God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 6: De twee verbonden

Het concept van het Zoonschap wordt op een betekenisvolle manier voor het eerst uiteengezet in het verhaal van Ismaël en Izak. De Islam en het christendom verschillen in detail in dit verhaal. Als ik in een ander gedeelte van de wereld geboren was, zou ik zonder twijfel de Islamitische kant hebben aangehangen, maar God heeft ervoor gezorgd dat ik binnen een christelijke familie werd geboren. Bijbelstudie en het hebben van een directe relatie met een levende Christus is voor mij voldoende geweest om te bepalen welke versie van de geschiedenis juist is.

Laat mij eenvoudig zeggen dat, zonder in veel details te treden, Ismäel de oudste zoon van Abraham was, door Hagar, de Egyptische slavin. Hij werd geboren toen zijn naam nog Abram was. De Hebreeuwse letter “hey” was nog niet aan zijn naam toegevoegd, hetgeen de aanwezigheid van de Heilige Geest vermeldt – ofwel, de adem van God.

God veranderde zijn naam Abram in Abraham toen hij 99 jaar oud was (Gen. 17:1-5). Toentertijd was Ismaël 13. Volgens de Bijbel vertelde God toen aan Abraham voor het eerst dat hij het aankomende jaar een zoon zijn verwekken met Sara, de vrije. Izak werd dus geboren toen Abraham 100 jaar was. Sara was toen 90 jaar, hetgeen in die dagen toch wel iets voorbij de leeftijd van kinderen krijgen was. (Zij waren toentertijd gezonder en leefden ook langer.)

Dertien jaar lang had Abraham aangenomen dat Ismaël  de erfgenaam van het geboorterecht was. Dit geboorterecht was, zoals we al hebben aangehaald, geschonken aan Adam en omvatte het gelijk worden aan de gelijkenis van God (Gen. 1:26). De uiteindelijke belofte van het geboorterecht was dus de belofte van het Zoonschap.

Maar God vertelde hem opeens dat dit niet zo was, hoewel Ismaël zeker wel een erfenis zou krijgen. Het was niet zo dat Ismaël onterft werd. Hij zou daarentegen een alternatieve erfenis krijgen – iets anders dan het Zoonschap. Die erfenis omvatte aardse zaken – in het bijzonder land en territorium. Genesis 17:20 zegt,

20 Wat Ismaël betreft, heb Ik u verhoord. Zie, Ik heb hem gezegend en zal hem vruchtbaar maken en hem uitermate talrijk maken: twaalf vorsten zal hij verwekken en Ik zal hem tot een groot volk maken.

Paulus zegt ons in het Nieuwe Testament dat dit een groot gedeelte van historische allegorie besloeg, ofwel een “betekenisvolle geschiedenis”. Omdat Ismaël werd geboren uit een slaaf, Hagar, vertegenwoordigd hij de “kinderen” (of volgelingen) van het Oude Verbond. Omdat Izak uit de vrije werd geboren betekent dit omgekeerd dat hij de “kinderen” (of volgelingen) van het Nieuwe Verbond vertegenwoordigd. Beide verbonden hadden een andere erfenis: de ene fysiek of aards; de andere geestelijk of hemels. In Galaten 4:22-26 lezen we,

22 Want er staat geschreven dat Abraham twee zonen had, een van de slavin, en een van de vrije. 23 Maar hij die van de slavin was, is naar het vlees geboren [d.w.z. een natuurlijke geboorte], hij echter die van de vrije was, door de belofte [die bovennatuurlijk was omdat Sara al 90 jaar oud was] . 24 Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis; want deze vrouwen zijn de twee verbonden: het ene, dat van de berg Sinaï, dat kinderen voortbrengt voor de slavernij, dat is Hagar. 25 Want deze Hagar is de berg Sinaï in Arabië, en komt overeen met het huidige Jeruzalem, dat met haar kinderen in slavernij is. 26 Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen… 31 Daarom, broeders, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar van de vrije.

In Galaten legt Paulus uit hoe het Oude Verbond tot gevangenschap en slavernij leidde, terwijl het Nieuwe Verbond juist tot vrijheid leidde. Het Oude Verbond beloofde een ieder te zegenen die gehoorzaam was. Het Nieuwe Verbond beloofd degenen te zegenen die op de rechtvaardigheid van Jezus Christus vertrouwen, waarbij ze geloven dat dit ook voor hun geldt.

Laat mij dit uitleggen. Paulus zegt ons het volgende in Rom. 5:12 (letterlijke vertaling),

12 Daarom, zoals door één mens [Adam]  de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood [sterfelijkheid], en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben.

In Romeinen 5 zegt Paulus ons dat de zonde door Adam de wereld in kwam en dat de zonde van Adam vervolgens toegerekend werd aan alle mensen. Met andere woorden, iedereen moet betalen voor de zonde van Adam, omdat zijn zonde alle mensen toegerekend wordt. Wij waren er niet bij toen Adam zondigde, maar toch moeten wij zijn straf dragen alsof wij door Adam hadden gezondigd.

Daarom zijn wij allemaal sterfelijk. Deze dood in ons is een ziekte die ons moreel zwak maakt. Daarom zegt Paulus in de bovenstaande passage: “en zo de dood over alle mensen is gekomen IN WIE allen gezondigd hebben.” Niemand is zonder zonde, want wij zijn allen sterfelijk. Wij zondigen omdat wij sterfelijk zijn. Wij werden niet opeens zondig toen wij begonnen te zondigen.

Het Oude en het Nieuwe Verbond zijn twee verschillende wegen die omgaan met dit zeer basale probleem van de mens. Het Oude Verbond beloofd het leven en zegen wanneer iemand gehoorzaam is. Deze zegeningen zijn voorwaardelijk en afhankelijk van gehoorzaamheid, want we lezen in Exodus 19:5: “Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn…

Het probleem met het Oude Verbond is dat de sterfelijke mens onmogelijk volkomen gehoorzaam kan zijn. De voorwaarden van het Oude Verbond zijn te hoog gegrepen voor de mens om volmaaktheid te verkrijgen, zelfs wanneer de daden van de mens worden ingeperkt door externe wetten. Sommigen bezitten echter wel zelfdiscipline en kunnen zo een hoger niveau van “goedheid” verkrijgen. Maar zelfs als de mens vandaag de dag volmaaktheid zou bereiken, zou dit zijn vroegere zonden niet kunnen te niet doen. Hij mag dan in staat zijn om al zijn vroegere slachtoffers volgens de wet terug te betalen, maar hoe zal hij God terugbetalen? Want God zegt: “het loon van de zonde is de dood” (Rom. 6:23).

Dit is de grote zwakte van het Oude Verbond. Het vereist de mens om iets te doen om zo recht voor God te kunnen verschijnen. Het is dus een werkverbond of dienstverbond, maar de mens is niet in staat om dergelijke verplichtingen te vervullen.

Hierdoor komt de mens in slavernij terecht. Een oprecht iemand zal zijn hele leven in slavernij verkeren, waarmee hij zoveel mogelijk goeds probeert te doen om de beloften van God te beërven. Hij moet dus Gods norm verlagen om dit passend te maken voor zijn mogelijkheden, anders zal zijn schuldige geweten hem heel zijn leven plagen.

Maar het Nieuwe Verbond is anders. Wij zullen het verschil in hoofdstuk zeven aantonen.