou Ik met u niet kunnen doen zoals deze pottenbakker, huis van Israël? spreekt de HEERE. Zie, zoals de klei in de hand van de pottenbakker, zo bent u in Mijn hand, huis van Israël.
Deze profetie was gericht tot het huis van Israël – niet het huis van Juda. Het was gericht tot de tien verloren stammen, het volk dat God in de dagen van Hosea, hun laatste koning (2 Kon. 17:3) van 745-721 v.Chr. verwoest had. In die dagen was Salamanzer gekomen en had Israël in slavernij gevoerd. Kort hierop kwam het Assyrische leger en veroverde zij Israël en Samaria haar hoofdstad, waarbij zij de overlevenden naar “Halah en in Habor, aan de rivier Gozan en in de steden van Medië” deporteerden (2 Kon. 17:6). Dit is de plek waar een eeuw later de profeet Ezechiël tot hen profeteert. Ezechiël 1:1 zegt,
1 In het dertigste jaar, in de vierde maand, op de vijfde van de maand, toen ik te midden van de ballingen aan de rivier de Kebar [of “Habor”] was, gebeurde het dat de hemel geopend werd en ik visioenen van God kreeg te zien.
Het is belangrijk om te begrijpen dat de openbaring van Jeremia over het huis van de pottenbakker NIET over Juda, maar over Israël ging. Omdat vele mensen onwetend zijn over het feit dat Israël en Juda twee verschillende naties waren, zijn wij genoodzaakt om dit te verhelderen. God beloofde dat Hij het huis van Israël zou herbouwen zoals een pottenbakker een nieuwe pot van klei maakt.
Maar Jeremia besteedt slechts tien verzen aan het huis van Israël, omdat hij niet tot hen gezonden was, maar tot Juda. De rest van Jeremia 18 en heel hoofdstuk 19 richt zich direct tot Juda en Jeruzalem. De enige reden dat Jeremia de tien verzen aan Israël wijdde was om het verschil qua bestemming tussen de twee naties te laten zien. Beginnende in Jer. 18:11 en 12 richt de profeet zich tot Juda en Jeruzalem:
11 Nu dan, zeg toch tegen de mannen van Juda en tegen de inwoners van Jeruzalem: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik bereid onheil tegen u, bedenk een plan tegen u. Bekeer u toch, ieder van zijn slechte weg. Maak uw wegen en uw daden goed. 12 Zij zeggen echter: Daar is geen hoop op, wij volgen immers onze eigen plannen. We doen ieder overeenkomstig zijn verharde, boosaardige hart.
De rest van dit hoofdstuk schetst de opstandigheid van Juda en Jeruzalem tegen God en biedt ons de redenen voor het komende oordeel. In Jer. 19:1-3 lezen we ten slotte,
1 Zo zegt de HEERE: Ga een aarden pottenbakkerskruik kopen, en neem enkele van de oudsten van het volk en van de oudsten van de priesters mee. 2 Ga uit naar het dal Ben-Hinnom, dat bij de ingang van de Schervenpoort ligt, en predik daar de woorden die Ik tot u spreek, 3 en zeg: Hoor het woord van de HEERE, koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem. Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Zie, Ik ga onheil brengen over deze plaats, zodat bij ieder die het hoort, zijn oren zullen tuiten.
Vervolgens geeft de profeet in de verzen 4 en 5 de aanklacht van God tegen Juda en Jeruzalem vanwege hun opstand tegen Hem. Vanwege deze redenen zegt God dat de natie en de stad verwoest zullen worden en het volk door het zwaard zal vallen. Toen de profeet klaar was met zijn aanklacht tegen hen vertelde God hem om het volk in de verzen 10-12 een aanschouwingsles te geven,
10 Dan moet u de kruik stukbreken voor de ogen van de mannen die met u waren meegegaan, 11 en tegen hen zeggen: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Zo zal Ik dit volk en deze stad stukbreken, zoals men een pot van een pottenbakker stukbreekt, zodat die niet meer hersteld kan worden. Men zal hen in Tofet begraven, omdat er geen andere plaats om te begraven is. 12 Zo zal Ik doen met deze plaats, spreekt de HEERE, en met zijn inwoners, om deze stad te maken als een Tofet.
Men kan het hoofdstuk wel uitlezen, maar er wordt geen enkel woord van troost over Jeruzalem gesproken. Geen enkele keer zegt hij dat in het einde der tijden de stad hersteld zal worden. Jeremia zegt in feite het tegenovergestelde. Anders dan de natte kleipot die het huis van Israël vertegenwoordigde – die mislukte en gekneed werd, maar vervolgens tot nieuwe pot gemaakt werd – werd deze oude aarden pot stukgegooid. Als oude potten of kruiken eenmaal breken, dan kunnen zij niet meer gemaakt worden. Men bracht deze simpelweg naar de “Schervenpoort” (19:2) en wierp hen in gehenna, de stadsstortplaats.
Jeremia maakte duidelijk dat de dag zou aanbreken waarop de oude stad Jeruzalem als een aarden kruis in de handen van de profeet verwoest zou worden. Velen kunnen niet geloven dat God dit werkelijk zal doen en daarom interpreteren ze dit door te zeggen dat deze verwoesting tot vervulling kwam toen Babylon Jeruzalem verwoestte. Het probleem is echter dat het volk zeventig jaar later terugkeerde en Jeruzalem weer OPBOUWDEN. Eerst stond koning Kores het toe dat het volk in 534 v.Chr. weer naar hun land mocht terugkeren en hun huizen mochten opbouwen. Vervolgens gaf koning Arthahsasta in 458 v.Chr. een tweede bevel waardoor de stad zelf weer opgebouwd kon worden. Hiermee ging de profetie van Dan. 9:24, 25 in vervulling, waar staat,
24 Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid te verzoenen, om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, om visioen en profeet te verzegelen, en om de Heiligheid van heiligheden te zalven. 25 U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden.
God vertelde Jeremia dat de stad als ee kruik verwoest zou worden en nooit meer gerepareerd zou worden. Maar vervolgens wordt Daniël verteld van “een woord (bevel) om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen”. In feite werd de stad geheel herbouwd. Dit lijkt een inherente tegenstelling te zijn. Vele jaren later verwoesten de Romeinen in 70 n.Chr. opnieuw de stad, maar door latere generaties is het toch weer opgebouwd. De stad is in feite ongeveer negen keer verwoest en weer opgebouwd.
Dit zegt ons dat de profetie van Jeremia in de afgelopen verwoestingen van Jeruzalem slechts GEDEELTELIJK is vervuld. De dag is aanstaande dat Jeruzalem op een dergelijke manier verwoest wordt dat het NOOIT MEER OPGEBOUWD KAN WORDEN. Het Woord van God kan niet gebroken worden, maar Jeruzalem zal als een kruik in de hand van Jeremia gebroken worden en nooit meer gerepareerd worden.
Dit is in feite de reden dat God een nieuw Jeruzalem heeft gevestigd. De oude stad bevindt zich onder de vloek van God en zal niet als zetel van de regering van Christus dienen.
Als wij deze profetie van Jeruzalems verwoesting in het licht van Jeremia’s verklaring over de heerlijkheid die uit die plaats wegtrekt – zoals dit ook met Silo het geval was – bezien, begint het plan van God duidelijker te worden. Silo werd, nadat de heerlijkheid was weggetrokken, verwoest. Ook haar priesters waren gedood, want God had de intentie om de corrupte lijn van Eli met een nieuwe lijn van priesters van de nakomelingen van Zadok te vervangen. Dit profeteert van een groter geheel, want Zadok is een beeld en afschaduwing van de ordening naar Melchi-Zadok, ofwel Mechizedek. Het wordt vervolgens ook duidelijk dat God in het grotere geheel de intentie had om de ordening naar Levi te vervangen met de ordening naar Melchizedek, met Jezus Christus als Hogepriester.
In Galaten 4:22-31 spreekt Paulus over het oude en nieuwe verbond en hoe deze allegorisch door Hagar en Sara worden afgebeeld. Hagar was de slavin uit Egypte, terwijl Sara de vrije was en degene door wie de profetieën zouden komen. Hagar was echter de eerste die Abraham een zoon schonk. Zijn naam was Ismaël. Toen Ismaël 13 jaar was zei God ten slotte tegen Abraham dat hij een zoon van Sara zou krijgen. Die zoon was Izak, hij werd geboren toen Abraham 100 jaar was.
Uiteraard bestond er een strijd tussen de twee vrouwen van Abraham over wiens zoon het geboorterecht zou erven. Ismaël was de eerstgeborene van Hagar, maar God koos Izak, die uit Sara geboren was. Op gelijke wijze werd eerst het oude verbond onder Mozes gevestigd, maar God koos het Nieuwe Verbond onder Jezus om de belofte voort te brengen. Vervolgens doet Paulus in 4:25 en 26 een zeer opmerkelijke uitspraak,
25 Want deze Hagar is de berg Sinaï in Arabië, en komt overeen met het huidige Jeruzalem, dat met haar kinderen in slavernij is. 26 Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen.
Hedendaagse profetie uitleggers zeggen over het algemeen dat Hagar en Ismaël de Arabieren vertegenwoordigen en daarom totaal geen recht op de stad Jeruzalem hebben. Paulus zegt dat het oude Jeruzalem Hagar is en dat haar kinderen Ismaël zijn. Paulus spreekt echt over de Joden die zich tot het judaïsme wijden. Vers 28-31 zegt,
28 Wij nu, broeders, zijn kinderen van de belofte, net zoals Izak. 29 Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest geboren was, zo is het ook nu. 30 Wat zegt de Schrift echter? Jaag de slavin en haar zoon weg, want de zoon van de slavin zal beslist niet erven met de zoon van de vrije. 31 Daarom, broeders, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar van de vrije.
Het oude Jeruzalem is naar het vlees geboren en niet naar de Geest. De leiders van Jeruzalem verwierpen het Nieuwe Verbond dat Jezus hen aanbood en kozen ervoor om onder het oude verbond te blijven. Het verbond dat onder aan de berg Sinaï in Arabië gegeven was. Arabië was het erfdeel van Hagar en Ismaël. Dus toen de Joodse leiders hun cruciale keuze maakten om het oude verbond te blijven aanhangen en om de Middelaar van het Nieuwe Verbond te verwerpen, plaatsten zij zichzelf en de stad onder de juridische rechtsbevoegdheid van de berg Sinaï in Arabië, in plaats van onder de juridische rechtsbevoegdheid van het Jeruzalem dat van boven is.
Vanwege deze reden zond God Zijn legers (de Romeinen) om de stad te verwoesten en om de Joden te verdrijven, waardoor zij uiteindelijk uit Palestina werden verbannen. We lezen hierover in de gelijkenis die Jezus in Mat. 22:2-7 vertelde,
2 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zeker koning [de Vader] die voor zijn zoon [Jezus] een bruiloft bereid had, 3 en hij stuurde zijn slaven [profeten] eropuit om de genodigden voor de bruiloft te roepen. Maar zij wilden niet komen. 4 Opnieuw stuurde hij slaven eropuit, andere, en hij zei: Zeg tegen de genodigden: Zie, ik heb mijn middagmaal gereedgemaakt; mijn ossen en de gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed. Kom naar de bruiloft. 5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. 6 En de anderen grepen zijn slaven [profeten], behandelden hen smadelijk en doodden hen. 7 Toen de koning dat hoorde, werd hij boos. En hij stuurde zijn legers [de Romeinse legers], bracht die moordenaars om en stak hun stad [Jeruzalem] in brand.
Ook merkte Paulus in zijn tijd dat de kerk zelf de neiging had om onder het oude verbond en de rechtsbevoegdheid van “Hagar” te blijven. Decennia lang bleven de eerste christenen in Jeruzalem in de tempel offers brengen, zelf toen ze begrepen dat Jezus het enige ware Offer voor de zonde was. Pas toen God het Romeinse leger inhuurde om die stad en die tempel te verwoesten begon het kwartje bij de vroege kerk te vallen. Ergens in die tijd inspireerde God iemand om het boek Hebreeën te schrijven om aan de Hebreeuwse christenen duidelijk te maken dat het christendom simpelweg geen sekte van het judaïsme was.
De Steen die de Joodse bouwers hadden verworpen werd de Hoeksteen van de nieuwe weg die het christendom genaamd werd.
Helaas zijn er in onze tijd velen binnen de kerk die zich opnieuw tot het gedachtegoed van het judaïsme hebben bekeerd. Zij denken dat Hagar-Jeruzalem op de een of andere manier het beloofde Koninkrijk gaat voorbrengen. Dit zal het niet. Het oude Jeruzalem is de slavin en niet de vrije. Het oude Jeruzalem vervolgd de kinderen van het Nieuwe Jeruzalem – en niet andersom, zoals zo vaak geclaimd wordt. Paulus, die zelf de kerk voor zijn bekering had vervolgd, was zich er zeer bewust van dat de kinderen van Hagar-Jeruzalem de kinderen van Sara-Nieuw Jeruzalem vervolgde.
29 Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest geboren was, zo is het ook nu.
Men hoeft slechts de geschiedkundige optekeningen van het boek Handelingen te lezen om te zien hoe het judaïsme de kerk vervolgde. De oplossing is NIET om met de Joden of het judaïsme herenigen, zoals zo velen vandaag de dag pleiten. Door dit te doen huwen zij geestelijk gezien met Ismaël en diskwalificeren zij zich voor de beloning van de volledige erfenis van Loofhutten. Wanneer christenen zich proberen te identificeren met het judaïsme dan worden zij geestelijk gezien kinderen van Hagar. Laat ze niet denken dat zij de belofte zullen voortbrengen, want deze kan alleen door Sara komen, namelijk het Jeruzalem dat van boven is.
Paulus geeft als oplossing om de slavin en haar zoon weg te jagen (Gal. 4:30), net zoals Araham Hagar en Ismaël wegjoeg om Sara en Izak te vestigen. Dit wordt gedaan door een heldere breuk met het judaïsme te maken, net zoals de vroege kerk met een beetje hulp van God en de Romeinse legers ook deed. Laat ons niet langer denken dat de heerlijkheid van God tot het oude Jeruzalem zal terugkeren, of dat een fysieke tempel op een dag daar de heerlijkheid van God zal huisvesten. Volgens Paulus’ woorden in 2 Thes. 2:3-12 kan die plaats slechts een antichrist huisvesten, ofwel een man van wetteloosheid, een zoon van het verderf, een Judas.
Is dit misschien een deel van de afvalligheid die Paulus in 2 Thes. 2:3 voor ogen had? Is deze man van wetteloosheid alreeds binnen de kerk verschenen? Heeft de kerk alreeds het hemelse Jeruzalem verlaten ten gunste van het oude? Is de krachtige dwaling uit 2 Thes. 2:11 de opvatting dat Hagar en haar zoon de belofte zullen beërven en degenen zullen zijn die het Koninkrijk van God zullen openbaren?
Sela.