God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 4: Eerlijke munt

Vroeger was ruilhandel het meest gebruikelijk voor het uitwisselen van goederen en diensten. Het was in feite irrelevant of de arbeiders nu met zilver of aardappelen betaald werden. Of men nu iets kocht met goud, papier of kippen, alles werd “handel” genoemd. Het was een verwisseling van gelijke waarde. Arbeid kon zo verwisseld worden voor zilver, tarwe of valuta – wat de afspraak ook was. Het punt is dat alles wat waarde bezit uiteindelijk geld is, hoewel wij recentelijk iets hebben uitgevonden dat wij valuta of munteenheid noemen.

Valuta die door een private partij wordt afgegeven is een papieren schuldbekentenis, een overeenstemming of contract om iets te betalen. Het kan in alles betaald worden dat waarde heeft voor degene die het verlost. Waarde wordt bepaald door de hoeveelheid goederen en diensten die men kan ontvangen voor het verlossen van de schuld van de schuldeiser. Dergelijke schuldbekentenissen kunnen van mens tot mens overgaan, zo lang de mens er maar vertrouwen in heeft dat het ooit terugbetaald zou worden aan de schuldeiser.

Met andere woorden, de schuldbetekenis kon als valuta functioneren zolang het maar onder de mensen circuleerde. Maar uiteindelijk werd de waarde bepaald door de mogelijkheid van de schuldeiser om goederen met waarde te schenken aan wie de verlosser van de oorspronkelijke schuldeiser ook was. Ondertussen werd de waarde, terwijl deze circuleerde, verkregen door het feit dat iedereen het kon ruilen voor goederen en diensten.

In de afgelopen jaren zijn we grotendeels gestopt met het denken in termen van ruilhandel, hoewel economisten nog wel de term “trade” (ruilhandel) gebruiken bij zakelijke transacties. We denken niet langer in termen van ruilhandel omdat de valuta niet langer door private partijen wordt uitgegeven, maar door overheden (zoals de Europese Centrale Bank, dat op zichzelf een overheid is).

Het was gebruikelijk dat private banken papieren valuta uitgaven. Wanneer iemand de waarde van 100 gulden in gouden munten naar de bank bracht gaf de bank als bewijs aan de inlegger een “briefje” of “biljet”. Het “biljet” verklaarde dat de bank 100 gulden schuldig was aan degene die het “biljet” wilde verlossen.

Omdat het goud in de bank waarde schonk aan het biljet, gingen de biljetten vervolgens onder de mensen circuleren. De meeste biljetten bleven in omloop, zolang de mensen vertrouwen hadden in het feit dat de bank werkelijk is staat was om goud voor het biljet te ruilen. Pas toen de bankieren hebzuchtig werden ontstonden de problemen. Zij realiseerden zich dat zolang niemand wist hoeveel biljetten zij uitgaven en hoeveel goud zij daadwerkelijk bezaten, zij extra bankbiljetten konden creëren en deze konden gebruiken om ware rijkdom, zoals goederen en diensten, te kopen.

Natuurlijk zouden de mensen er achter komen wat de bankier aan het doen was met als gevolg dat er een run op de bank zou ontstaan. De bank kon vervolgens niet alle biljetten in goud verlossen, waardoor de meeste mensen met waardeloze biljetten achterbleven – lege beloften om te betalen. Het was diefstal.

In zulke gevallen maakte het niet uit of de bank biljetten van goud, zilver, tarwe of tabak creëerde. Het probleem zat hem niet in het type van welvaart die het bankbiljet voorstelde. Het probleem was fractioneel bankieren – meer valuta (of krediet) verlenen dat in werkelijkheid in bezit van de bank was.

Hiermee komen we aan bij het probleem van vandaag de dag, waarbij de Europese Centrale Bank (ECB) en het Federal Reserve System (Fed, de centrale bank van de VS) meer krediet creëert dan valuta. De banken vermeerderen dit door fractioneel bankieren. Het netto-effect is grotendeels hetzelfde binnen de economie, maar toch is er een verschil. Een bank kan iets slechts vermeerderen als het al bestempeld als voordeel is. Maar de valuta is sinds 1914 afkomstig van de Federal Reserve Bank.

De tweede hoofdzaken van de overheid zouden moeten bestaan uit het verdedigen van de natie en het creëren van valuta. Als wij het verschil tussen geld en valuta begrijpen zouden de mensen zelf het geld moeten creëren. De valuta zou niet uitgegeven moeten worden door private banken, noch door centrale banken in privaat bezit.

De Federal Reserve Act loste inderdaad het probleem van de verwarring van te veel kleine banken die hun eigen biljetten uitgaven op. Als iemand geld van een bank in Vermont had, maar wenste te reizen naar Georgia, dan wist de winkelier in Georgia niet meteen of de bankbiljetten van Vermont wel werkelijke waarde hadden. Dit had de neiging om handel over lange afstand te beperken.

Dus het voordeel van slechts één federale valuta of munt is duidelijk. Dit was het argument waarmee het idee van het creëren van een Fedaral Reserve Bank werd geopperd. Het probleem was niet de bank zelf, maar het bezit of eigendomsrecht van de bank. Het deed zich voor als “federaal”, terwijl het in wezen in privaat bezit verkeerde. Door deze bedriegerij werd het een kleine elite groep toegestaan om de knip (portemonnee) van de natie in hun greep te houden en zodoende ook haar politiek.

Het recht om valuta te creëren en uit te geven zou uitsluitend binnen de overheid moeten huizen. Dit is blijkbaar ook de gedachte die de opstellers van de Amerikaanse Constitutie hadden toen zij de rechten van het Congres in kaart brachten: “om Geld te munten moet de Waarde daarvan, en van vreemde Munten, gereguleerd worden en moet de norm van Maten en Gewichten bevestigd worden” (Artikel 1, Sec. 8, par. 5). De muntslag van “geld” is hierbij de sleutelzin.

Benjamin Franklin drong op deze bepaling aan. Maar kort na de haar bekrachtiging stierf hij op 17 april 1790. Alexander Hamilton was in staat om op 25 februari 1791 het Congres te overtuigen om de eerste privaat bank, de “National Bank” te vestigen.

Pas in de tijd van Abraham Lincoln gaf de overheid in Amerika voor het eerst zijn eigen valuta uit. Zijn valuta werd de Greenback genoemd, want het had groene inkt op de achterzijde. Voor het eerst werd het recht om zelf valuta creëren uit de private handen genomen en werd het daar geschonken waar het zich volgens de grondwet moest bevinden.

Bankiers houden er niet van als hun valuta op tarwe of tabak berust. Dergelijke zaken moeten periodiek worden geconsumeerd, omdat zij niet snel vergaan. Ook hebben zij natuurlijke vijanden, zoals ratten en overstromingen. En vanwege de praktische redenen prefereren bankiers goud en zilver. Dit heeft natuurlijk als gevolg dat de bankiers het goud en zilver bijeen brengen en als zij een bank stichten dan steunt hun valuta op deze activa.

Wanneer dit gebeurt dan lijkt de waardevermeerdering toe te nemen op hetgeen de valuta steunt. Vervolgens zijn de bankeigenaren de primaire begunstigden, want al hun eigen activa geniet de waardevermeerdering. Een privaat bank moet in feite gesteund worden door de activa van een privaat bankier.

Maar wanneer de valuta wordt uitgegeven door de overheid wordt dit een nationale valuta en hoeft deze niet slechts te worden gesteund door goud en zilver. Het wordt gesteund door al de activa van de natie zelf – de productiviteit, gedachtegang en arbeid van de gehele populatie en arbeiders. Het gehele nationale bruto product is het geld (de rijkdom) die de munt steunt.

De valuta kan dan gemakkelijker worden geruild tegen vrijwel alles dat waarde heeft, in plaats van alleen goud en zilver en haar voorraad is niet begrenst door de hoeveelheid waardevaste zaken binnen de natie. Als iemand zijn valuta wil inwisselen voor goud hoeven zij hiervoor niet naar een federale bank te gaan. Zij kunnen dit simpelweg kopen op de open markt, want alle valuta wordt door de mensen die een product willen verkopen gesteund.

Valuta is papier dat iemands arbeid voorstelt. Met andere woorden, de valuta is een arbeidsbon, die u kunt inwisselen tegen producten van andermans arbeid. Dat is gelijke munt. Het is geen schuldbrief, want haar steun is alreeds geproduceerd. Handel in dergelijke briefjes is niet het afbetalen van schuldbekentenissen, noch behandeld het schuld als activa. Het stelt een ruil voor van één vorm van rijkdom voor een andere. Wanneer de hoeveelheid geld dat in oploop is, gelijk is aan de hoeveelheid rijkdom die alreeds is geproduceerd, dan is dit geen schuld, maar een cheque die getrokken kan worden op een opslagplaats van rijkdom in elke markt.

Toch zeggen veel mensen dat geld gesteund zou moeten worden door goud (of zilver), en zij herleiden al hun monetaire problemen tot het gebrek van substantiële goudsteun. Nee, het probleem is dat de valuta nu gesteund wordt door overheidsobligaties (schulden), in plaats van door goederen en diensten van de mens.

Probleem #1. De moderne valuta is gecreëerd door privaat banken en wordt tegen rente geleend aan de overheid.

Probleem #2. De Federal Reserve Bank, dat handelt alsof het een federaal instituut is, beroept zich op het vertrouwen en krediet van de Verenigde Staten om haar geld terug te geven. Hun biljetten steunen niet op de rijkdom van de bank, omdat deze Biljetten niet langer meer schuldbekentenissen zijn die men terug naar de bank kan brengen in ruil voor rijkdom. In plaats daarvan zijn het schuldbekentenissen die de overheid bezit voor het privilege van het gebruik van de valuta die de banken uit het niets hebben gecreëerd en ook door niets anders worden gesteund. Om de overheidsschuld te verminderen moeten zij schuldobligaties terugkopen die zijzelf hebben uitgegeven.

Maar door de schuld te verminderen zou het betekenen dat de hoeveelheid “geld” in omloop verdwijnt. Dit zou op zijn beurt weer een recessie veroorzaken. Wanneer de gehele schuld theoretische gezien terugbetaald zou worden, dan zou al het “geld” in omloop verdwijnen – maar de overheid zou, vanwege de rente die alreeds is opgehoopt, nog steeds triljoenen euro’s (of dollars) aan de staatsschuld verschuldigd zijn.

Een dergelijk schuld-geldsysteem is onhoudbaar. Het zou alleen werken als genoeg mensen genoeg leningen afsluiten om genoeg “geld” te creëren om de rente die de bank elk jaar terugbetaald te bedekken. Maar in 2007 echter sloeg de perfecte storm in het financiële systeem. De huizenprijzen stopten met stijgen, de Amerikanen konden geen hypotheken meer afsluiten en krediet bevroor. Opeens werd er niet genoeg geld meer gecreëerd om de economie draaiende te houden, waardoor het vervolgens begon in te storten.

Dit alles zou lang geleden al ontweken kunnen worden, als er maar gelijke munt was gecreëerd, in plaats van obligaties (schuldbriefjes). Als de overheid haar recht had behouden op het creëren van valuta in plaats van obligaties, dan zou er ook geen staatsschuld zijn. Valuta zou slechts zijn gecreëerd wanneer dit nodig was en zou in omloop zijn als een ruilmiddel om lange afstandhandel te faciliteren.

Daarom zit er voor ons niets anders op om de Economie van het Koninkrijk te bestuderen, zodat wanneer wij aantonen dat het systeem zichzelf vernietigd, wij enig idee hebben hoe wij dit kunnen verwisselen met een systeem dat in het voordeel is van de rijkdomproducenten, in plaats van de schuldcreëerders.