God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 5: Het Israël in Romeinen 9 – 11

Velen zijn gestruikeld over Paulus' schrijven in Romeinen 9-11, omdat zij denken dat de apostel schreef over de Joodse natie. Maar dat was hij niet.

De daadwerkelijke heilige geschriften die Paulus citeerde in deze hoofdstukken bewijzen dat hij over Israël in de verstrooiing sprak. Dit was de verstrooiing van de verloren stammen van Israël welke in 721 v. Chr. plaats vond, niet de Joodse verstrooiing in 70 n. Chr., welke nog niet had plaatsgevonden toen Paulus zijn brief schreef.

Paulus introduceert dit onderwerp door zijn betrokkenheid met Israël uit te drukken in Rom. 9:1–4,

1 Omdat ik één ben met Christus spreek ik de waarheid, en mijn geweten, geleid door de heilige Geest, is mijn getuige dat ik niet lieg: 2 ik ben diepbedroefd en word voortdurend door verdriet gekweld. 3 Omwille van mijn volksgenoten, de broeders en zusters met wie ik mijn afkomst deel , zou ik bijna bidden zelf vervloekt te worden en van Christus gescheiden te zijn; 4 omwille van hen, de Israëlieten, die God als zijn kinderen heeft aangenomen en aan wie hij zijn nabijheid, de verbonden, de wet, de tempeldienst en de beloften heeft geschonken

Ja, Paulus sprak over zijn bloedverwanten, zijn broeders en zusters met wie hij zijn afkomst deelt – dat zijn genetisch gezien Israëlieten. Paulus was een Benjaminiet, en dus was hij van de stam van Israël welk was gegeven als een licht aan Juda toen het Koninkrijk werd verdeeld. (1 Kon. 11:36) Benjamin zelf was de enige volle broer die Jozef had, dit waren de enige zonen die Rachel had. In feite, toen Jozefs broers hem als een slaaf naar Egypte hadden verkocht, was Benjamin waarschijnlijk de enige broer die hem echt miste! En dus, hield Paulus, net als Benjamin, van zijn broers van de stam van Jozef welke waren weggevoerd door Assyrië in 721 v. Chr., en miste hen.

Christelijke Bijbelleraren hebben deze passage in Romeinen lang toegepast op de Joden, maar dat is een zuivere veronderstelling gebaseerd op het idee dat de Joden Israël zijn. Deze zienswijze neemt Romeinen ook als een nieuwe gedachte, in plaats van deze te koppelen aan het vorige hoofdstuk, welke spreekt van het Zoonschap (8:14–23). Het Zoonschap, zoals we gezien hebben, was het geboorterecht aan Jozef gegeven, de leider van de verloren stammen van Israël. Paulus heeft dit zeker geweten. In feite, als hij spreekt over ‘de adoptie tot zonen' in Romeinen 9:4, zullen zijn gedachten terug zijn gegaan naar Jakobs adoptie van Jozefs twee zonen, Efraïm en Manasse (Gen. 48).

HEEFT DE BELOFTE VAN HET GEBOORTERECHT GEFAALD?

Over de zienswijze op Israëls verstrooiing merkt Paulus een kritisch punt op in Romeinen 9:6–8,

6 God heeft zijn belofte niet gebroken. Want niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël, 7 niet alle nakomelingen van Abraham zijn ook werkelijk zijn kinderen. Er staat immers geschreven: ‘Alleen de nakomelingen van Isaak zullen gelden als jouw nageslacht.' 8 Dat wil zeggen: ze zijn niet door hun natuurlijke afstamming kinderen van God, maar gelden als nageslacht van Abraham op grond van Gods belofte.

Gods beloften aan Israël hebben niet gefaald, ondanks dat Israël was gescheiden, afgedankt en verloren. God beloofde Israël opnieuw te trouwen en dat zal Hij doen. Maar Hij zal geen vleselijke mensen trouwen. Alleen omdat iemand afstamt van Abraham, Isaak en Jakob–Israël maakt hem nog geen Israëliet. ‘Want niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël'. Zoals we al gezien hebben was de naam Israël van hen weggenomen en de enige manier deze naam te herwinnen is door geadopteerd te worden als zonen, de huiothesia , ‘Zoon Plaatsing'.

In andere woorden, alleen Christenen onder deze ex-Israëlieten in de verstrooiing zijn verkozen om met de naam Israël te worden genoemd. God ontnam hen jaren geleden deze naam vanwege hun ongeloof en idolatrie – vanwege het verwerpen van Jezus, de God van Israël. En dus is de term Israël niet langer toepasbaar in dezelfde nationale zin zoals deze werd gebruikt in het Oude Testament. De naam zal meer van toepassing zijn op diegenen wiens karakter de betekenis van de naam weerspiegelt. De naam betekent ‘God regeert'. Het is een naam welke een persoonlijk getuigenis van de soevereiniteit van God betekent. Een natuurlijke Israëliet wie Jezus Christus blijft verwerpen is geen Israëliet in de ogen van God.

Paulus brengt ook Hosea's profetie over Israël naar voren. Romeinen 9:24–26 zegt,

24 Hen heeft hij ook geroepen: ons, die niet alleen uit het Joodse volk afkomstig zijn, maar uit alle volken (Grieks: ethnos , ‘de naties') , 25 zoals ook bij Hosea staat geschreven: ‘Wat mijn volk niet was, zal ik mijn volk noemen; wie mijn geliefde niet was, zal ik mijn geliefde noemen. 26 En waar tegen hen gezegd is: “Jullie zijn mijn volk niet,” zullen ze kinderen van de levende God worden genoemd.'

Hierin zijn Hosea's profetieën direct gericht tot Israël, en niet tot Juda. Het is duidelijk dat Paulus niet sprak van Joden. De enige manier waarop men dit kan toepassen op de Joden is dat we eerst aannemen dat Juda en Israël dezelfde natie waren en dan uitbreiden dat de Joden Israël zijn. Maar zoals we al hebben laten zien is dit historisch niet juist.

WIE HEEFT HIER VOORDEEL VAN?

Paulus zegt dat God mensen heeft geroepen niet alleen vanuit de Judeese natie, maar ook vanuit de andere volken waarheen Israël was verstrooid door de Assyriërs. Maar door deze ex-Israëlieten in de verstrooiing te noemen, en door hen weer te vergaderen, vergaderde Hij ook vele anderen met hen in Zijn Koninkrijk, zoals we al gezien hebben.

In feite onderwees Jezus dit in Zijn korte gelijkenis in Matteüs 13:44,

44 Het is met het koninkrijk van de hemel als met een schat die verborgen lag in een akker. Iemand vond hem en verborg hem opnieuw, en in zijn vreugde besloot hij alles te verkopen wat hij had en die akker te kopen.

We weten uit Matteüs 13:38 dat ‘de akker de wereld is'. Exodus 19:5 spreekt over Israël als Zijn ‘kostbaar bezit'. Toen God Israël verstrooide en hen zo de naam Israël liet verliezen, verborg Hij hen in de wereld. De enige manier om Israël als ‘verloren schapen' te maken, was door hen te verbergen onder de volken.

Maar Ezechiël 34:11 zegt dat God Jahweh zelf zou komen om Zijn verloren schapen te zoeken. Jahweh God kwam naar de aarde in de Persoon van Jezus Christus, om onder andere te zoeken naar Zijn verloren schapen van het huis van Israël (Mat. 15:24). Dus ‘de schapen' zijn ook ‘de sc hat'. Jezus verkocht alles wat Hij had, Hij gaf alles op om te komen en te sterven.

Het meest belangrijke element in deze korte gelijkenis is het feit dat Hij niet slechts de schat nam die Hij vond, omdat dat diefstal zou zijn geweest. Om de schat te verkrijgen moest hij het gebied kopen waarin de schat verborgen was. Zodra Hij eigenaar van de akker was, kon Hij rechtmatig de schat in de akker opeisen. Dit leert ons dat Hij, om Zijn mensen, Israël, terug te winnen de hele wereld kocht, want ‘de akker is de wereld'.

Dit was het Goddelijke plan vanaf het begin, zodat in deze zin de wereld voordeel heeft gehad van Israëls val. Romeinen 11:12 zegt,

12 Maar als hun overtreding al een rijke gave voor de wereld is en hun falen een rijke gave voor de heidenen (ethnos, ‘de naties'), hoeveel rijker zal dan de gave zijn wanneer zij zich allen hebben bekeerd.

Het Goddelijke doel was Israël te verstrooien onder de heidenen (onder de volken). Door van Israël te scheiden, werd zij een volk als alle andere naties. In die zin dat zij niet getrouwd was met God. Maar vanwege de beloften gegeven in Hosea en op andere plaatsen, verbond God Zichzelf tot het opnieuw trouwen en bijeen vergaderen van Israël in Zijn huis. Matteüs 13:44 leert ons echter dat Hij dit moest doen door het kopen van de hele akker. De uiterste consequentie hiervan is dat de gehele akker tot Israël zal worden, niet door fysieke genealogie, maar door het legale burgerschap van het Koninkrijk van God te verkrijgen.

Door het opnieuw vergaderen van Israël ging het Evangelie naar alle naties waaronder Israël leefde. Iedereen begon het Evangelie te horen en kreeg de kans om zich binnen Gods Koninkrijk te verzamelen. De weg naar Gods Koninkrijk is voor alle mensen dezelfde, ‘want er is geen aanneming des persoons bij God' (Rom. 2:11, SV). 'God maakt geen onderscheid' (Rom. 2:11, NBV).

DE HEIDENEN

Het is belangrijk om te herkennen dat de ex-Israëlieten van de verstrooiing ‘heidenen' waren. Zij waren gescheiden van God en dus waren ze niet meer getrouwd met Jezus Christus dan iedere andere natie was. De term ‘heiden' betekent eenvoudig ‘natie; mensen; etnische groep'. Het betekent niet perse noodzakelijkerwijs een niet-Israëliet. In feite is het woord vaak gebruikt in de Bijbel om de ‘natie' Israël of Juda te beschrijven. Bijvoorbeeld, Joh.11:47–51 zegt,

47 Daarop riepen de hogepriesters en de farizeeën het Sanhedrin bijeen: ‘Wat moeten we doen? Deze man doet veel wondertekenen, 48 en als we hem zijn gang laten gaan, zal iedereen in hem gaan geloven. Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze onze tempel en ons volk (ethnos) vernietigen.' 49 en van hen, Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei tegen de anderen: ‘Jullie begrijpen het niet! 50 Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één man sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk (ethnos) verloren gaat.' 51 at zei hij niet uit zichzelf: als hogepriester in dat jaar sprak hij de profetie dat Jezus zou sterven voor het volk (ethnos).

Drie keer in deze passage is het woord ethnos gebruikt, en elke keer refereert het aan de natie of Juda zelf. Maar toch veronderstelt niemand om het woord ‘heiden' in deze passage te vertalen. De hogepriesters waren bezorgd dat de Romeinen ‘onze natie' zouden verwoesten, dat is de natie van Juda. (Zie Lukas 7:5; 23:2; Handelingen 10:22; 24:17; 26:4; 28:19).

We concluderen dus, dat, als Paulus Hosea aanhaalt (zie boven), zeggende dat God mensen heeft geroepen van uit alle naties, Hij deze ex-Israëlieten in de verstrooiing niet uitsluit. In feite sluit Hij ze in, omdat de profetie speciaal aan hen geadresseerd is, zelfs al is het toepasbaar op diegenen van alle naties die tot Christus komen.

HET GEKOZEN RESTERENDE DEEL – DE OVERWINNAARS

Er is een verschil tussen Israël en het gekozen resterende deel. Hoewel Israël als natie was gekozen, betekende dit niet dat elke individuele Israëliet was gekozen krachtens zijn fysieke Israëliet zijn. Hierin hebben velen zich vergist, denkend dat een ‘gekozen Israëliet' een bevoorrechte genadige positie was. Sommigen hebben gedacht dat mensen Israëlieten konden blijven, ongeacht hun ongeloof of zonden. Als contrast hebben ze gedacht dat diegenen die GEEN fysieke Israëlieten waren zo'n soort privilege niet konden genieten. Toch, het simpele feit dat God scheidde van Israël en hen van hun naam ontdeed, bewijst de fout van die doctrinaire positie.

Paulus maakt dit heel duidelijk door Jesaja te citeren in Romeinen 9:27–29,

27 En Jesaja roept over Israël uit: ‘Al zou het volk van Israël zo talrijk zijn als zandkorrels aan de zee, slechts een klein deel zal worden gered. 28 Want de Heer zal zijn woord op aarde gestand doen, onvoorwaardelijk en onverkort.' 29 En zoals Jesaja al heeft gezegd: ‘Had de Heer van de hemelse machten ons geen nageslacht gelaten, het zou ons zijn vergaan als Sodom en Gomorra.'

De Statenvertaling zegt in vers 27 dat ‘het overblijfsel behouden zal worden'. Gods doel met het verspreiden van Israël was getekend in Hosea's zoon Jizreël. Jizreël betekent ‘God verspreidt', of ‘God zaait'. Men moet het zaad verspreiden om het in de aarde te zaaien om een grotere oogst te oogsten. Gods doel was om Israël in het veld te zaaien (‘de wereld'–Matt. 13:38) om een grotere oogst binnen te halen aan het einde van de tijd. Deze verstrooide Israëlieten vermenigvuldigden inderdaad met miljoenen. Maar hoevelen van hen kwamen tot geloof in Jezus Christus? Alleen ‘het overblijfsel' kwam tot Hem. Dus alleen ‘het overblijfsel' kan echt een Israëliet worden genoemd. De rest is verblind.

Niettemin, zal uiteindelijk iedereen tot Christus worden getrokken, want Hij zegt in Joh. 12:32 en 33,

32 Wanneer ik van de aarde omhooggeheven word, zal ik iedereen naar mij toe halen.' 33 Daarmee bedoelde hij de wijze waarop hij zou sterven.

Jezus zal inderdaad iedereen tot Zich trekken in het herstel van alle dingen. Maar in deze huidige tijd zien we niet alle dingen onder Zijn voeten (Hebr.2:8). Alleen een klein deel zal tot Christus komen voorafgaand aan de eerste opstanding. De rest zal ‘geoogst' worden, iedereen in zijn eigen orde (1 Kor. 15:22 en 23) Iedereen zal zeker een inwoner van Israël worden, maar de meesten zullen ingaan door een soort van oordeel, zoals de Schrift zegt.

ISRAËL EN DE NATIES

In Romeinen 9:30-33 (zie volgende tekstgedeelte) maakt Paulus een statement dat verwarrend kan zijn voor dieg enen die veronderstellen dat de Joden Israëlieten zijn en de heidenen niet-Israëlieten.

30 Wat kunnen we hieruit nu opmaken? Hoewel ze er niet naar hebben gestreefd, zijn heidenen (ethnos) als rechtvaardigen aangenomen, op grond van hun geloof. 31 Maar Israël , dat ernaar streefde door de wet rechtvaardig te worden, heeft dat niet bereikt. 32 Wat is daarvan de oorzaak? Ze handelden alsof het van hun daden afhing, en niet van geloof. Ze zijn over de steen gestruikeld 33 waarover geschreven staat: ‘In Sion leg ik een steen neer waarover men struikelt, een rotsblok waaraan men zich stoot. Maar wie in hem gelooft, komt niet bedrogen uit.'

Paulus sprak hier over twee tijdsperioden. In de tijd dat Israël een natie was, voorafgaand aan haar scheiding, achtervolgden de mensen een rechtvaardige wet, maar vervulden de wet niet. Dat betekent, ze legden het apart en vervingen de beelden van Omri in hun plaats (Micha 6:16). Omri, de koning wiens naam van toepassing was geweest op Israël, herriep Gods wet en verving in zijn plaats ‘de beelden van Omri'. Dit was misschien de reden waarom God Zijn naam Israël van hen wegnam en Omri's naam ervoor terug gaf (Ghomri).

Nadat Israël gescheiden en afgesneden was van de naties, werden ze niet meer dan één van de naties (ethnos ). In die status – terwijl ze in de woestijn waren, zoals Hosea ons vertelt – kwam God tot hen en sprak tot hun harten (Hos. 2:16). Jezus stuurt het Evangelie naar de ethnos, inclusief de naties van ex-Israëlieten, en ze komen tot het geloof in Christus. Dus, terwijl ze nog bekend waren als Israëlieten in het oude land, bereikten ze de beloften niet, maar later, als ze ethnos zijn, beginnen ze de belofte te verkrijgen. Een oordeel – scheiding en verstrooiing – was nodig om de verloren Israëlieten naar Christus te brengen. En door dit alles was dit een zegen voor alle andere ethnos van de wereld, omdat het Evangelie dus ook naar hen kwam op dezelfde tijd. Rom. 10:11–13 zegt,

11 Want de Schrift zegt: ‘Wie in hem gelooft, komt niet bedrogen uit.' 12 En er is geen onderscheid tussen Joden en andere volken , want ze hebben allen dezelfde Heer. Hij geeft zijn rijke gaven aan allen die hem aanroepen, 13 want er staat: ‘Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.'

De procedure om het burgerschap te verkrijgen in de stam van Juda of het Koninkrijk van Israël, is voor alle mensen hetzelfde. Het maakt niet uit of ze nu Joden zijn of een andere nationaliteit hebben. Er zijn geen tweederangs burgers in het Koninkrijk van God. Niemand is meer gekozen dan een ander op basis van zijn genealogie.

God roept mensen volgens Zijn soevereine keuze zonder onderscheid.

Dus we stemmen niet in met Christelijke Zionisten die zeggen dat Joden meer uitgekozen zijn dan Christenen zelf. En we stemmen ook niet in met anderen die zeggen dat diegenen die afstammen van het gescheiden huis van Israël ook op een of andere manier nog meer gekozen zijn dan anderen. Ze zijn zeker bevoorrecht in de zin dat de wonderen van God het eerst toevertrouwd werden aan hen (Rom. 3:1 en 2) en in latere jaren kwam het Evangelie het eerst naar hen. Zij hadden de eerste mogelijkheid , en dus is er een grote kans dat er meer overwinnaars onder deze Israëlieten zijn dan onder andere naties, maar zelfs dan blijft gelden: God roept alle mensen Zelf.

DE WET VAN JALOERSHEID

In Rom. 10:19–21 spreekt Paulus over de wet van jaloersheid, wat vaak verkeerd wordt begrepen.

19 Maar dan vraag ik weer: heeft Israël de boodschap niet begrepen? Welnu, Mozes zegt al : ‘Ik zal jullie afgunstig maken op een volk dat geen volk is , ik daag jullie uit met een volk zonder verstand.' 20 En bij Jesaja staat zelfs: ‘Ik heb me laten vinden door wie mij niet zochten, ik heb me bekendgemaakt aan wie niet naar mij hebben gevraagd.' 21 Maar bij Jesaja staat over Israël: ‘Heel de dag heb ik mijn handen uitgestrekt naar mijn ongehoorzaam en opstandig volk.'

Waar de NBV ‘afgunstig maken' zegt, zegt de Statenvertaling ‘tot jaloersheid wekken'. God vervult vaak profetieën die niet overeenkomen met onze aannames. Toen God tegen Hosea zei zijn zoon, Lo-Ammi, ‘niet Mijn volk', te noemen, was dat een profetie dat Israël geen volk zou worden in de ogen van God. Dus, toen het volk van Israël door de Assyriërs werd verwoest, werden de mensen weggevoerd en verloren zij hun burgerschap. De mensen werden inwoners van Assyrië. Zij betaalden belasting aan de Assyrische regering en onderwierpen zich aan hun wetten.

Zo lang Israël een natie was, waren zij ‘ongehoorzame en rebellerende mensen'. Maar nadat zij ‘geen natie' meer was, begonnen zij Christus te vinden! Doordat deze natie zich Israël noemde, hadden zij Christus niet nodig. Na hun scheiding en verstrooiing naar Assyrië, dus niet meer functionerende als de Natie Israël, vonden ze Christus. Er staat immers geschreven, ‘Ik heb me laten vinden door wie mij niet zochten , ik heb me bekendgemaakt aan wie niet naar mij hebben gevraagd.'

Natuurlijk kan hetzelfde gezegd worden van alle andere volken op de wereld. Ook zij vonden Christus, ondanks dat ze Hem niet zochten. Vanwege dit feit hebben velen aangenomen dat deze profetie de Israëlieten in de verstrooiing niet insloot. Maar dat deed het juist wel.

Het principe van jaloersheid werkt als volgt: Israël was Gods vrouw, maar Israël had vele affaires met andere goden. Dit maakte God ‘jaloers', want Hij zegt in Exodus 34:14,

14 want jullie mogen niet voor een andere god neerknielen. De HEER , de Afgunstige, duldt immers geen andere goden naast zich.

God zei dat als Israël Hem uitlokte door Hem jaloers te maken, doordat Israël zichzelf aan andere goden zou geven, Hij hetzelfde zou doen om hen tot jaloersheid te verwekken. Hij zou beginnen andere volken te zegenen en hen te behandelen alsof zij Zijn bruid was. Hij zou hen eren door hen autoriteit te geven over Israël. In feite is dit precies wat zes keer plaats vond in het boek Rechters. Iedere keer als Israël andere goden begon te aanbidden, zette God hen onder de autoriteit van andere volkeren.

Dit diende ertoe Israël tot jaloersheid te verwekken. Israël was jaloers vanwege Gods voorkeur voor die andere volken. Dus na een aantal jaren in dienst van deze volken, begonnen de Israëlieten God aan te roepen om bevrijding van deze volken.

Dit is de betekenis van de wet van de jaloersheid. De climax ontstond toen God Assyrië verkoos en Israël uit Zijn huis wegzond. God behandelde Assyrië alsof het Zijn verkoren volk was.

Een eeuw later maakte God Babylon tot Zijn ‘verkoren volk'. Achtereenvolgens het Medisch–Perzische rijk, het Griekse en het Romeinse rijk. God was degene Die er voor zorgde dat al deze volken hun posities van macht verkregen. Zijn doel was om de ware gekozenen tot jaloersheid te verwekken.

Hier is de volgorde van gebeurtenissen: Eerst geeft God Assyrië de macht om op deze wijze Israël jaloers te maken. Hij gaf ook Babel de macht om Juda tot jaloersheid te verwekken. Assyrië en Babel waren ‘geen volk' (lo-ammi) in de visie van God, maar ze werden gebruikt om Israël en Juda tot jaloersheid te wekken. Assyrië en Babel waren ook ‘halsstarrige' volken zoals Romeinen 9:19 ons meldt.

De wet van jaloersheid is ook toe te passen op de slechte vijgen van Juda (zoals het gewoonlijk wordt toegepast) toen God de Romeinen macht gaf om Jeruzalem te verwoesten en de mensen te verstrooien. Het zou Juda jaloers op de Romeinen moeten maken, maar helaas, het maakte hen alleen maar boos op God, omdat Hij hen ‘oneerlijk zou behandelen.' Diegenen die zichzelf ‘Joden' bleven noemen waren zonder twijfel ongehoorzame en opstandige mensen, zoals Romeinen 10:21 ons zegt. Maar zij zijn niet degenen waar Paulus zich specifiek aan richt. Hij sprak over de Israëlieten voorafgaand aan de verstrooiing in 721 v.Chr.

HEEFT GOD ZIJN VOLK VERWORPEN?

Het antwoord op deze vraag is Ja en Nee. Romeinen 11:1 en 2 zegt,

1 Dan is nu mijn vraag: heeft God zijn volk soms verstoten? Beslist niet. Ik ben immers zelf een Israëliet, een nakomeling van Abraham, afkomstig uit de stam Benjamin. 2 God heeft zijn volk, dat hij al van tevoren uitgekozen heeft, niet verstoten. Of weet u niet wat de Schrift over Elia zegt, hoe hij Israël bij God aanklaagt?

Velen hebben dit tekstgedeelte toegepast op degenen die zichzelf Jood noemen, maar die nog steeds Christus verwerpen. Deze tekst is gebruikt om allerlei soorten zonden toe te laten, alsof God toch niet van ‘zijn verkoren volk' zou scheiden, ongeacht hun daden. In 1940, konden terroristen zoals Menachem Begin en Irgun Gang het King David Hotel opblazen en hierbij 91 mensen doden. In de ogen van vele Christenen waren zij echter nog steeds de 'gekozene'. Yitzhak Shamir gaf de order aan zijn Stern Gang om Count Folke Bernadotte te vermoorden in 1948. Ondanks deze daad was hij nog steeds de ‘verkorene' in de ogen van vele Christenen.

Het lijkt wel dat terrorisme geen terrorisme meer is als het gedaan wordt door een Jood. Voor deze mensen zijn Israëlieten bevoorrechte mensen die zich niet aan dezelfde standaarden als anderen behoeven te houden.

Het is namelijk zo dat God IS gescheiden van Israël en haar heeft wegzonden uit Zijn huis. En het is namelijk zo dat God zowel Israël als Juda HEEFT verstoten, zoals Jeremia 7:15 ons vertelt,

15 Ik zal jullie (Juda) verstoten, zoals ik jullie broedervolk, het nageslacht van Efraïm, verstoten heb.

De vraag is dus: Wat bedoelde Paulus dan, toen hij erop stond dat God Israël niet echt had weggedaan? Sprak Paulus het duidelijke woord uit de Bijbel dan tegen? Nee, Paulus maakte het punt dat God een weg had gemaakt voor zowel Israël als Juda om ‘verkoren' te blijven, oftewel getrouwd met God. Het was niet LOS van Christus, maar DOOR Christus.

God maakte een voorziening voor de mens om een echte Jood te blijven, of er één te worden. Dit is beschreven in mijn boek ‘Who is a Jew?'.

Zo bestaat ook de mogelijkheid om een echte Israëliet te worden. Dat is het onderwerp van deze studie.

Om onderdeel van de stam van Juda te blijven was het nodig de Koning–Messias, Jezus Christus, te accepteren. En om een ‘verkozen' Israëliet te worden is het nodig om Jezus Christus als de Heer van Jozef te accepteren. Terwijl individuen van het natuurlijke Juda of het natuurlijke Israël verstoten waren en gestorven zijn buiten Christus, leefde de natie zelf voort in embryovorm. Het werd bevolkt door ware gelovigen. Dit was, uiteraard, een kleine, maar belangrijke minderheid.

We lieten zien in het boek met de titel ‘Who is a Jew?' dat Jezus' discipelen zelf burgers bleven van de stam van Juda, want het burgerschap bleef in Jezus, de prins van de stam.

Hoewel de meerderheid van het natuurlijke Juda werd afgesneden van de stam vanwege schending van de wet, liet dit de stam niet zonder inwoners achter. Hetzelfde geldt voor Israël. Er zijn altijd overwinnaars (‘het overblijfsel') in elk tijdperk. Zo zijn er altijd burgers van Israël geweest, ondanks het feit dat de meerderheid was afgesneden wegens schending van de wet.

Paulus' voorbeeld om zijn punt te bewijzen wordt gevonden in Romeinen 11:3–5, waar hij teruggrijpt op het verhaal van Elia. Elia dacht dat hij alleen was overgebleven, maar God zei dat er nog 7000 man was die Hij voor Zichzelf had bewaard. Paulus nam dit woord als een aanwijzing dat ongeacht wat was gebeurd met het volk van Israël, God altijd een restant van mensen bewaard voor Zichzelf. De kern van Israëlitische inwoners die de naam van Israël in de ogen van God zou blijven dragen.

Er zijn dus altijd Israëlieten geweest in de ogen van God zelfs na de verwoesting van de natie met de naam Israël. Israël was als een volk afgesneden, dat is waar, maar God heeft altijd voor Zichzelf het zaad van een nieuwe natie behouden. Dit zaad zal opstaan aan het eind van de geschiedenis. Deze kleine zaadjes zijn de overwinnaars, het gekozen overblijfsel. Er waren er 7000 in de dagen van Elia. Het feit is dat zij destijds de enige ware Israëlieten waren van de gehele Israël. Uit de miljoenen tellende natuurlijke Israëlieten die de natie destijds bevatte, waren er maar 7000 Israëlieten in de ogen van God. Deze 7000 van het gekozen overblijfsel waren de overwinnaars in hun tijd.

Er is vandaag de dag niets veranderd. De Joden zijn niet Gods verkoren volk. Ook de ex-Israëlieten in de verstrooiing zijn dat niet. De ‘gekozenen' of ‘verkorenen' zijn verkoren om te regeren, en alleen de overwinnaars zullen regeren. (Op. 20:6). Ja, men moet een Israëliet zijn om verkozen te worden, maar men moet een overwinnaar zijn om een Israëliet te zijn in de ogen van God. Men moet gedisciplineerd en getraind worden op dezelfde wijze als Jakob gedisciplineerd en getraind werd voor hij een echte Israëliet door God werd genoemd. Paulus schrijft in Romeinen 9:6–8,

6 God heeft zijn belofte niet gebroken. Want niet alle (natuurlijke) Israëlieten behoren werkelijk tot Israël, 7 niet alle nakomelingen van Abraham zijn ook werkelijk zijn kinderen. Er staat immers geschreven: ‘Alleen de nakomelingen van Isaak zullen gelden als jouw nageslacht.' Dat wil zeggen: ze zijn niet door hun natuurlijke afstamming kinderen van God, maar gelden als nageslacht van Abraham op grond van Gods belofte.

De enige echte Israëlieten zijn de overwinnaars. Deze worden toevertrouwd te regeren in Zijn Koninkrijk gedurende het duizend jarige Messiaanse tijdperk. Dit zijn geen bevoorrecht e mensen die straffeloos kunnen zondigen. Dit zijn mensen die, zoals Jakob zelf, gedisciplineerd en getraind zijn tot het karakter van Jezus Christus. Ze zullen anderen mensen leren een ware Israëliet te worden door hen voor te leven.

Romeinen 11:7 concludeert dan,

7 Wat betekent dit alles? Wat Israël heeft nagestreefd, heeft het niet bereikt; alleen zij die zijn uitgekozen (exloge , ‘de gekozenen') hebben het bereikt. De overigen werden onbuigzaam.

Paulus gaat dan verder door te vertellen dat de val van Israël uiteindelijk tot voordeel van de gehele wereld is geworden. Zelfs de Israëlieten die gestorven zijn in hun zonden zullen uiteindelijk tot de kennis van Jezus Christus komen. Zij zullen geen deel hebben aan de eerste opstanding; deze is voor de ‘rest die overwint'. Toch zullen zij onderdeel zijn van de ‘verzoening van de wereld' (Rom. 11:15). God heeft hen ‘ uitgeleverd aan de ongehoorzaamheid, opdat hij voor ieder mens barmhartig kan zijn' (Rom. 11:32). Maar dit is een onderwerp dat in andere boeken wordt besproken en is te diepgaand voor het onderwerp ‘Wie is een Israëliet?'.

Met name de boeken: ‘Creation's Jubilee' en ‘The Judgement of the Divine Law'.