God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 3: De woekerwetten

Het werkwoord woekeren in de Bijbel heeft niet dezelfde definitie zoals het woekeren vandaag de dag heeft. Vandaag de dag betekent “woekeren” meer rente vragen dan door de menselijke wet wordt voorgeschreven, oftewel ontwettig geld verdienen. Bijbels woekeren is al de rente vragen. De basiswet tegen woekeren kunnen we vinden in Deut. 23:19, 20,

19 U mag van uw broeder geen rente vragen: rente over geld, rente over voedsel of rente over enig ding waarover men rente betaalt. 20 Van de buitenlander mag u rente vragen, maar van uw broeder mag u geen rente vragen, opdat de HEERE, uw God, u zegent in alles wat u ter hand neemt in het land waar u naartoe gaat om het in bezit te nemen.

De “buitenlanders” in dit geval verwijst naar de niet-burgers van het Koninkrijk – equivalent van ongelovigen. Dergelijke mensen leven andere morele wetten na die ingevoerd zijn door iemand anders dan Jezus Christus. Als zo iemand een rentevrije lening geschonken werd, zou zo iemand geen gewetensbezwaren hebben om het geld aan een ander te lenen met rente. Een burger van het Koninkrijk is niet verplicht om zo iemand een rentevrije lening te verschaffen. In zulke gevallen is het vragen van rente een optie.

De Bijbelse wet maakt onderscheid tussen niet-Israëlieten die in Israël wonen en anderen die ergens anders wonen. Elke niet-Israëliet die in Israël kwam wonen werd door de wet als elke andere Israëliet behandeld, zelfs als hij niet verplicht was om dezelfde wetten van het Koninkrijk na te leven. Lev. 25:35-37 is hier heel duidelijk over:

35 En wanneer uw broeder in armoede raakt en met lege handen staat, dan moet u hem steunen, ook als hij een vreemdeling en bijwoner is, zodat hij bij u in leven blijft. 36 U mag geen rente of winst van hem nemen, maar u moet uw God vrezen, zodat uw broeder bij u in leven blijft. 37 U mag uw geld niet met rente aan hem lenen en u mag uw voedsel niet tegen winst geven.

Met andere woorden, wanneer iemand behoeftig was, of dit nu een Israëliet of een buitenlander was, moest hij zonder onderdrukking behandeld worden. Vandaar dat de Schrift op vele plaatsen duidelijk maakt dat Israëlieten de buitenlanders niet mochten onderdrukken. Deze wet wordt doorgaans als volgt uitgelegd: Vanwege het feit dat de Israëlieten als buitenlanders in Egypte werden onderdrukt mochten zij geen buitenlanders onderdrukken, omdat zij wisten hoe het voelde om onderdrukt te worden. Zo lezen wij bijvoorbeeld in Deut. 24:14-18,

14 U mag de arme en behoeftige dagloner, iemand van uw broeders of van de vreemdelingen die in uw land binnen uw poorten is, niet onderdrukken….

15 Laat hij niet vanwege u de HEERE hoeven aanroepen, want dan zal er zonde in u zijn… 17 U mag het recht van de vreemdeling en de wees niet buigen, en u mag het kleed van een weduwe niet in onderpand nemen, 18 maar u moet eraan denken dat u slaaf geweest bent in Egypte, en dat de HEERE, uw God, u vandaar verlost heeft. Daarom gebied ik u dit te doen.

Verder zegt Lev. 19:33, 34,

33 Wanneer een vreemdeling bij u in uw land verblijft, mag u hem niet uitbuiten.

34 De vreemdeling die bij u verblijft, moet voor u zijn als een ingezetene onder u. U moet hem liefhebben als uzelf, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte. Ik ben de HEERE, uw God.

Meteen hierna wordt de wet van gelijk gewicht en inhoudsmaat gegeven. Een Bijbelse monetaire norm, die geen woeker kent, houdt de prijs stabiel. Geld, inclusief de koers, zou dan altijd een gelijk gewicht en inhoudsmaat behouden, behalve wanneer dit verstoord wordt door incidentele tekorten zoals voornamelijk in tijden van hongersnood.

Jezus laat in Mat. 7:1 zien dat deze wet niet alleen van toepassing is op een letterlijk gewicht en inhoudsmaat, maar ook op ongelijke toepassingen van de wet. Met andere woorden, we kunnen de zonden van mensen niet met ongelijke normen meten. We kunnen anderen niet oordelen volgens hun daden en daarnaast onszelf volgens onze intentie.

In Leviticus 19 valt het op dat de wet van gelijk gewicht en inhoudsmaat bedoeld was om toe te passen op de Israëlieten en de buitenlanders binnen de landgrenzen. Om het met hedendaags taalgebruik te zeggen: er waren gelijke rechten voor iedereen. Numeri 15:15, 16 zegt,

15 U, gemeente [kahal, “kerk”], voor u en voor de vreemdeling die bij u verblijft, geldt één verordening, een eeuwige verordening, al uw generaties door: net zoals u, zo moet ook de vreemdeling voor het aangezicht van de HEERE zijn. 16 Eén wet en één bepaling geldt voor u en voor de vreemdeling die bij u verblijft.

Het doel van de herinnering aan onze slavernij in Egypte is dat wij snappen dat wij anderen niet in slavernij brengen. Er wordt verondersteld dat dit één van de redenen was waar God het toestond dat de Israëlieten in Egypte in slavernij verkeerden, voorafgaand op hun bevrijding onder Mozes. Hierdoor wisten ze door persoonlijke ervaringen wat het betekende om onrechtvaardig en ongelijk behandeld te worden, zodat zij vreemdelingen niet op dezelfde manier zouden behandelen dan zij behandeld waren. Als wij anderen volgens deze gouden regel behandelen, dan zullen wij buitenlanders nooit onderdrukken of in slavernij brengen.

Deut. 10:18, 19 eist niet alleen gelijke rechten voor iedereen, maar draagt ons ook op om vreemdelingen lief te hebben:

18 Die recht verschaft aan de wees en de weduwe, Die de vreemdeling liefheeft door hem brood en kleding te geven. 19 Daarom moet u de vreemdeling liefhebben, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte.

Deze wetten bepalen de voorwaarden waaronder God het ons toestaat te leven op Zijn land. Als wij ons niet aan Zijn voorwaarden houden, heeft Hij het recht om ons het land af te nemen en zelfs om ons onder de heerschappij van andere wetteloze mensen te brengen, om ons zodoende te herinneren aan de consequenties van wetteloosheid.

Het is erg jammer dat de traditionele Joodse gedachte deze les zo vaak heeft gemist en zij het juist rechtvaardigt om niet-Joden te onderdrukken. Zelf vandaag de dag is het dit wetteloze gedrag ten opzichte van de Palestijnen dat de Israëlische staat doordringt. In de tijd van het Nieuwe Testament werd de apostel Paulus gehaat en vervolgd door de priesters van de synagoge. Dit omdat hij niet-Joden als gelijken behandelde, in plaats van als tweederangs burgers. (Een dergelijk verhaal kan gevonden worden in Handelingen 13:42-52.) Zij beschuldigden hem van wetsovertreding door tegen de tradities van de oudsten in te gaan, waar in feite de Joden, door hun tradities en inzettingen (d.w.z. interpretatie van de wet), de wet hadden vernietigd.

Deze wetteloze houding van de Joden ten opzichte van niet-Joden speelde jaren later een grote rol toen de Kerk de wet van God afwees. In plaats van het verbannen van de “tradities van de mens”, waarmee de Joodse leiders de wet verkeerd interpreteerden, dachten zij onwetend dat de goddelijke wet in wezen discriminerend was. Vandaar dat zij de wet zelf verwierpen als zijnde ondergeschikt aan de liefde die Jezus had geproclameerd.

Maar geen enkele gemeenschap kan zonder wetten leven waarmee slecht gedrag of onrecht wordt veroordeeld. De Kerk kon Gods wet dan wel verwerpen, maar zo lang onvolmaakte mensen de Kerk vormden hadden ze geen andere optie dan wetten te adopteren waarmee ze geschillen konden oplossen. Helaas kwamen ze bij hetzelfde uit waar de Joodse leiders al voor hen uitkwamen. Ze namen wetten aan die in de ogen van de mens rechtvaardig leken. Deze wetten waren hun eigen “menselijke inzettingen”; hun eigen begrip van goed en fout. Door de wet van God te verwerpen gingen ze in sommige opzichten uiteindelijk onvermijdelijk zonde en onrecht legaliseren.

Ze begonnen vreemdelingen onrecht aan te doen en uiteindelijk werd, door de vleselijke gedachtegang die veelal gevonden werd in het traditionele judaïsme, de Afrikaanse slavernij gerechtvaardigd.

Wanneer wij Gods wet overtreden doen wij zonde (1 Joh. 3:4). Maar later begon men zonde te definiëren als het overtreden van Kerktradities. Zij deden precies hetzelfde als wat de Joodse leiders hadden gedaan onder het Oude Verbond, waardoor Jesaja het volgende moest verkondigen:

8 Dit volk nadert tot Mij met hun mond en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich ver bij Mij vandaan; 9 maar tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen onderwijzen die geboden van mensen zijn. (Mat. 15:8, 9, geciteerd uit Jes. 29:13)

De meeste christenen zijn van mening dat woekeren geen zonde meer is. Hoewel de Roomse Kerk vroeg in haar geschiedenis geld met rente uitleende, werd dit tot op heden altijd gezien als woekeren. Op 27 juni 1942 vestigde de Kerk het Instituut voor Religieuze Werken (de Vaticaanse Bank), dat door Mussolini in 1929 gefinancierd werd.

De meeste protestanten en evangelischen hadden de wet van God al aan de kant gezet en zagen geen kwaad in woekeren. Velen rechtvaardigden dit in feite juist door een unieke interpretatie van de gelijkenis van Jezus in Lukas 19. In die gelijkenis ging een zeker mens op reis en liet hij verschillende geldbedragen achter in beheer van zijn slaven. Toen hij terugkeerde hadden twee slimme slaven het geld vermeerderd door handel – oftewel, legale zaken.

Maar de derde slaaf had een vertekend beeld van zijn heer (die Jezus Zelf voorstelt). Wij lezen,

20 En een ander kwam en zei: Heer, zie uw pond [een bepaalde geldsoort], dat ik had weggelegd in een zweetdoek. 21 Want ik was bevreesd voor u, omdat u een streng mens bent. U neemt wat u niet uitgezet hebt en u maait wat u niet gezaaid hebt.

Met andere woorden, de dwaze slaaf kende in wezen zijn heer niet en was daarom bang om het “pond” te vermeerderen door legale zaken. Daarnaast beschuldigde hij zijn meester ervan “een veeleisende man” te zijn, die in wezen een DIEF was door te maaien wat hij niet gezaaid had. Daarom oordeelde de heer deze slaaf volgens zijn eigen woorden:

22 Maar hij zei tegen hem: Uit uw eigen mond zal ik u oordelen, slechte slaaf. U wist dat ik een streng mens ben en dat ik neem wat ik niet uitgezet heb, en maai wat ik niet gezaaid heb. 23 Waarom hebt u mijn geld dan niet bij de bank in bewaring gegeven? Dan zou ik het ook bij mijn komst met rente hebben kunnen opeisen.

Met andere woorden zei Jezus het volgende: “Als u werkelijk dacht dat ik een gewetenloze tiran was, die maaide waar anderen hadden gezaaid, waarom had u het geld dan niet op de bank gezet om er zodoende rente uit te verkrijgen? In dat geval had ik door diefstal mijn overvloed kunnen vergroten.”

Rente van geld was het equivalent van maaien waar iemand niet gezaaid had.

Deze gelijkenis bewerkt ironie. Men kan dit niet opvatten als een gebod om over geld rente te berekenen. In feite onderwijst het juist het tegenovergestelde. Alleen een gewetenloze zakenman zou zich inlaten in het woekeren, want het heffen van rente is diefstal. Het is maaien waar men niet gezaaid heeft. Het is onwettig profiteren van het werk van een ander.

Omdat de Kerk de wet van God aan de kant had geschoven, hadden velen in de naam van Jezus diefstal geheiligd. Daarom hebben we het toegestaan dat woekeren in ons moderne banksysteem is ingeslopen. Waardoor God ons vervolgens in de slavernij van het Geheime Babylon heeft gebracht, door de Europese Centrale Bank die geheel het land en de Kerk zelf in slavernij brengt.

Daarom is het belangrijk dat wij berouw tonen over onze zonden en door geloof God gehoorzaam zijn. Als wij op God vertrouwen zullen wij Hem gehoorzaam zijn en Zijn wegen accepteren, in plaats van de wegen van onze Babylonische overheersers. Als wij berouw tonen zal God ons bevrijden uit Babylon en zal Hij ons in ware welvaart vestigen onder de wetten van Zijn Koninkrijk.