God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 4: De wetten van het Koninkrijk

De wetten van het Koninkrijk omvatten alles wat God als opdracht geeft aan de mens. Gehoorzaam zijn aan de Koning betekend gehoorzaam zijn aan Zijn wetten. De wetten van het Koninkrijk zijn een uitdrukking van Zijn karakter. Zij zijn de standaard waardoor rechtvaardigheid kan worden afgemeten. Deze uitdrukking van het karakter van de Koning negeren wordt zonde genoemd.

De Hebreeuwse term voor zonde is khataw, en betekend letterlijk “doel missen”. Rom 3:23 zegt bijvoorbeeld

23 Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods.

Dat wil zeggen dat allen het doel hebben gemist. Allen hebben we tekort gedaan aan het rechtvaardigde karakter van God. We hebben allen gefaald.

Het doel van het wet is om met misdadigers om te gaan. Zo lang er zondaars zijn, moeten er wetten zijn om de mens ervan te weerhouden hun medemens kwaad te doen. Om rust en kalmte te creëren in het land, moeten deze wetten ook straffen hebben wanneer iemand ongehoorzaam is, waardoor de wettige orde weer hersteld kan worden wanneer men de rechten van anderen ondermijnt

Paulus verteld ons het doel van de wet in 1 Tim 1:8-11:

8 Doch wij weten, dat de wet goed is, zo iemand die wettelijk gebruikt; 9 En hij dit weet, dat den rechtvaardigen de wet niet is gezet, maar den onrechtvaardigen en den halsstarrigen, den goddelozen en den zondaren, den onheiligen en den ongoddelijken, den vadermoorders en den moedermoorders, den doodslagers, 10 Den hoereerders, dien, die bij mannen liggen, den mensendieven, den leugenaars, den meinedigen, en zo er iets anders tegen de gezonde leer is; 11 Naar het Evangelie der heerlijkheid des zaligen Gods, dat mij toebetrouwd is.

In het begin, voordat de zonde in de wereld kwam, was het niet nodig dat een hogere autoriteit wetten oplegde. Maar toen de mens in de zonde viel, werd de wet nodig om met deze nieuwe realiteit om te kunnen gaan. En aan het einde, wanneer God is alles en in allen, zal er opnieuw geen wet meer nodig zijn, omdat de wet dan geschreven zal zijn in de harten van alle mensen. Mensen zullen doen wat goed is vanuit hun natuur en het zal niet nodig zijn om mensen te dwingen het goede te doen of om ze ervan te weerhouden de rechten van hun medemens te negeren.

De wetten van God zijn procesmatig onthuld, omdat de mens tegelijkertijd moreel procesmatig degenereerde. De eerste wet wordt gegeven in Gen 2:16,17.

16 En de HEERE God gebood den mens, zeggende: Van allen boom dezes hofs zult gij vrijelijk eten; 17 Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.

Er was op dat moment geen andere wet nodig. Alleen deze ene wet was voor dat moment voldoende om Adam en Eva de mogelijkheid te geven te falen (hun doel te missen). Toen zij zondigden begon de mensheid aan een lange weg van degeneratie, en steeds meer wetten moesten worden geopenbaard zodat de mens steeds meer duidelijkheid kreeg wat de gedachten van God waren in specifieke situaties.

Na de vloed openbaarde God aan Noach andere wetten die duidelijk maakten hoe de aarde moest worden geregeerd. Noach was de wettige erfgenaam van het eerstgeboorterecht en daarmee koning over deze aarde. Noach wist het verschil al tussen reine en onreine dieren, omdat deze kennis nodig was om de dieren in de ark te brengen voordat de vloed begon (Gen 7:2)

Na de vloed openbaarde God nog meer in Gen 9:1-7, namelijk dat het bloed niet meegegeten mocht worden, omdat bloed niet bestemd was als voedsel voor de mens. Ook werd gezegd dat als iemand zijn naaste doodde, het leven van de moordenaar ook moest worden genomen (9:6). We hoeven er niet aan te twijfelen dat er veel andere onderdelen van het rechtvaardige karakter van God zijn geopenbaard door Goddelijke inspiratie in de eeuwen daarna. Een van de tekenen die hierop wijzen kunnen we vinden in Gen 26:5 waar God Abraham zegent “omdat hij de geboden en inzettingen van God hield”.

Het is dus duidelijk dat lang voor de tijd van Mozes er Goddelijke wetten waren waar Abraham bij leefde. Abrahams geloof werd aangetoond door het feit dat hij de geboden van God gehoorzaam was. Dit blijkt ook duidelijk op het moment dat God hem openbaarde dat hij Ur moest verlaten en naar het land Kanaän moest optrekken. Abraham was een man met een groot geloof, maar zijn geloof kwam tot uitdrukking in zijn gehoorzaamheid aan Gods geboden.

Vier eeuwen na Abraham leidde Mozes het volk uit Egypte naar de berg Sinaï waar God hen een complete verzameling van wetten van Zijn Koninkrijk gaf. Deze wetten waren bedoeld om de relaties tussen God en de mensen en hun naasten te regelen. Deze wetten definieerden wat rechtvaardigheid inhield en dat de veroordeling altijd moest passen bij de overtreding die gepleegd was. Vergelding stond altijd in verband met de overtreding, wanneer er geen vergelding of terugbetaling mogelijk was, dan werd de doodstraf uitgesproken.

Deze wetten, net als alle voorgaande wetten van het Koninkrijk, zijn bedoeld om de neiging van de mens om de ander kwaad te doen te beteugelen. De wet vermeldde ook de veroordeling, die heel precies de straf per overtreding beschrijft wanneer de rechten van de medemens worden geschonden. Echter werden niet alleen de rechten van het slachtoffer beschermd, maar ook de rechten van diegenen die de overtreding hadden begaan. De geschiedenis wijst uit dat de straf vaak veel erger is dan dat de oorspronkelijke misdaad was.

De apostel Paulus zegt in Rom 7:12 over de wet van God

“de wet is heilig en recht en goed.....”

En vervolgens verteld hij ons in vers 14 dat de wet geestelijk is. Velen hebben geleerd dat de wet slechts gericht is op het vlees en minderwaardig is alsof deze wet gebaseerd is op de vleselijke redeneringen van de mens. Maar dit is niet waar. De wet komt voort uit de wil van God. God is een geest en ieder woord dat hij spreekt en iedere wet die Hij uitvaardigt is geestelijk. (Joh 4:24)

De uitvoering van de wet is echter beperkt omdat hij moet worden uitgevoerd door vleselijke mensen, die niet de de bedoeling en achterliggende gedachten van de Auteur van de wet kennen. Dit werd later in Israël ook een probleem en daarom vond Jezus het nodig om hun interpretatie van de wet te bestrijden in de welbekende “Bergrede”

De menselijke interpretatie van de wet noemde Jezus “de menselijke inzettingen”. Dit probleem kennen we ook in onze tijd. De wet wordt nu anders toegepast dan de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever was. Dit is een natuurlijke neiging om af te wijken van de oorspronkelijke intenties van de wetgever wanneer men niet overeenstemt met de intenties van diegenen die destijds de wetten maakten. Dit mag dan misschien een goed idee zijn wanneer je af wilt wijken van de wetten van onvolmaakte mensen, maar dit mag natuurlijk nooit gebeuren met de wetten van God.

De rabbi's hebben echter de wetten van God dusdanig aangepast dat ze feitelijk de wet van God daarmee teniet hebben gedaan. Jezus kwam om ons de werkelijke betekenis van de wet te openbaren, zoals deze bedoeld was door God. Maar in de jaren daarna heeft de kerk hetzelfde gedaan als de rabbi's destijds. Hoe minder de mens overeenstemde met de gedachten van God, hoe meer ze de wet herinterpreteerden naar hun eigen idee over goed en kwaad.

De rabbijnse tradities zijn later opgeschreven en staan nu algemeen bekend als de Talmoed. De Talmoed is niet de bijbel, maar een verzameling van de inzettingen van mensen. In Markus 7 lezen we (vs 5)

5 Daarna vraagden Hem de Farizeën e n de Schriftgeleerden: Waarom wandelen Uw discipelen niet naar de inzetting der ouden, maar eten het brood met ongewassen handen? 6 Maar Hij antwoordde en zeide tot hen: Wel heeft Jesaja, van u, geveinsden, geprofeteerd, gelijk geschreven is: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij. 7 Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden zijn der mensen; 8 Want, nalatende het gebod Gods, houdt gij de inzettingen der mensen, als namelijk wassingen der kannen en drinkbekers; en andere dergelijke dingen doet gij vele.

We moeten het verschil opmerken tussen de inzettingen van God en de inzettingen van mensen. Jezus zei alleen goede dingen over de wet van God en zijn inzettingen. Hij zei echter weinig goeds over de inzettingen van mensen (de oversten). We moeten dit onderscheid goed maken, om bovenstaande conversatie tussen Jezus en de oversten te kunnen plaatsen.

De apostel Paulus maakte heel duidelijk dat God de wet niet teniet heeft gedaan, maar integendeel, de wet in ere hield, juist door aan het kruis te sterven voor onze zonden. Door aan het kruis te gaan, heeft hij op de grootst mogelijke wijze laten zien dat Hij overeenstemde met de vraag van de wet om gerechtigheid. Door de prijs te betalen, redde Hij de wereld van de dood. Daarom zegt Paulus ons in Rom 6:14

14 Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.

Onder de wet zijn, betekent dat iemand strafbaar is volgens de wet en dus de verantwoordelijkheid heeft om de straf te dragen als zondaar. Steeds wanneer iemand zondigt, komt hij “onder de wet” vanwege de toerekening van die zonde, en de wet zal de zondaar nooit vrijspreken tot de straf is betaald. Toen Jezus de straf betaalde, die de wet voorschreef, werd de zondaar vrijgesproken, omdat hierdoor aan de eis van de wet was voldaan. Niet langer was de wet dus een bedreiging voor de zondaar, want hij was nu “onder de genade”. Niet omdat de zonde werd toegelaten, maar omdat de straf (of de vloek) voor de zonde was betaald.

Op geen enkele wijze maakt dit de zonde echter minder zondig. Diefstal is nog steeds zonde evenals moord en overspel. De zonde wordt niet goedgesproken door Jezus dood aan het kruis. De wet tegen deze ongerechtigheid is niet herroepen. Diefstal is geen rechtvaardige daad geworden nadat Jezus stierf aan het kruis.

De wet blijft een uitdrukking van Gods karakter. Het grote verschil is dat toen Jezus de straf op de zonde die door de wet was bepaald droeg, de wet niet nog meer straf kon vragen dan reeds was gedragen. Deze mogelijkheid heeft de wet niet in zich en zou onrechtvaardig zijn. Daarom zijn we nu “onder de genade”.

Maar Paulus maakt heel duidelijk dat wij niet “moeten zondigen zodat de genade te meerder worde. (Rom 6:1). Hij zegt in Rom 6:15

15 Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet, maar onder de genade? Dat zij verre.

Met andere woorden, indien we te snel rijden op de snelweg, kan de agent me een bekeuring geven en ik zal de boete moeten betalen. Indien de boete voor mij te hoog is om te voldoen, sta ik “onder de wet”, totdat ik de boete betaald heb. Misschien moet ik wel 30 dagen de cel in. Maar indien mijn oom de boete betaald, kom ik “onder de genade” en spreekt de wet mij vrij.

Wat zou mijn oom denken indien ik dan maar de snelheidsregels blijf overtreden, in de wetenschap dat mijn oom mij altijd zal vrijkopen? Zou ik hem daarmee eren? Natuurlijk niet. En zo vele christenen wordt vandaag verteld dat ze nu het recht hebben om te zondigen (de wet mogen negeren) alsof Jezus de zonde heeft gerechtvaardigd door de straf hierop te betalen.

Christenen hebben niet het recht om door te gaan met zondigen. Johannes verteld ons dat “zonde is overtreding der wet” (1 Joh 3:4). Jezus zegt dat velen voor hem zullen staan op de dag van het oordeel en zullen zeggen dat ze vele wonderen en tekenen in Zijn naam hebben gedaan; maar Jezus zal zeggen, “Ga weg van mij, gij werkers der ongerechtigheid (wetteloosheid) Mat 7:23

De wetten van het Koninkrijk zijn gegeven om de verkeerde neigingen van de mens in te binden. Er zijn twee manieren waarop God met het probleem van ongerechtigheid omgaat. De methode van het Oude Verbond, ingesteld onder Mozes, was door het ingrijpen van de wet (van buitenaf). De methode van het Nieuwe Verbond, ingesteld onder Christus, is om iemands natuur te veranderen, door een innerlijke werking van de Heilige Geest.

De Methode van het Oude Verbond werkt slechts gedeeltelijk; de geschiedenis heeft ons laten zien dat het opleggen van sancties bij overtredingen uiteindelijk altijd zal falen. De menselijke natuur is dusdanig dat ze altijd een wijze vindt om de wet te omzeilen en zo toch de overtreding te kunnen begaan, zonder hiervoor te kunnen worden gestraft.

Daarom vaardigen landen steeds nieuwe wetten uit, die steeds in meer detail reguleren. De straffen nemen langzamerhand toe met als doel om de wetteloosheid af te laten nemen en criminaliteit te determineren. Vaak nemen de straffen dusdanig toe dat ze niet meer in verhouding staan tot de misdaad en vervolgens explodeert de criminaliteit.

Het Nieuwe Verbond legt criminaliteit niet alleen aan banden. De Heilige Geest komt in onze harten wonen en werkt van binnenuit. In tegenstelling tot heersen vanuit de vrees voor de straf, werkt de Heilige Geest door liefde, door de wetten in onze harten te schrijven. Het resultaat van dit innerlijke werk is dat we beginnen te veranderen naar het rechtvaardige karakter van God, niet door dwang, maar omdat we gaan overeenstemmen met Zijn wil. Dit wordt bewerkt door het lezen van het woord (=wet), geleid door de Heilige Geest, wetend wat de intenties Zijn geweest van de Auteur en door de wet te zien door de ogen van Christus.

Op deze wijze wordt de wet niet alleen een uitdrukking van het karakter van God, maar ook van het karakter van de gelovige. Hij WIL niet meer stelen, moorden, overspel plegen, zelfs al staan de wetten van het land dit toe. De uiterlijke wetten vormen niet zijn drijfveer, maar zijn motivatie komt van binnen uit.

Dit is de methode van het Nieuwe Verbond waardoor God momenteel gerechtigheid op deze aarde wil brengen. De wetten van het koninkrijk worden geschreven op de harten van haar burgers. God traint mensen om goede burgers te zijn en getuige te zijn van Zijn rechtvaardige karakter.