God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 19: Genezing

“Wacht!” zei Jozef tegen de Beul. “Breng me naar de fontein. Laat me het bloed daar van mijn rug wassen.”

“Zoals je wilt,” kwam het antwoord. “Trouwens, mijn naam is Paul. Ik ben van plan mijn baan als Beul voor de Stadsraad op te zeggen. Ik wil niet meer bekend staan als de Beul.”

“Dat kan ik me voorstellen,” zei Jozef, “Van nu af aan ben jij Paul en mijn vriend.”

De fontein was inmiddels bereikt en Jozef zat nu op de ronde stenen muur daarvan. Joshua was hen gevolgd en mijn vrouw en ik liepen daar vlak achter, klaar om te helpen waar we konden. Om en nabij een dozijn mensen uit de stad waren ons ook gevolgd met ontzag en verbazing, maar bleven in stilte staan op een respectvolle afstand.

Paul klom in het ondiepe water aan de basis van de fontein en schepte water in zijn handen om het op Jozefs bebloede rug te gieten. De wonden bruisten en begonnen zich te sluiten voor zijn ogen. Het innerlijke licht wat fel uit zijn wonden had geschenen dimde zich nu terwijl het open vlees zich langzaam sloot tot een band van littekenweefsel. Binnen een paar minuten waren de wonden volledig genezen en de littekens zagen eruit alsof ze al lang geleden waren ontstaan.

“Dit zoete water heeft grote genezingskracht,” merkte Paul op. “Er is een opmerkelijke verandering van atmosfeer sinds je hier kwam.”

“Een ieder die komt naar het water zal genezing vinden als dat de intentie van hun hart is,” onderbrak Joshua. Jozef hield zich stil en sloot zijn ogen terwijl hij op krachten kwam.

“Het lijkt erop dat het water geen littekenweefsel geneest,” constateerde Paul.

“Nee,” antwoordde Jozef, “En dat zou ook niet moeten. Deze littekens zijn eretekens 218 die mij niet af worden genomen. Deze littekens zijn het bewijs van de gebeurtenissen van deze dag, welke ik kan laten zien als men ooit twijfelt aan mijn getuigenis van licht en genezing. Vanwege deze littekens zullen mensen ernaar verlangen om te drinken van deze fontein die overvloeit van levend water. De genezing van Cosmos is begonnen.”

“Ikzelf heb dit water nodig,” zei Paul, “want ik heb genezing en vergeving nodig. Mijn hart rouwt om de mensen die ik pijn heb gedaan in het verleden. Jij, Jozef, bent niet de eerste die ik moest ranselen. Erger nog, ik moet met een zwaar hart toegeven dat de Stadsraad me een paar jaar geleden de opdracht gaf om één van hun vijanden te executeren.”

“Ik kan me geen openbare executies herinneren in de afgelopen jaren,” zei Joshua.

“Dat komt omdat het een geheime executie was,” antwoordde Paul en tranen welden op in zijn treurige ogen. “Het was absoluut niet rechtvaardig, maar werd in het holst van de nacht uitgevoerd.”

“Dus het was moord?” flapte ik eruit.

“Helaas wel”, zei Paul met droefheid, “al ziet de Stadsraad het niet als moord. Zij hebben het zichzelf gerechtvaardigd om te moorden, liegen en stelen – allemaal als middel voor het doel van het grotere goed. De man was lid van de Stadsraad geweest en onderdeel van hun geheime club, het Rhodomon Genootschap. 219 Om lid te kunnen worden, moet iemand een verschrikkelijke eed van geheimhouding afleggen. De straf voor het openbaar maken van de geheimen van het Genootschap is de dood. Ik weet dit, omdat ik ook een Rhodomon-lid ben geweest. Zo kreeg ik mijn baan als Beul. Ze zouden deze baan niet toevertrouwen aan iemand buiten het Genootschap, want, zoals ik ontdekte, was een onderdeel van dit werk het onofficieel vermoorden van hun vijanden. Tegen de tijd dat ik me realiseerde dat het Genootschap deze vreselijke eed serieus nam, zat ik gevangen in angst, wetende dat als ik van mijn lidmaatschap af zou zien, dat mijn leven in gevaar was, omdat ik teveel wist.”

“Hoe heb je hem vermoord?” vroeg Jozef.

“Drie van ons bonden hem vast en gooiden hem op een diep punt in de rivier,” antwoordde hij. “We deden het na middernacht op een maanloze nacht zodat niemand zou zien wat we gedaan hadden. Het was mijn taak om hem van de boot af te duwen nadat er gewichten aan zijn lichaam vast waren gemaakt. Het is een vreselijk en pijnlijk geheim geweest dat mijn hart heeft verscheurd en mijn gedachten vergiftigd voor een lange tijd.”

Op dat moment stapte een vrouw met een hoed en een gedeeltelijk gesluierd gezicht naar voren uit de menigte. “Wat was zijn naam – de man die u moest doden?” vroeg ze met een trilling in haar stem.

“Het was Wethouder Morgan,” 220 zei Paul, met zijn hoofd neerhangende in schaamte en verdriet.

De vrouw zakte neer op de grond en begroef haar gezicht in haar handen. “Dat was mijn vader,” zei ze met een snik.

“Oh, mijn God!” zei Paul. “Het spijt me zo. Vergeef me alstublieft, ik wist niet wat ik deed.”

De vrouw huilde een tijd, terwijl we in verschrikking naar elkaar keken. Uiteindelijk hervatte ze zichzelf en zei met een pijnlijke stem: “Ja, ik vergeef je,” terwijl ze haar sluier en hoed afdeed. Terwijl haar volle donkerbruine haar op haar schouders viel staarden wij naar haar in ongeloof. “Maggie!” Joshua’s stem brak de geschokte stilte van dat moment.

“Ja,” antwoordde ze met tranen in haar ogen. “Morgan was mijn vader. Ik heb jarenlang vermoed dat de gemeenteraad bij zijn moord betrokken was. Daarom verliet ik deze stad en verhuisde naar Newkirk. Dit is de eerste keer dat ik terug naar Cosmos kwam sinds die tijd, want ik was bang dat de Stadsraad mij ook zou vermoorden. Dat is waarom ik mij vermomd had in de menigte.”

Paul viel op zijn knieën neer. Het was één ding om een man te doden, maar het was heel iets anders om oog in oog met zijn dochter te staan, wiens leven zo ernstig aangedaan was door de moord. Het is één ding om vergeving te vragen aan anderen, maar iets anders om jezelf te vergeven. Hoe kan iemand vergoeden wat hij in zo’n geval gedaan heeft? Het is moeilijk voor een dergelijk slachtoffer om te vergeven, maar zelfs nog moeilijker voor een berouwvolle persoon om zo’n vergeving te accepteren.

Maggie stond op en liep langs Paul naar de fontein. Ze maakte een kom van haar handen en dompelde ze in de leven-gevende stroom. Ze draaide zich om en knielde voor Paul neer. “Hier. Drink dit,” zei ze. Het was haast een bevel. Het water tegen zijn lippen houdende, accepteerde hij haar vergeving en het water van leven begon de innerlijke wonden te genezen van zijn gemartelde ziel. Hoewel er littekens zouden blijven als levendige herinneringen aan een gedane zonde, gebrandmerkt op zijn vergeven ziel, littekens die hem nooit de luxe van hoogmoed zouden toestaan, littekens die het verhaal zouden vertellen van een arme ziel die zachtmoedig was geworden door een daad van vergeving.

“Als slachtoffer,” zei ze tegen hem, in zijn waterige ogen kijkende, “is mij de macht gegeven om de zonde te laten bestaan of om hem te vergeven. Dit recht is mij gegarandeerd door de profeten die de wetten van de Schepper hebben geopenbaard. 221 Net zoals ik ben vergeven door de Schepper, zo vergeef ik jou. Net zoals ik ben genezen van de bitterheid in mijn hart en alle dwaasheid die ik heb gedaan door deze verbitterdheid, zo ook beveel ik dat alle bitterheid moet vluchten door de grotere kracht van vergeving.”

Paul fluisterde, terwijl hij met verwondering en verbazing in Maggie’s ogen keek, “Ik ben eindelijk vrij. Ik vrees niet langer wat men met mij zal doen. Ik ben als het ware opgestaan uit een nachtmerrie.”

Toen verhief hij zijn stem zo dat iedereen die aanwezig was kon horen wat hij zei. “Laat het bekend zijn aan iedereen dat de Stadsraad van Cosmos geregeerd wordt door moordenaars van het Rhodomon Genootschap. Doordat ik vrij ben gezet door de kracht van vergeving, kan ik getuigen aan iedereen dat ik door de burgemeester en de hele Stadsraad de opdracht had gekregen om Morgan te executeren, niet voor een misdrijf wat hij heeft gedaan, maar voor de bedreiging dat hij openbaar zou maken dat de geheime regering de stad over had genomen. Dit is de waarheid.”

De mensen uit de stad keken elkaar aan in schok en ongeloof. Ze waren zich zeker bewust van het hoofdkwartier van het Rhodomon Genootschap, want het stond direct achter het Stadhuis. De deur van het gebouw was gegraveerd met het hoofd van een geit in de vorm van een pentagram, waarvan het rumoer ging dat het hun god was die ze Baphomet noemen. Er werd gezegd dat de twee gebouwen aan elkaar verbonden waren door een ondergrondse tunnel. Maar het Genootschap deed zich voorkomen als een achtenswaardige liefdadigheidsorganisatie en er werd gezegd dat er veel vermogende zakenlui en belangrijke overheidsfunctionarissen onder de leden waren. Weinigen geloofden dat het duister was op één of andere manier.

“Ik zeg hierbij mijn lidmaatschap van het Rhodomon Genootschap op,” zei een man die naar de voorgrond stapte. “Ik was me niet bewust van de acties van de Stadsraad, omdat ik alleen een lid ben op een laag niveau. Ik ben ook misleid en ik heb er verkeerd aan gedaan om deze organisatie te ondersteunen met mijn contributie en mijn aanwezigheid. Ik beken dat ik dezelfde vreselijke eed heb afgelegd als Paul, omdat ze me de aard van deze eed niet hebben verteld voor het moment van mijn inwijding. Deze eed is inderdaad te schrikbarend om te herhalen, maar ik ging ervan uit dat het gewoon tradities waren van een geweldadiger verleden en nooit meer serieus genomen zouden worden vandaag de dag. Paul heeft echter laten zien dat de leiders van het Genootschap ze weldegelijk serieus nemen. Hoe kan ik mij ontdoen van deze eed? Zijn zulke beloften niet heilig en onschendbaar?”

Op dat moment nam ik het woord. “De profeten vertellen ons dat als iemand een eed heeft gezworen waarvan hij onmachtig is om hem te houden of dat hij hem niet kan houden door zijn immorele aard, dan moet hij er afstand van doen voor het aangezicht van de Schepper. 222 Hoewel het een zonde is om een eed te schenden, begrijpt de Schepper dat het een grotere zonde kan zijn om bepaalde beloften in stand te houden. Om deze reden beveelt Hij ons om al dit soort beloften te herroepen en het is een zonde om door zo’n eed gebonden te blijven.”

“Dan sta ik hier voor de Schepper van het Universum en herroep mijn beloften aan het Rhodomon Genootschap,” zei hij, terwijl hij zijn rechterhand op hield. “Ik erken mijn zonde en vraag om vergeving. Ik draag hierbij mijn trouw over van het Rhodomon Genootschap naar het Koninkrijk van de Schepper zelf.”

“Wij zijn getuigen,” antwoordde de menigte en hoewel de anderen geen Rhodomon leden waren, zworen ze allemaal trouw aan de Schepper en Zijn Koninkrijk.

“Dit is de start van een nieuwe Grote Opwekking – de derde in de laatste eeuwen als ik het goed heb,” zei Joshua. 223 “Ik geloof dat deze Opwekking gerechtigheid terug zal brengen in regeringen en genezing voor de volken. De glorie van de Schepper zal de aarde bedekken, zoals de wateren de zee bedekken.” 224

“Daar is geen twijfel over mogelijk,” zei Jozef. “De eerste Opwekking was goed en de tweede was beter, maar ze vervaagden allebei naarmate de tijd verstreek. Deze zal niet vervagen of tot een einde komen, want we leven in de aangewezen tijd van grote genezing. Het water van deze fontein is genezen. Een rivier van leven vloeit nu door deze vallei van de grote breuk in de zijkant van de berg van Openbaring. Dit kan net zomin worden gestopt dan dat men het aanbreken van de dageraad kan stoppen.”

Toen daalde een kleine, met bloed bevlekte duif neer op Sipporah’s schouder en fluisterde in haar oor. Ze draaide zich naar mij en zei zachtjes: ‘Het Rhodomon Genootschap is op dit moment nog steeds bijeen. Sippore zegt dat hun spionnen ons in de gaten houden en dat ze gealarmeerd zijn over wat er hier aan de hand is. Ik denk dat we moeten vertrekken.”

“Ja, dat denk ik ook,” zei ik. Ik draaide me naar de anderen en vertelde hen wat we zojuist hadden begrepen en concludeerde, “Het is tijd voor ons om uiteen te gaan. Ga en verspreid het nieuws aan iedereen die je tegenkomt. Getuig van de dingen die je hier hebt gezien en gehoord. Vertel de mensen het goede nieuws van de genezen wateren op het Maanplein, zodat zij er ook van kunnen drinken en genezen worden van alle bitterheid in hun harten. Hun eigen innerlijke genezing zal getuigen van de waarheid van wat je aan hen hebt laten zien.”

“Kom,” zei ik, mezelf richtend op onze vriendschappelijke kring. “We moeten deze dingen overbrengen aan Stamhoofd Hiamovi.”

En daarmee vertrokken we, met Paul aan onze groep toegevoegd en Maggie die zijn hand vastpakte.


Voetnoten

  1. —  Galaten 6:17.
  2. —  Rhodomon is een verouderde spelling van Rodomon en refereert naar Rodomonte, een belangrijk karakter in de epische gedichten Orlando innamorato (1484) en zijn vervolg Orlando furioso (1495) uit de Italiaanse Renaissance. Rodomonte was arrogant en opschepperig. Later kwam dan ook het Engelse woord rodomontade (alsook rhodomontade) in gebruik, wat betekende “opschepperige, bluffende taal.” Het woord werd gebruikt door Charles Finney in zijn boek, The Character, Claims en Practical Workings of Freemasonry, hoofdstuk III, gepubliceerd in 1869. Hij pastte de term toe op de apologeten van de Vrijmetselarij. Het “Rhodomon Genootschap” slaat op Vrijmetselarij, maar ook op alle andere geheime genootschappen wiens doel is om regeringen en rechtbanken te beïnvloeden en te domineren.
  3. —  De executie van Kapitein William Morgan in 1826 door de hand van de Vrijmetselarij werd een nationaal schandaal dat ervoor zorgde dat de meeste Vrijmetselaren zich terugtrokken uit de organisatie. Deze moord was ook de inspiratie voor de Anti-Masonic Party, die in 1828 werd gevormd. De bekentenis op het sterfbed van Henry L. Valance in 1848 bevestigde dat hij en twee anderen Morgan in de Niagara Rivier hadden geworpen en dat hij (Valance) degene was die Morgan de rivier in had geduwd.
  4. —   De goddelijke wet definieert en handhaaft rechten. Dit omvat het recht van slachtoffers om een vergoeding te ontvangen of om hen te vergeven die in overtreding waren tegen hen. Dat is waarom Jezus hen kon vergeven die Hem gekruisigd hadden (Lukas 23:34 – Luk 23:34) en Stefanus zijn moordenaars kon vergeven, inclusief Saulus/Paulus in Handelingen 7:60.
  5. —  Leviticus 5:4.
  6. —  De eerste Grote Opwekking was onder Jonathan Edwards halverwege de 17e eeuw, welke de weg baande voor de Amerikaanse Republiek. De tweede Grote Opwekking was onder Charles Finney in het midden van de 18e eeuw, welke praktisch opriep tot bekering van de Vrijmetselarij en de slavernij gedachten. De derde Grote Opwekking moet nog komen.
  7. —  Habakkuk 2:14.