God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 6: De verwerping van Jezus

Het is algemeen bekend dat het volk van Juda Jezus als de Messias verwierp. De meeste mensen weten ook dat Judas, toen hij zich aansloot bij de vijanden van Jezus, Jezus verraadde, ondanks dat hij een discipel en vriend van Jezus was. Maar slechts weinigen begrijpen dat dit gehele verhaal van Jezus’ verwerping al als afschaduwing in het Oude Testament in het verhaal van Absalom, die met behulp van Achitofel de troon van zijn vader toe-eigende, wordt geprofeteerd.

Om volledig te kunnen bevatten waarom en hoe de Joden Jezus als de Messias verwierpen, moeten men het overeenkomstige verhaal in het Oude Testament zien. Wij kunnen geen correct begrip van het Nieuwe Testament verkrijgen, tenzij wij de beelden en afschaduwen van het Oude Testament bestuderen.

ABSALOM: DE TIJDELIJKE VEROVERAAR VAN DAVIDS TROON

De familieproblemen van David kwamen voort uit zijn affaire met Bathseba. In 2 Samuël 13 lezen we het verhaal van Amnon, de zoon van David, en hoe hij zijn halfzus Tamar verkrachtte. Tamar en Absalom waren broer en zus. Hun moeder was Maächa, een buitenlandse prinses, zoals we in 2 Sam. 3:3 kunnen lezen,

3 zijn tweede was Chileab, van Abigaïl, de vrouw van Nabal, uit Karmel; de derde Absalom, de zoon van Maächa, de dochter van Talmai, koning van Gesur;

Absalom haatte Amnon voor het verkrachten van zijn zus (2 Sam. 13:22). Zijn haat sluimerde gedurende twee jaar, en in die tijd leek zijn vader (koning David) geen actie te ondernemen om Amnon terecht te stellen. Door de gedachte van David te bestuderen kunnen we er zeker van zijn dat hij over deze situatie ernstig had gebeden met de vraag wat hij moest doen. De wet die hierop van toepassing is kunnen we vinden in Lev. 18:9,

9 De schaamdelen van uw zuster, de dochter van uw vader of de dochter van uw moeder, of ze nu in dit gezin of daarbuiten geboren is, hun schaamdelen mag u niet ontbloten.

Dergelijk gedrag was een van de redenen waarom God de Kanaänieten het land uitzette toen de maat vol was. Het oordeel van de wet kunnen we vinden in Lev. 18:24-29,

24 U mag uzelf niet verontreinigen met al die dingen, want de heidenvolken die Ik vóór u uit ga verdrijven, hebben zich met al die dingen verontreinigd… 27 Want de mensen in dit land die er vóór u waren, hebben al die gruweldaden gedaan, zodat het land onrein geworden is. 28 Laat het land u niet uitspuwen, omdat u het verontreinigt, zoals het het heidenvolk dat er vóór u was, uitgespuwd heeft. 29 Want al wie ook maar één van al die gruweldaden doet, de personen die ze doen, moeten uit het midden van hun volk uitgeroeid [of afgesneden/verbannen] worden.

Het is dus zeker dat David gebeden had over het verbannen van Amnon, waarmee hij hem van Juda zou afsnijden en hem zo zijn burgerlijke rechten zou ontnemen, want dit was het oordeel van de wet. Toch herinnerde hij zich ook zijn eigen zonde met Bathseba. David zelf was ook schuldig van zowel overspel met Bathseba als de moord op Uria haar man. In die situatie was God jegens David genadig geweest, waarbij hij besloot dat niet David, maar zijn zoon, de zoon van Bathseba, zou sterven. Dat hele verhaal wordt in 2 Samuël 12, het hoofdstuk direct voor het voorval van Amnons verkrachting van Tamar, verteld.

Toen de profeet Nathan David confronteerde met zijn zonde, vertelde hij David eerst een verhaal over een rijke man die het enige lam van zijn arme buurman had genomen om aan zijn gasten voor te schotelen. David werd woest om deze ongerechtigheid en kondigde een oordeel voor de rijke man aan. In 2 Sam. 12:5, 6, zei hij tegen Nathan,

5 …Zo waar de HEERE leeft, voorzeker, de man die dat gedaan heeft, is een kind des doods! 6 En dat ooilam moet hij viervoudig vergoeden, omdat hij dit gedaan heeft en geen medelijden had.

Davids zoon werd als plaatsvervanger gekozen om voor zijn zonden te sterven. Die zoon van David was een beeld van Christus, geroepen om voor onze zonden te sterven. Maar het tweede deel van dit oordeel van David was dat hij het volgens de wet viervoudig moest vergoeden (Ex. 22:1-4). Zo zien wij vervolgens dat David de jaren daarna vier zonen zou verliezen: het naamloze kind, Amnon, Absalom en Adonia.

Toen David te weten kwam wat Amnon had gedaan, ontstak hij in hevige woede (2 Sam. 13:21), maar hij wist wel beter dan de situatie te veroordelen in een woedende toestand. Daarnaast kende hij de genade van God persoonlijk. Door het bestuderen van de wet wist David maar al te goed dat het zijn van een rechter niet zo makkelijk was, dan dat het voor een legalist leek te zijn. En daarom bleef hij voortdurend in gebed om er zo achter te komen hoe hij Amnons daad volgens de gedachte van God met een juiste balans tussen rechtvaardigheid en genade moest oordelen. Het afwachten van het veroordelen van Amnon het niet ten doel dat het voorval in de vergetelheid zou raken,  want geen enkele vader kan een dergelijke situatie vergeten.

Dit wachten was goddelijk ingegeven en het was, zoals we snel zullen ontdekken, noodzakelijk om de profetische beelden en afschaduwen van de komende gebeurtenissen te vervullen.

Absalom had echter geen idee waarom zijn vader zo lang wachtte. Hoewel David zeer boos was, bleef de haat van Absalom maar groeien (2 Sam. 13:22). Hierin zit een verschil, want ten slotte verteerde zijn haat hem en nam hij het recht in eigen hand en beging hij als legalist een onwettige daad. Legalisme is de ergste vorm van wetteloosheid, want het verblind.

Absalom organiseerde een familiefeest en droeg de slaven op om Amnon op dat feest te doden. Het complot slaagde (2 Sam. 13:28-33). Amnon werd vermoord en Absalom vluchtte naar Gesur, waar hij bij Talmai, de vader van zijn moeder, ging wonen. In 2 Sam. 13:37-39 lezen we het volgende,

37 Absalom was gevlucht en naar Talmai, de zoon van Ammihur, koning van Gesur, gegaan. En David rouwde over zijn zoon, al die dagen. 38 Absalom was dus gevlucht en naar Gesur gegaan. Hij bleef daar drie jaar. 39 Koning David verlangde ernaar uit te trekken naar Absalom, want hij had troost gevonden over Amnon, dat hij dood was.

Absalom verkreeg dus asiel in Gesur en bleef daar drie jaar. Gedurende die drie jaar verlangde David naar zijn zoon, maar hij ondernam of zei niets waardoor zijn zoon naar Jeruzalem zou terugkeren. David wist dat Absalom onwettig had gehandeld en dat verbanning hem daarom ten deel viel. Maar vanuit Absaloms oogpunt was hij ervan verzekerd dat hij recht had gedaan door Amnon te doden en was van mening dat zijn verbanning, hoewel noodzakelijk, onrechtvaardig was. Hij wilde terug naar het land gaan.

Ten slotte vroeg Absalom aan Davids generaal Joab om voor hem te bemiddelen. Pas toen stond David het toe dat Absalom in vrede terug naar Jeruzalem mocht keren. Maar er gingen nog eens twee jaar voorbij waarin David bleef weigeren om Absalom te ontmoeten (2 Sam. 14:28).

Ten slotte riep Absalom Joab nogmaals tot zich, maar nu weigerde Joab op te komen draven. Vervolgens gaf Absalom zijn knechten de opdracht om een stuk grond van Joab met gerst erop in de fik te steken, en dit deden zij vervolgens. Dit kwam Joab te weten, waarop hij meteen naar Absalom ging om verhaal te halen. Vervolgens stond Absalom erop dat Joab naar David zou gaan om in zijn naam te bemiddelen. Het plan werkte. Absalom kon weer in de aanwezigheid van zijn vader David verkeren. In 2 Sam. 14:33 lezen we het volgende,

33 Toen ging Joab bij de koning naar binnen en vertelde het hem. Deze riep Absalom bij zich, en hij kwam bij de koning en boog zich voor hem neer met zijn gezicht ter aarde, vóór de koning; en de koning kuste Absalom.

Niet lang daarna besloot Absalom dat zijn vader het niet waard was om koning te zijn en beraamde hij een plan om hem te overweldigen en zo zijn troon toe te eigenen. Daarom vroeg hij toestemming aan David om naar het zuiden, naar Hebron, te gaan om “zijn geloften na te komen” (2 Sam. 15:7). David stond dit toe, maar toen Absalom in Hebron aankwam riep hij zichzelf uit als koning (2 Sam. 15:10). Eveneens stuurde hij boodschappers naar Achitofel, de raadgever en vriend van David, om zich bij hem aan te sluiten. Achitofel gaf gehoor aan de oproep en sloot zich bij hem aan. Op deze manier verraadde hij David door Absalom hulp te bieden om de troon toe te eigenen. 2 Sam. 15:12 zegt,

12 Absalom stuurde, toen hij de offers ging brengen, ook een bode om Achitofel, de Giloniet, Davids raadsman, uit zijn stad, uit Gilo te halen. De samenzwering werd sterk en het volk bij Absalom nam gaandeweg in aantal toe.

Nu zal iemand zich afvragen waarom Achitofel de kant van Absalom koos. Maar wanneer we zien dat Achitofel de opa van Bathseba was, worden de motieven duidelijk. 2 Sam. 11:3 zegt ons,

3… Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de vrouw van Uria, de Hethiet?

In 2 Sam. 23:34 lezen we in de genealogische optekening van “Eliam, de zoon van Achitofel, uit Gilo.” Met andere woorden, Achitofel had een zoon met de naam Eliam, die op zijn beurt een dochter met de naam Bathseba had, welke de vrouw was waar David overspel mee had gepleegd (2 Samuël 11). Een genealogisch overzicht zou er als volgt uit zien:

Achitofel had David nooit voor deze zonde vergeven en dit maakte hem kwetsbaar voor de verleiding om David te verraden, ondanks het feit dat hij Davids raadgever en vriend was. Later schreef David in Psalm 41:10 het volgende over Achitofel,

10 Zelfs de man met wie ik in vrede leefde, op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft mij hard nagetrapt [letterlijk: heeft tegen mij een hiel groot gemaakt of opgeheven].

In Johannes 13:18 citeerde Jezus dit vers, waarbij Hij het profetisch toepaste op Judas de verrader:

18 Ik zeg dit niet van u allen; Ik weet wie Ik uitverkoren heb. Maar de Schrift moet vervuld worden: Wie Mijn brood eet, heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven.

David had vertrouwen in Achitofel, maar in zijn citaat van Ps. 41:9 liet Jezus het stuk “op wie ik vertrouwde” weg, want Hij wist dat Judas Hem zou verraden. In dit opzicht verschilde Jezus van David, want Hij wist dat Hij Judas niet kon vertrouwen. Toch zien wij hierin dat Achitofel een beeld en afschaduwing van Judas was. Achitofel verraadde David. Judas verraadde de Zoon van David.

Door dit beeld door te trekken zien wij dat de rol van Absalom in het toe-eigenen van de troon van David later door de natie Juda werd overgenomen, in het bijzonder door de hogepriesters.

GEKRUISIGD OP DE “SCHEDEL” VAN DE OLIJFBERG

David weigerde om tegen Absalom en zijn mannen om de troon te strijden. In plaats daarvan verliet hij zachtmoedig Jeruzalem, wetende dat God Zijn troon zou vestigen. In dezen nam hij de houding van Jezus Christus aan, die eveneens weigerde te strijden om Zijn troonrechten, ondanks dat Hij de rechtmatige Erfgenaam van de troon was. 2 Sam. 15:30 en 31 zegt,

30 En David ging al huilend de weg omhoog naar de Olijfberg op, zijn hoofd bedekt, en zelf ging hij barrevoets. Ook van al het volk dat bij hem was, had iedereen zijn hoofd bedekt, terwijl zij al huilend de berg opgingen.

Dit is hetzelfde pad dat ook Jezus bewandelde toen Hij met Zijn kruis op Zijn rug naar de plek van Zijn kruisiging liep.

31 Toen vertelde men David: Achitofel is onder hen die met Absalom samenspannen. En David zei: O HEERE, maak de raad van Achitofel toch tot dwaasheid.

Dit is een Hebreeuwse uitspraak. Achitofels naam betekent: “mijn broeder is dwaas”. Ik ben van mening dat zijn naam profetisch is voor Judas’ houding jegens Jezus zijn “broeder”. Judas dacht dat Jezus dwaas was vanwege het niet aanwenden van Zijn kracht om Zijn roeping als de Messias in te gaan en om zijn autoriteit in Jeruzalem te vestigen. Judas was het ook niet eens met Jezus’ weigering om de hogepriester te dwingen om Hem als de Messias te verklaren. Maar als Jezus deze zaak had opgedrongen, waar zou Zijn dwingende kracht ophouden? Het volk zou vervolgens van Hem verwachten dat Hij met geweld de Romeinen zou omverwerpen en het Koninkrijk met geweld zou innemen. Maar dit was heel Jezus’ intentie niet, want Hij wilde wachten en de harten van het volk door liefde inwinnen. Ook had Hij niet de intentie om het Romeinse volk omver te werpen, want Hij hield net zoveel van de Romeinen als van de Judeeërs.

2 Sam. 15:32 gaat verder,

32 En het gebeurde, toen David op de top [Hebr. rosh, “hoofd”] van de berg kwam, waar men zich voor God neerbuigt [Hebr. shachah, “buigen of aanbidden”].

Rosh is het Hebreeuwse woord dat met “top” vertaald is en het betekent “hoofd”. Zo is Rosh Hasanna bijvoorbeeld het “hoofd” van het jaar, ofwel de eerste dag van het jaar, gemarkeerd door het Feest van de Bazuinen. Joh. 19:17 zegt ons dat Jezus op de Schedelplaats gekruisigd werd. Net zoals David naar de top of hoofd van de Olijfberg wandelde, zo ook droeg Jezus Zijn kruis naar dezelfde plek waar David God aanbad.

Dit was de oude locatie van het offeraltaar waar de rode vaarzen “buiten het kamp” werden verbrand. Uiteraard vervulde Jezus dit brandoffer, zoals Hij alle offers vervulde. Buiten het kamp werd Hij gekruisigd (Heb. 13:11-13), en in die tijd werd dit gedefinieerd als 2.000 el buiten de muren van Jeruzalem. De top van de Olijfberg was exact die afstand. De plaats die vandaag de dag de Schedelplaats moet voorstellen bevind zich niet buiten het kamp. Die heuvel lijkt wel op een schedel, maar archeologen zeggen ons dat dit het gevolg is van erosie van de afgelopen duizend jaar.

Het verhaal van Absalom die de troon toe-eigende en Davids pad naar de top van de Olijfberg toont ons heel duidelijk en afdoende dat het verhaal van Absaloms opstand en Achitofels bedrog een profetisch beeld is van Jezus’  kruisiging en Judas’ verraad.

Later toen Absalom Achitofels raad om David meteen te achtervolgen in de wind sloeg, was Achitofel wijs genoeg om te weten dat David uiteindelijk weer tot de troon zou terugkeren. Hij wist dat het koningschap van Absalom ten einde zou komen en hij zou dan zelf vanwege zijn verraad Davids rechtspraak moeten ondergaan. Daarom lezen we in 2 Sam. 17:23,

23 Toen Achitofel zag dat zijn raad niet uitgevoerd was, zadelde hij de ezel en maakte zich gereed. Hij ging naar zijn huis in zijn stad, regelde de zaken van zijn huis en hing zich op. Zo stierf hij en werd begraven in het graf van zijn vader.

Achitofel hing zichzelf op, net zoals Judas dit later ook zou doen, zoals we in Mat. 27:3-5 kunnen lezen,

3 Toen Judas, die Hem verraden had, zag dat Hij veroordeeld was, kreeg hij berouw en hij bracht de dertig zilveren penningen bij de overpriesters en de oudsten terug 4 en zei: Ik heb gezondigd, want ik heb onschuldig bloed verraden! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? U moet maar zien. 5 En nadat hij de zilveren penningen de tempel in gegooid had, vertrok hij. Hij ging heen en hing zich op.

Later keerde David terug tot de troon en werd Absalom gedood (2 Sam. 18:15). De opstand van Absalom eindigde dus, nadat het direct succesvol had gebleken, uiteindelijk toch in een falen. Dit verhaal is profetisch over het verhaal van Jezus. De hogepriesters waren meteen succesvol in hun samenzwering om Koning Jezus omver te werpen, maar hun inspanning zal uiteindelijk falen.

JUDA´S OPSTAND TEGEN KONING JEZUS

Het hele conflict tussen Absalom en David was profetisch wat betreft het conflict tussen de slechte vijgen van Juda en Jezus, de Zoon van David. Absalom vertegenwoordigde de slechte vijgen; David vertegenwoordigde de goede vijgen, in het bijzonder Jezus Christus. Amnon de verkrachter vertegenwoordigde de wetteloosheid van het algemene leiderschap van het volk. De concordantie van Strong zegt dat zijn naam “trouw” betekent en leidt haar stam van het woord aman af, dat “opbouwen of ondersteunen; verzorgen als een ouder of zuster” betekent. De concordantie van Young zegt dat Amnon “voogdij of opvoeding” betekent. Amnons naam lijkt te duiden op het idee van het voortbrengen van kinderen en het opvoeden, ondersteunen of verzorgen van hen, om hen zo tot de volwassenheid te brengen.

De kinderen van Juda werden voortgebracht en onderwezen om de gedachte van God door de goddelijke wet te kennen. De wet zelf is de leermeester waardoor kinderen tot de volwassenheid van de gedachte van Christus komen (Gal. 3:24; 4:2). Maar als de wet alleen maar juridisch wordt toegepast, zonder de gedachte van Christus, heeft het als gevolg dat het de bruid van Christus verkracht.

Tamar betekent “opzetten, rechtop, een palmboom”. Zij vertegenwoordigt de ware gelovigen in Juda – dit zijn de goede vijgen. Als vrouw vertegenwoordigt zij ook de ware bruid van Christus.

Er zijn ten minste twee manieren waarop wij naar deze profetische gelijkenis kunnen kijken. Ten eerste toont het verhaal van Amnon aan hoe de leiders van Juda de bruid van Christus zouden verkrachten. Hun religieuze instellingen maakte  de goddelijke wet krachteloos (Mat. 15:6) en zorgde ervoor dat zij wetteloos werden. In de eeuwen van Juda’s terugkeer uit Babylon tot de geboorte van Christus namen de Farizeeërs en Saduceeën gestaag een hypocriete vorm van religieuze wetteloosheid aan.

Een tweede manier om Amnon te bezien is dat hij de goddelijke wet zelf vertegenwoordigde. Vanwege de wetteloosheid van Juda veroordeelde de wet hen tot een ijzeren juk  van een 70 jarige gevangenschap onder Babylonische regering, gevolgd door een nog veel langere periode onder een houten juk. In de tijd dat Jezus werd geboren verkeerden zij nog steeds onder een Romeins houten juk. De goddelijke wet was in essentie hun leermeester en door deze oordelen onderwees God hen in gehoorzaamheid. Daarnaast huurde Hij ook andere volken als leermeester in – als eerste Babylon, vervolgens Medië-Perzië, hierna Griekenland en toen Rome.

Als verlengde hiervan was Amnon (voogdij) vervolgens profetisch van deze andere rijken die wetteloos en onderdrukkend waren. Zij hadden Tamer, de bruid van Christus, verkracht. Er werd in die eeuwen jegens het volk van Juda veel onrecht gepleegd. Zij verlangden naar vrijheid en gerechtigheid. Zij begrepen niet dat de jukken van ijzer en hout vanwege hun zonden het juridische oordeel van God over het volk waren. Daarom werden zij net zoals Absalom ontevreden, denkende dat God (David) niet geschikt was om hen te regeren, want het leek erop dat Hij, ondanks al hun religieuze activiteit, niets ondernam.

En daarom deden zij net zoals Absalom onwettige zaken om Gods hand te dwingen. Absalom verbrandde de akker met gerst van Joab. In ons boek “The Barley Overcomers” toonden wij aan dat gerst (in het Engels: “barley”) de overwinnaars vertegenwoordigt – in dezen van toepassing op de goede vijgen. In het bijzonder profeteert het van de profeten die allemaal in Jeruzalem werden gedood, culminerend met Johannes de Doper, de laatste van de Oudtestamentische profeten, die door Herodus gevangen en uiteindelijk geëxecuteerd werd. Dit was de laatste daad van het “verbranden van de gerst” waardoor Absalom weer in het bijzijn van David kon verkeren. De verwerping van Johannes en zijn gevangenschap zorgde ervoor dat Jezus Zijn publiekelijke dienstwerk begon. Het zorgde ervoor dat de “Absalomgemeenschap” in het bijzijn van Koning Jezus, de Zoon van David, kon verkeren.

2 Sam. 14:33 zegt: “de koning kuste Absalom.” Dit spreekt van Jezus die omgang had met de hogepriesters in Jeruzalem. Jezus zegende (“kuste”) het volk met vele goede werken en wondergenezingen. Maar zoals Ps. 109:3-5 al zegt betaalde zij Zijn goedheid en liefde terug met kwaad en haat:

3 Met hatelijke woorden hebben zij mij omringd, ja, zij hebben mij zonder reden bestreden. 4 Voor mijn liefde klagen zij mij aan, maar ik was steeds in gebed. 5 Zij hebben kwaad over mij gebracht in plaats van goed, en haat in plaats van mijn liefde.

De slechte vijgen van Juda, die geleidt werden door hun religieuze leiders in de tempel, verlangden een Messias die een groot militair leider zou zijn, opdat zij de gehate Romeinen konden overwinnen en de rest van de wereld in slavernij konden brengen. Zij geloofden in wereldvrede, maar alleen nadat de wereld door militaire strijd was onderworpen.  Dit was hun opvatting van de Messias en dit is de reden dat toen Jezus als Vredevorst kwam, zij het met Zijn methoden ronduit oneens waren. Volgens hun mening was Hij simpelweg geen Messias-type.

Binnen het profetische verhaal van David bevinden zich twee vredevorsten. Absalom was de eerste. Zijn naam betekent “vader van vrede”. De twee is Salomo, dat eveneens “vrede” betekent. Beide waren zonen van David; vandaar dat zij beide vorsten (prinsen) waren. Maar Absalom was een vorst van geweld die hypocriet de naam van “vader van vrede” droeg. Aan de andere kant vestigde Salomo ware vrede in Israël en op die manier was hij een beeld van Christus, de ware “Vredevorst”.

Absalom was het oneens met David die blijkbaar niets deed aan het feit dat Amnon Tamar verkracht had. Hij eiste “gerechtigheid” en toen dit niet geschiedde wierp hij David omver en eigende hij de troon toe. Zo was ook het volk ten tijde van Jezus het oneens met God die blijkbaar niets aan Rome’s verkrachting van het volk van Juda deed. Het volk bad tot God om gerechtigheid en toen dit niet geschiedde wierpen zij Koning Jezus omver en eigende zij Zijn troon toe.

Jezus was de God van het Oude Testament, die Zich eerst als El Shaddai openbaarde en later als Yahweh. Hij was de Wetgever die Mozes van aangezicht tot aangezicht kende. In Zijn bestaan voor Zijn vleeswording als God in de hemel, deed Jezus niets om het volk van hun houten juk onder Medië-Perzië, Griekenland of Rome te bevrijden. Toen Jezus naar de aarde kwam en als kind in Bethlehem geboren werd, deed Hij wederom niets om het volk van hun houten juk onder Rome te bevrijden – ondanks dat Hij de macht had om dit te doen. Waarom? Het volk kon dit niet bevatten. Maar Jezus begreep de wet van tegenspoed. En daarom leek het erop dat hij, net zoals David, niets deed.

Net zoals Absalom waren de slechte vijgen het met dit beleid van nietsdoen ronduit oneens. En net zoals Achitofel stemde zelfs Judas, de discipel van Jezus, overeen met de slechte vijgen.

Men zou vervolgens verwachten dat Absalom de les geleerd had om de misdaad van verkrachting niet plegen. Maar uiteindelijk eindigde Absalom, op advies van Achitofel, zelf als verkrachter van al Davids bijvrouwen! Dit verhaal wordt in 2 Sam. 16:20-23 vertelt,

20 Toen zei Absalom tegen Achitofel: Geeft u met elkaar raad, wat zullen wij doen? 21 En Achitofel zei tegen Absalom: Ga naar de bijvrouwen van uw vader, die hij achtergelaten heeft om zorg te dragen voor het huis. Dan zal heel Israël horen dat u bij uw vader in een kwade reuk gekomen bent, en zullen allen die bij u zijn, moed grijpen. 22 Toen spanden zij voor Absalom een tent op het dak; en Absalom ging naar de bijvrouwen van zijn vader, voor de ogen van heel Israël. 23 In die tijd was de raad die Achitofel gaf, alsof men naar het woord van God vroeg. Zo was elke raad van Achitofel, zowel voor David als voor Absalom.

Het is opvallend dat zo veel mensen die anderen van onrecht beschuldigen vaak zelf aan dezelfde zaken schuldig zijn. In dit geval spreekt het profetisch over de misbruik van Israël, de vrouw van God. De hogepriesters waren van mening dat God onrechtvaardig was vanwege het feit dat Hij het toestond dat de Romeinen hen overheersten, maar tegelijkertijd misbruikten zij het volk zelfs meer dan dat de Romeinen ooit hadden gedaan. In Mat. 23:2-15 zei Jezus,

2 De schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes… 4 Want zij binden lasten samen die zwaar zijn en moeilijk om te dragen, en zij leggen ze op de schouders van de mensen; maar zij willen die zelf met geen vinger verroeren… 13 Maar wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen; u gaat er immers zelf niet binnen, en hen die er binnen willen gaan, laat u er niet binnengaan. 14 Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u eet de huizen van de weduwen op, en voor de schijn bidt u lang; daarom zult u een des te zwaarder oordeel ontvangen. 15 Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u reist zee en land af om één proseliet te maken, en als hij het geworden is, maakt u hem een kind van de hel, dubbel zo erg als u.

Door de vrouw van God te verkrachten maakten zij zichzelf “verfoeilijk” voor de Vader (2 Sam. 16:21), net zoals Achitofel had geadviseerd.

In Mattheüs 21 vertelde Jezus een gelijkenis van het Koninkrijk, waarbij Hij de Joodse leiders de dag van het complot voorhield waarop zij de troon van de Messias toe-eigende. De wijnbouwers of landbouwers in de wijngaard van God hadden de autoriteit over de wijngaard verkregen om de Eigenaar (God) de vruchten op hun tijd te geven. Toen de Eigenaar van de wijngaard zijn slaven zond om de vruchten te verzamelen sloegen de landbouwers hen, stenigde zij hen en in enkele gevallen doodden zij hen (Mat. 21:35, 36). Ten slotte zond Hij Zijn Zoon, in de veronderstelling dat zij wel ontzag voor Zijn Zoon zouden hebben. Maar vers 38 zegt,

38 Maar toen de landbouwers de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Dit is de erfgenaam. Kom, laten we hem doden en zijn erfenis voor onszelf houden. 39 Toen ze hem gegrepen hadden, wierpen zij hem buiten de wijngaard en doodden hem.

Absalom wist dat zijn vader de koning was en vanwege die reden eigende hij de troon toe. Op gelijke wijze wisten de hogepriesters ook dat Jezus de Erfgenaam was. Zij doodden Hem, omdat zij wisten wie Hij was. Het was een opzettelijke oproer en opstand om Zijn erfdeel in beslag te nemen. Merk eveneens op dat de Romeinen niet de landbouwers voorstelden. Zij hadden geen bewaring van Gods Koninkrijk gekregen, noch hadden zij de profeten gedood, die in dezelfde gelijkenis de slaven van de koning waren. De Romeinen hebben Jezus ook niet gekruisigd. Pilatus wilde in feite Jezus juist vrijlaten (Hand. 3:13). Johannes 19:15-18 zegt ons wie de kruisiging deed:

15 Maar zij schreeuwden: Weg met Hem, weg met Hem, kruisig Hem! Pilatus zei tegen hen: Moet ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning dan de keizer. 16 Toen leverde hij [Pilatus] Hem dan aan HEN [de overpriesters] over om gekruisigd te worden. En ZIJ namen Jezus mee en leidden Hem weg. 17 En terwijl Hij Zijn kruis droeg, ging Hij op weg naar de plaats die Schedelplaats genoemd wordt en in het Hebreeuws Golgotha. 18 Daar kruisigden zij [de overpriesters] Hem en met Hem twee anderen, aan elke kant één, en Jezus in het midden.

In de dagen na Pinksteren maakten de leiders van het Sanhedrin bezwaar aan jegens de rede van Petrus, zeggende dat hij de intentie had om “het bloed van deze Mens over ons brengen” (Hand. 5:28). Met andere woorden, de Joodse leiders beschuldigden Petrus ervan dat hij hen verantwoordelijk hield voor de kruisiging van Jezus. In Hand. 5:30 reageert Petrus als volgt,

30 De God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt, Die u omgebracht hebt door Hem aan een kruishout te hangen.

Maar misschien wordt de meest belangrijke passage waarin het verband tussen de hogepriesters van het Sanhedrin en Absaloms toe-eigenen van Davids troon wel getoond in Hand. 7:51-53, waar Stefanus zijn rede geeft waarin hij het verhaal van Gods Koninkrijk voordraagt. Zijn rede eindigt met de volgende woorden:

51 Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, u verzet u altijd tegen de Heilige Geest; zoals uw vaderen deden, zo doet u ook. 52 Wie van de profeten hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfs hebben zij hen gedood die de komst van de Rechtvaardige aankondigden, van Wie u nu verraders en moordenaars geworden bent. 53 U, die de wet ontvangen hebt door de dienst van engelen, hebt die niet in acht genomen!

In Mattheüs 22:1-7 vertelde Jezus een andere gelijkenis die tot de hogepriester was gericht. Zij die als eerste waren geroepen om tot het bruiloftfeest te komen weigerden te gaan. In feite misbruikten zij de boodschappers (profeten) die hen tot de bruiloft hadden uitgenodigd. Wij lezen het volgende,

5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. 6 En de anderen grepen zijn slaven [Gods profeten], behandelden hen smadelijk en doodden hen. 7 Toen de koning dat hoorde, werd hij boos. En hij stuurde zijn legers, bracht die moordenaars om en stak hun stad in brand.

In 70 n.Chr. ging deze passage overduidelijk in vervulling toen God het Romeinse leger stuurde om Jeruzalem in brand te steken en om “die moordenaars” om te brengen. Met andere woorden, God gebruikte de Romeinen om het oordeel over Jeruzalem uit te voeren. God stuurde NIET Zijn legers om Rome te verwoesten, want zij waren NIET de moordenaar die in vers 7 worden aangehaald. Het is een valse beschuldiging om de Romeinen de schuld te geven van de kruisiging van Jezus, en iemand vals beschuldigen is het schenden van de goddelijke wet (Deut. 19:16-20).

Velen geven er vandaag de dag de voorkeur aan om de Romeinen de schuld te geven, want dit is meer politiek correct en het zorgt ervoor dat Joden gemakkelijker tot het christendom bekeert kunnen worden. Maar door dit te doen onteren wij echter God door tegen Zijn Woord in te gaan. Wij geloven dat het Woord de geïnspireerde Schrift is en ons doel is om te onderwijzen wat het zegt, want alleen de waarheid zal de mensen vrij maken. Laat ons daarom geen valse getuige zijn.

Wij vernamen eveneens onze christelijke broeders om zich van enige emotionele haat die zij jegens de Joden of andere mensen hebben te ontdoen. Zulke zaken zijn onbetamelijk voor een ieder die de naam van Jezus Christus belijdt. Het is zaak om te geloven en te onderwijzen wat in de Schrift staat; het is een behoorlijk andere zaak om haat en bitterheid in het hart te koesteren. Hoewel wij zekerlijk bevestigen dat de priesters naar de ordening van Aäron Jezus gekruisigd hebben, moeten wij ook de noodzaak van dit offer door hun handen begrijpen. Zij waren namelijk natuurlijk de enigen die in staat waren om dit grote Offer te brengen. Zonder hen zou het offer van Jezus volgens de goddelijke wet onacceptabel zijn. Als de priesters een Romeinse, Edomitische of enige andere afstamming hadden gehad, dan zouden zij de offerwetten hebben geschonden. Vandaar dat zij binnen het grotere geheel van Gods plan ons onopzettelijk een enorme dienst hebben bewezen.

JUDAS: ZOON VAN HET VERDERF

In 2 Thes. 2:3 spreekt Paulus over “de mens van de wetteloosheid” als eveneens zijnde de “zoon van het verderf”.

3 Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf [Grieks, apoleia], geopenbaard is.

Jezus gebruikt in Johannes 17:12 dezelfde term voor Judas: “de zoon van het verderf”,

12 Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf [Grieks, apoleia], opdat de Schrift vervuld wordt.

Jezus stelde Judas als onderdeel van het dienstwerk aan, ondanks dat Hij wist dat Judas als penningmeester geld achterhield en een dief was. Johannes 12:6 zegt,

6 En dit zei hij [Judas] niet omdat hij zich bekommerde om de armen, maar omdat hij een dief was, en de beurs beheerde en droeg wat gegeven werd.

Later lezen we net voor de kruisiging het volgende in Johannes 13:27,

27 En met het nemen van het stuk brood voer de satan in hem [Judas]. Jezus dan zei tegen hem: Wat u wilt doen, doe het snel.

Hierna verliet Judas de ruimte om Jezus te verraden. Pas toen gaf Jezus Zijn bijzondere instructies en onderwijs aan de andere discipelen, beginnende in Johannes 14, waar Hij vertelde dat Hij ze spoedig zou verlaten, maar dat Hij hen de Heilige Geest zou zenden om hen tot alle waarheid te leiden. Johannes 16:13 zegt,

13 Maar wanneer Die komt, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen [Grieks: hodegos] in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken, maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen.

Dit is belangrijk vanwege het feit dat Judas de “gids” was voor hen die Hem arresteerden en Hem kruisigden. Hand. 1:16 zegt,

16 Mannenbroeders, dit Schriftwoord moest vervuld worden dat de Heilige Geest bij monde van David van tevoren gesproken heeft over Judas, die gids [Grieks: hodegos] geweest is voor hen die Jezus gevangennamen.

Als we met onze studie verder gaan zullen we snel ontdekken dat Judas in contrast met de Heilige Geest gezien moet worden, want Hij is de ware Gids die tot waarheid leidt. Judas is degene die de mens tot de bedrieglijke geest van verraad leidt, en is in dit opzicht een valse vorm van de Heilige Geest. Dit kunnen we opmaken uit 2 Thessalonicenzen, waar Paulus spreekt over de man van wetteloosheid die in de tempel van God zit, de plek waar normaliter de Heilige Geest moet wonen.

Het is eveneens opmerkelijk dat Judas in Hand. 1:20-26, net voor de komst van de Heilige Geest op de Pinksterdag, vervangen werd. De discipelen hadden vanuit Psalm 69:26 en Psalm 109:8 onderscheden dat Judas vervangen moest worden. Daarom zegt Hand. 1:20 ons het volgende,

20 Want er staat geschreven in het boek van de Psalmen: Laat zijn woonplaats woest worden en laat er niemand zijn die daarin woont [geciteerd uit Ps. 69:26]. En: Laat een ander zijn ambt als opziener nemen [geciteerd uit Ps. 109:8].

Psalm 69 en 109 profeteren over Judas en de hogepriesters. De Psalmen zijn te lang om hier te citeren. Veel van deze verzen werden later in het Nieuwe Testament geciteerd, waarbij ze toegepast werden rond de omstandigheden omtrent Jezus’ kruisiging.

De discipelen wierpen het lot en kozen Matthias als vervanging van Judas, maar op een hoger niveau, was de Heilige Geest de Enige die ons tot alle waarheid kon leiden. Op de Pinksterdag verving de Heilige Geest in de tempel de man van wetteloosheid (Judas). Maar op een ander niveau riep God Zelf de apostel Paulus om Judas te vervangen.

VERRADEN IN HET HUIS VAN HEN DIE MIJ LIEFHEBBEN

Judas Iskariot (Ish-Kerioth) kwam uit het stadje Kerioth of Kirjath. Iskariot betekent “man uit Kirjath”. Met andere woorden, Judas’ woonplaats was Kerjath-Arba, dat Hebron is, zoals wij uit Gen. 35:27 kunnen opmaken,

27 Toen kwam Jakob bij Izak, zijn vader, in Mamre bij Kirjath-Arba, het tegenwoordige Hebron, waar Abraham en Izak als vreemdelingen gewoond hadden.

Om de rol van Achitofel in Absaloms opstand te kunnen spelen, moest hij een man uit Hebron zijn, want dat was de plaats waar de opstand van Absalom begon. Verder moest hij als verrader van Jezus ook iemand zijn die Hem “liefhad”, want Zacheria profeteerde dat Hij verraden zou worden in het huis van hen die Hem liefhadden:

6 Als men tegen hem zegt: Wat betekenen deze wonden aan uw handen? Dan zal hij zeggen: Dat ik geslagen ben in het huis van hen die mij LIEFHEBBEN.

Hebron betekent “vriendschap”. Judas verraadde Jezus met een liefdevolle kus die vrienden elkaar gaven en in Mat. 26:49, 50 noemde Jezus hem een vriend.

 49 En hij [Judas] ging meteen naar Jezus toe en zei: Gegroet, Rabbi! En hij kuste Hem. 50 Maar Jezus zei tegen hem: Vriend, waarvoor bent u hier? Toen kwamen zij dichterbij, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.

Iedereen kan een ander onrechtvaardig behandelen, maar alleen een vriend is in staat tot verraad.

Concluderend zien wij dus dat David een beeld van Christus was; dat Absalom een beeld van de hogepriesters was; en dat Achitofel een beeld van Judas was. Het is een verhaal van hen die de Erfgenaam zouden doden en het heersersmandaat van de Dienaar van dienaren zouden toe-eigenen, want dergelijk gewelddadige mensen willen graag over anderen heersen. Het is eveneens een verhaal van hoe de discipel en vriend van de Koning Hem, vanwege het oneens zijn met Zijn methoden, verraadde. Ten slotte zien wij het tragische einde van zowel de overweldigers als de verrader, de man van wetteloosheid.

Dit alles geeft ons een begrip van de zoon van het verderf en zijn profetische rol. Het is voor ons ter lering opgeschreven, opdat wij niet zouden worden als de discipel en vriend van Jezus die vandaag de dag de rol van Judas zou spelen.