God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 1: Hoe Jakob een Israëliet werd

Jacob en Esau waren tweelingbroers. Zij waren de zonen van Isaak, de zoon van Abraham. Beiden waren niet geboren als Israëliet. Die naam moesten zij verdienen door de ontwikkeling van een goddelijk karakter. Bij de naam Israëliet hoort immers een zeer belangrijke roeping – het recht om de wereld te regeren! Dit heilige recht is ooit aan Adam gegeven en via zijn kinderen weer doorgegeven. Uiteindelijk zou dit recht bij de Messias terecht komen als grote Zoon van Adam.

DE TWEE MANDATEN (DELEN) VAN HET GEBOORTERECHT

Omdat Esau als eerste geboren is, en dus de oudste zoon was, was hij wettig gezien degene die het eerstgeboorterecht van zijn vader zou erven. Oftewel, wanneer Isaak zou sterven, zouden de bezittingen van de familie aan hem toebehoren.

Er was echter ook een geestelijke erfenis – een roeping – die in de Bijbel gekoppeld wordt aan het eerstgeboorterecht. Deze roeping komt in twee delen, beide voor het eerst genoemd in Genesis 1:28,

28 Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’

Adam was door God geroepen om te heersen over de aarde en haar te onderwerpen. Hij was dus door God aangesteld als koning. Dit noemen we dus het ‘regeringsmandaat’ of heersersmandaat. Dit was geen roeping om het tot een koninkrijk van mensen te maken, maar om de aarde het koninkrijk van God te laten zijn.

De hof van Eden was het embryo van het Koninkrijk van God, omdat het relatief klein was. We weten de afmetingen niet, maar het besloeg zeker niet de gehele aarde. Het was klein, omdat de bevolking van dit Koninkrijk ook klein was. Daarom werd aan Adam en Eva een tweede mandaat gegeven: “Wees vruchtbaar en wordt talrijk.” Dit zou er voor zorgen dat het Koninkrijk bevolkt zou worden en dus zou moeten uitbreiden totdat het de gehele aarde zou vullen met mensen die in onderwerping aan God zouden leven.

Het heersersmandaat en het vruchtbaarheidsmandaat tezamen vormen het geestelijk eerstgeboorterecht dat via Adam werd doorgegeven aan zijn nakomelingen. Nadat Adam stierf werd het recht doorgegeven aan de eerstgeborene van de volgende generatie. Uiteindelijk werd dit recht aan Noach gegeven en toen aan zijn zoon Sem. Sem leefde meer dan 600 jaar en overleefde dus ook Abraham. Het eerstgeboorterecht werd dus niet aan Abraham gegeven, maar aan Isaak.

DE STRIJD TUSSEN JAKOB EN ESAU 

Toen Isaak zijn twee zonen ontving, ontstond er een conflict over het eerstgeboorterecht. Hoewel Esau de oudste zoon was, werd er bij zijn geboorte geprofeteerd dat de oudste de jongere zou dienen (Gen. 25:23). Toen de jaren vorderden, geloofde Jakob deze profetie, maar Esau niet. Het probleem ontstond echter toen Jakob, wiens naam ‘bedrieger’ betekent, niet het geduld kon opbrengen om God deze profetie te laten uitwerken en dacht dat God wel een helpende hand nodig zou hebben.

Op een dag kwam Esau zeer hongerig thuis van een niet succesvolle jacht, en Jakob weigerde hem voedsel te geven, tenzij Esau zijn eerstgeboorterecht zou verkopen. Iemand zou kunnen zeggen dat dit gewoon ‘slimme handel’ is van Jakob, maar het is echter zo dat dit geen Christelijke manier van handelen is; zeker niet ten opzichte van je broer. Toen Jakob het geboorterecht kocht voor een kop soep, was dit in Gods ogen geen wettige transactie volgens Leviticus 25:14,

14 Wanneer je een stuk grond aan een ander (amiyth, ‘een naaste, een buurman’) verpandt of van een ander in pand neemt, mag je elkaar niet benadelen (anah, ‘onderdrukken, mishandelen’).

In de context van kopen en verkopen iemand bedriegen, betekent feitelijk niets anders dan misbruik maken van de situatie. Bijvoorbeeld iets voor een zeer lage prijs kopen van iemand die er niet vanaf kan komen en dit voor een zeer hoge prijs aan iemand verkopen die wanhopig is. Helaas doet het moderne kapitalisme niet anders en noemt men dit ‘goede handel’. Maar de wet hierboven geciteerd, laat ons het karakter en de wil van God zien in deze zaken. Paulus zegt in Romeinen 3: “want juist de wet leert ons de zonde kennen”. Jakob brak deze morele wet toen hij het geboorterecht kocht van zijn broer voor een schotel linzenmoes. Jakob zou nooit genoeg geld gehad hebben om het eerstgeboorterecht te kopen voor een eerlijke prijs, dus hij had moeten wachten tot God hem dit recht zou geven.

Echter, op dit moment van de geschiedenis was het heersersmandaat al gesplitst van het vruchtbaarheidsmandaat. Het geboorterecht dat Esau verkocht had alleen betrekking op het vruchtbaarheidsmandaat, waar we later meer over zullen zeggen. Op een zeker moment wordt Isaak zo ziek dat hij dacht dat hij zou gaan sterven. Isaak riep daarom zijn zoon (Esau) en vertelde hem dat hij hem de zegen van het heersersmandaat zou willen geven, maar eerst moest Esau op jacht gaan en een maal voor Isaak bereiden.

Maar Isaaks vrouw, Rebekka, hoorde de woorden van Isaak en zij wist dat Jakob beide mandaten zou moeten ontvangen. Daarom verkleedde ze Jakob als Esau door zijn armen en handen harig aan te laten voelen zoals Esau’s armen en handen. Ze bereidde ook een geitenbokje voor Isaak en stuurde Jakob zo naar Isaak. Isaak was blind (Gen. 27:1) dus hij kon Jakob niet herkennen, maar zijn gehoor was nog prima. In vers 22 zegt hij: “Het is Jakobs stem, dacht hij, maar het zijn Esau’s handen. Isaak was echter nog niet overtuigd en vroeg vers 24:

24 ‘Ben je echt mijn zoon Esau?’ vroeg hij nog. ‘Ja,’ antwoordde Jakob.

Jakob loog tegen zijn vader om zo de profetie in vervulling te laten gaan. Sommigen hebben gezegd dat Jakob hiermee een goed werk verrichtte, maar het feit is dat Jakob ervan uitging dat God zelf niet capabel genoeg was om de profetie in vervulling te laten gaan. Jakob wilde Hem een handje helpen door te liegen. Dit was verkeerd.

DE BELOFTE AAN ESAU

Toen Esau terug kwam van de jacht en ontdekte dat Isaak zijn jongere broer had gezegend, werd hij – begrijpelijk – ontzettend kwaad (Gen. 27:34). Hij vroeg of er ook nog een zegen voor hem was, zie vers 39 en 40,

39 Zijn vader Isaak antwoordde hierop: ‘Ver van de vette grond zul je wonen, ver van de hemelse dauw. 40 Je zult leven van je zwaard en dienstbaar zijn aan je broer. Maar heb je je eenmaal losgerukt (rood,’ verwilderd zijn; of heersen over anderen door ze te vertrappen’), dan werp je zijn juk van je nek.’

Isaak wist dat Jakob de zegen door fraude en leugen had verkregen en daarom zei hij dus tegen Esau dat zich de diefstal van het heersersmandaat eens in de geschiedenis zou wreken en dat Esau over Jakob zou heersen. Het is zelfs zo, dat als we de latere wet van Mozes bestuderen, we zien dat diefstal dubbel vergolden diende te worden! (Ex. 22:1–4). De manier waarop Jakob Esau zou moeten terugbetalen is dus door het heersersmandaat terug te geven aan Esau en God zelf ervoor te laten zorgen dat Esau uiteindelijk onterfd zou worden, zonder de leugens van Jakob hierbij nodig te hebben.

Omdat Jakob het vruchtbaarheidsmandaat voor een oneerlijke prijs heeft verkregen, moet Jakob ook daarvoor terugbetalen aan Esau.

Dit is de basis van de strijd om het eerstgeboorterecht. Laten we nu gaan kijken hoe God Jakob uiteindelijk gestraft heeft en hem aan Esau heeft laten terugbetalen conform de profetie van Isaak.

JAKOB ONTVANGT DE NAAM ISRAËL

Er wordt wel gezegd dat Esau leefde door zijn spieren en Jakob door zijn verstand. Verstand kan echter ten goede en ten kwade worden ingezet. Jakob gebruikte zijn verstand om zowel zijn broer als zijn vader te bedriegen. Hierom moest hij zijn ouderlijk huis verlaten, weg bij zijn familie, en bij zijn oom Laban intrekken in het land Syrië. Hij leefde hier twintig jaar en werkte in al deze jaren voor zijn oom Laban. Laban had ook wat sluwe trekjes en heeft het salaris van Jakob tien keer aangepast (Gen. 31:7). Ondanks dit wist Jakob zijn oom steeds weer te overtreffen en werd hij rijk van de vergoeding die zijn oom hem gaf. Uiteindelijk verliet Jakob Syrië en ging terug naar het land van zijn vader (Kanaän).

Op de terugweg stopte Jakob bij de beek Jabbok, waar hij hoorde dat Esau onderweg was met 400 gewapende mannen. Hij werd uiteraard heel bang en ging die nacht in gebed. Genesis 32:25–29 zegt het volgende hierover,

25 Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde iemand met hem totdat de dag aanbrak. 26 Toen de ander zag dat hij het niet van hem kon winnen, raakte hij Jakobs heup aan, en daardoor raakte Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht. 27 Toen zei de ander: ‘Laat mij gaan, het wordt al dag.’ Maar Jakob zei: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent.’ 28 De ander vroeg: ‘Hoe luidt je naam?’ ‘Jakob,’ antwoordde hij. 29 Daarop zei hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’

Jakob betekent letterlijk ‘hielenlichter’, oftewel ‘bedrieger’. Israël betekent ‘God regeert’. Sommigen menen dat Israël ‘regeren met God’ betekent, alsof Jakob deze vechtpartij met de engel gewonnen heeft. Maar geen mens is sterker dan God, en de betekenis van de nieuwe naam van Jakob laat zien dat hij gewonnen had door te verliezen. God gaf hem een nieuwe naam omdat dat hij uiteindelijk de soevereiniteit van God had geleerd en ervaren door de worsteling te verliezen.

Dr. Bullinger schrijft in zijn opmerkingen over Gen. 32:28 in de Bijbel:

Israël = ‘God beveelt, geeft orders, of regeert’. Mensen proberen het maar falen uiteindelijk altijd. Volgens veertig Hebreeuwse namen die ‘El’ of ‘Jah’ bevatten blijkt dat God altijd de doener is binnen de naamsbetekenis (bv. Dani–el: ‘God oordeelt’)”.

Gewonnen (NBV) / overmocht (SV) = ‘heersen, slagen’. Jakob streed voor het eerstgeboorterecht en slaagde, hij streed voor de zegen en slaagde, hij streed met Laban en slaagde. Hij had met mensen gestreden en slaagde steeds. Nu streed hij met God en faalde. Daarom wordt zijn naam veranderd in Isra–el ‘God regeert’ en ‘God bepaalt’. Hij leerde hier de les die hij nodig had, namelijk de afhankelijkheid van God.”

Zoals Jakob worden ook wij ware Israëlieten door een verandering in ons karakter. Wij moeten allemaal de les van Jakob leren. Het is de les dat God sterker en machtiger is dan wij. Het is de les dat we vertrouwen moeten hebben in de soevereiniteit van God en niet moeten proberen Hem een handje te helpen met ons ‘vlees’ om zo Zijn beloften te verkrijgen. Het is niet nodig dat wij liegen en bedriegen en zo God denken te helpen. Wie deze dingen doet bewijst een Jakobiet te zijn en geen Israëliet.

We zien dus dat Jakob niet een geboren Israëliet is. Hij werd een Israëliet nadat hij een heel belangrijke les had geleerd over de soevereiniteit van God. De term Israël is niet slechts een kwestie van genealogie, maar getuigt van een karakter. Pas later in de geschiedenis werden de nakomelingen van Jakob–Israël Israëlieten genoemd, om hiermee aan te geven dat zij fysieke nakomelingen waren van de man die een nieuwe naam ontving.

Deze eerste betekenis van de naam Israël is belangrijk voor onze studie: ‘Wie is een Israëliet?’