God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 1: Het geboorterecht

De strijd om het geboorterecht en om de heerschappij over de aarde is,door het verhaal in Genesis 27 over Jakob en Ezau, onder christenen zeer bekent. De geschiedenis van die strijd is echter niet zo bekend. Vanwege deze reden begrijpen veel christenen de huidige strijd, die Jesaja 34:8 “de rechtszaak van Sion” noemt, niet. Als christenen deze historische strijd wel zouden begrijpen, zouden zij een heel andere opvatting van Bijbelprofetie hebben dan de opvatting die vandaag de dag populair is.

Er zijn twee primaire studiegebieden die de ruggengraat van Bijbelprofetie vormen. De eerste is de kennis over de feestdagen van Israël, die wij grondig in ons boek “De wetten van de tweede komst” hebben behandeld. Het twee gebied is de kennis over de geschiedenis van het geboorterecht van Adam tot onze tijd. Dit tweede gebied zullen we in dit boek gaan behandelen.

HET HEERSERSMANDAAT

Het geboorterecht dat in het begin aan Adam is gegeven bestaat uit twee delen, namelijk het heersersmandaat en het vruchtbaarheidsmandaat. Het heersersmandaat wordt in Gen. 1:26 gegeven,

26 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen[Heb. radah, “heerschappij voeren”] over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen!

Binnen dit goddelijke mandaat zien wij dat God de mens heeft geschapen om te “heersen”. Het Hebreeuwse woord is radah en betekent letterlijk “heerschappij voeren”. Dit is dan ook het oorspronkelijke heersersmandaat. Hierdoor werd Adam als koning over heel de aarde bevestigd.

Vele tegenstanders van deze troon zijn de afgelopen eeuwen opgestaan. Nimrod was de eerste opvallende persoon die dit deed, hij heeft ook Babylon gesticht (Gen. 10:10). Letterlijk betekent Nimrod “rebel”. Hij kwam in opstand tegen de heerschappij van Noach en Sem (de stichter van Jeruzalem) en vestigde hij als tegenbeeld de stad Babel, ofwel Babylon. Vanaf die tijd droomt men van het heersen van de wereld en van het maken van onderdanen binnen hun wereldrijk. Maar al deze tegenstanders van de troon willen volgens hun eigen opstandige wetten regeren in tegenstelling tot de goddelijke wet en Christus, die Gods gezalfde Koning is.

Het heersersmandaat dat aan Adam gegeven was gaf hem geen regels of adviezen om de aarde goed te regeren. Omdat Adam naar het beeld van God geschapen was, was een goede wereldregering ingeschapen. Maar nadat Adam zondigde en hij de heerlijkheid van God verloor, duurde het niet lang voordat het zuurdesem van de zonde de gevallen mens het idee gaf dat heerschappij voeren betekende anderen in slavernij brengen en hen de wil van de heersers opdringen, ongeacht wat die wil ook was.

Pas toen de goddelijke wet aan Mozes werd gegeven kreeg de mens een duidelijker beeld van de wil van God wat betreft heerschappij voeren. Het eerste gebod, dat op heersers van toepassing is, hield in dat de heersers hun macht onder God moesten uitoefenen. Het feit dat heersers goddelijke wetten kregen om hierdoor te regeren, toonde aan dat God hun geen licentie gaf om te regeren volgens hun eigen grillen of opvatting van goed en fout. Er werd van hen verwacht dat zij vanuit goddelijke openbaring regeerden. Misschien is de primaire wet van heerschappij wel gegeven in Deut. 1:16, 17, waar Mozes het volgende zegt,

16 Ook beval ik in die tijd uw rechters: Luister naar de geschillen tussen uw broeders, en oordeel rechtvaardig tussen een man, zijn broeder en de vreemdeling die bij hem is. 17 U mag niet partijdig zijn in de rechtspraak: zowel de kleine als de grote moet u aanhoren. U mag voor niemand bevreesd zijn, want de rechtspraak behoort aan God.

In het Nieuwe Testament wordt dit concept van onpartijdigheid in Jakobus 2:9 herhaald, waar de broer van Jezus het volgende schreef,

9 Maar als u met aanzien des persoons handelt, begaat u een zonde en wordt u door de wet ontmaskerd als overtreders.

Tegen de tijd dat wij bij de Nieuwtestamentische era aankwamen hadden wij de volkomen openbaring van het heersersmandaat al door het voorbeeld van Jezus Chritus gekregen. Hoewel Hij geboren was om Koning te worden, kwam Hij echter als dienaar. Hij kwam niet om een volk tot een privilege te roepen. Toen de discipelen discussieerden wie het belangrijkste binnen het Koninkrijk zou zijn, legde Jezus het duidelijkste principe van heerschappij voeren af. Lukas 22:24-30 zegt,

24 Er ontstond ook onenigheid onder hen over wie van hen geacht werd de belangrijkste te zijn. 25 En Hij zei tegen hen: De koningen van de volken heersen over hen, en wie macht over hen hebben, worden weldoeners genoemd. 26 Bij u echter moet dat zo niet zijn, maar de belangrijkste onder u moet als de jongste worden en wie leiding geeft als iemand die dient. 27 Want wie is belangrijker: hij die aanligt of hij die bedient? Is het niet hij die aanligt? Ik echter ben in uw midden als Iemand Die dient. 28 En u bent het die steeds bij Mij gebleven bent in Mijn verzoekingen. 29 En Ik beschik u het Koninkrijk, zoals Mijn Vader dat aan Mij beschikt heeft, 30 opdat u eet en drinkt aan Mijn tafel in Mijn Koninkrijk en op tronen zit en de twaalf stammen van Israël oordeelt.

Ook zegt Jezus in Mat. 23:8-12 opnieuw,

8 Maar u mag zich geen rabbi laten noemen, want Eén is uw Meester, namelijk Christus; en u bent allen broeders. 9 En u mag niemand op de aarde uw vader noemen, want Eén is uw Vader, namelijk Hij Die in de hemelen is. 10 En u mag niet meesters genoemd worden, want Eén is uw Meester, namelijk Christus. 11 Maar de belangrijkste van u zal uw dienaar zijn. 12 En wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden; en wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden.

Met andere woorden, zij die vanuit Gods oogpunt geroepen worden als heersers zijn niet degenen die door mensen als koningen, rabbi’s, leraren, profeten of mannen van naam erkend worden. De heersers in Gods ogen zijn degenen die God en Zijn volk dienen. Dit is de gedachte van God. Dit is hoe God Adam bedoeld had als heerser over Zijn schepping. Dit zijn de soort mensen die het Koninkrijk van God bij de eerste opstanding zullen regeren (Op. 20:6). Dit zijn degenen die de woorden van Jezus serieus hebben genomen en het concept van het dienen van anderen, in plaats van zich te laten bedienen,hebben gegrepen.

Deze opvatting van rechters die onpartijdig zijn, die als dienaren heersen, die het beste met het volk voor hebbe, in plaats van hen uitbuiten voor hun eigen welzijn en gemak, is in de eeuwenlange strijd tussen het koninkrijk van de duisternis en het Koninkrijk van Godcruciaal. Elk volk dat claimt dat zij geroepen zijn om het Koninkrijk te regeren, zullen uiteindelijk gediskwalificeerd worden wanneer zij niet volgens deze basisnormen regeren. Als u verder zult lezen, zult u zien hoe dit principe de denkwijze van de kerk behoort te beïnvloeden.