God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 20: De Ogen van God

We reden in een colonne naar het huis van Stamhoofd Hiamovi in het Indiaanse dorp aan de andere kant van de rivier en werden hartelijk verwelkomd. Het stamhoofd was in het bijzonder heel blij om Jozef te zien, zijn hoofdopzichter, levend en wel, hoewel zijn gezicht verduisterde toen hij Pauls belijdenis hoorde, Maggie voelde rouwen en de littekens op Jozefs rug zag.

“Deze littekens werden onrechtvaardig toegediend,” zei het Stamhoofd, “maar ze bewijzen de onwaardigheid van de Stadsraad. Hun afwijzing en mishandeling van jou geven mij het recht om hen uit hun gezagsposities te zetten en te vervangen voor anderen. 225 De tijd is gekomen om te handelen.”

“We moeten ook naar Newkirk gaan”, antwoordde Jozef, “en zien wat daar moet gebeuren met de Stadsraad. Ze hebben altijd respect voor u gehad, hoewel het er op lijkt dat zij degenen zijn die Cosmos ertoe hebben bewogen om mij te ontvoeren. We moeten deze zaak verder onderzoeken. Er is nog veel wat we niet weten.”

“Ja,” stemde het Stamhoofd mee in. “De leiders van de twee steden werken duidelijk samen en zijn misschien aan het samenzweren tegen ons en tegen de Schepper zelf.”

“Opstandelingen leven altijd in angst,” voegde ik toe. “Angst motiveert hen om zich agressief op te stellen om zichzelf te verdedigen en dat te beschermen wat ze zich onwettig hebben toegeëigend. Ik verwacht dat deze leden van de Stadsraad niet anders zijn. Ik verwacht niet dat zij zich zullen bekeren, maar dat ze zullen vechten en ik denk dat we ons daarop moeten voorbereiden.”

“Het Nieuwe Verbond,” kwam Joshua tussenbeide, “garandeert dat zelfs de opstandelingen onderworpen zullen worden en in overeenstemming zullen komen met de Schepper aan het einde. Het is alleen niet waarschijnlijk dat dit de tijd al is dat ze zich zullen bekeren. Hun harten zijn nog verhard.  Ze moeten eerst tot een oordeel gebracht worden en wanneer ze alles verloren hebben zullen ze in de juiste positie zijn om rechtvaardigheid te leren.”

“Ja, daar ben ik het mee eens,” zei het Stamhoofd bedachtzaam. “De enige manier om deze mensen te herstellen is door het oordeel. Dus we moeten het oordeel brengen en hun koninkrijk verstoren. Het is de enige manier om de stadsmensen te bevrijden. Als we niets doen, dan zullen de mensen bedrogen blijven worden en geregeerd door slechte mensen.”

Op dat moment hoorde ik een zacht tikken op het raam.  Toen ik me omdraaide zag ik de kleine duif licht op het vensterglas pikken. De duif was weggevlogen toe we naar het huis van het Stamhoofd waren gereden, maar was nu teruggekomen. Sipporah stond meteen op en liep naar buiten. De duif vloog op en al snel kwam mijn vrouw terug de kamer in met de duif op haar schouder.

“Er is nieuws,” kondigde Sipporah aan. “Sippore heeft de ogen van God en ze is heen en weer door de stad Newkirk gevlogen om te kijken wat ze zou zien.” Terwijl de duif in haar oor fluisterde, vertelde Sipporah de boodschap aan de rest van ons.

“Ik zag een razende burgemeester en een verschrikte Stadsraad in een staat van paniek toen ze erachter kwamen dat één van hun leden – de Beul – zich bij het gezelschap had gevoegd. Ze zijn nu plannen aan het smeden voor zijn dood, omdat hij teveel van hun geheimen kent. Maar ze zijn zenuwachtig geworden door het feit dat Jozefs wonden zo snel zijn genezen en weten zich hier geen raad mee. Op dit moment geloven ze dat de enige oplossing die hen kan redden is om Paul, Jozef en misschien zelfs het hele gezelschap te vermoorden. Ze weten dat simpele zweepslagen de dingen alleen maar erger zullen maken, nu ze zien dat deze wonden zo snel genezen.”

“Dus ze hebben oorlog uitgeroepen,” zei het Stamhoofd gewichtig. “In hun verblinding denken ze dat ze vechten tegen vlees en bloed, niet wetende dat als ze tegen ons vechten, dat ze tegen de Schepper Zelf vechten. Het vermogen van de mens om zichzelf te misleiden kent geen grenzen. Maar ik begrijp dat de Schepper hun ogen heeft verblind en hun harten heeft verhard om hun hart zichtbaar te maken aan de mensen en om ons een wettige oorzaak te geven om het oordeel over hen te brengen. De dag van bevrijding is nabij. We hebben geen reden om deze kwade plannen en uitspraken van mensen te vrezen.”

“Hoe zullen we dan nu verder gaan?” vroeg Joshua.

 “Slaap vannacht en ga morgen naar Newkirk,” zei het Stamhoofd. “Ga naar het Maanplein midden op de ochtend en verklaar de waarheid in het openbaar. Laat ons deze situatie het hoofd bieden. Omdat het Rhodomon Genootschap niet alleen de macht heeft over de Stadsraad, maar ook over het rechtssysteem, zullen we over hun leiding heen moeten gaan en ons direct beroepen op de mensen. Laat de mensen beslissen wat er moet gebeuren met de door hun verkozen ambtenaren. Spreek de waarheid in liefde 226 en weet dat je woorden bevestigd zullen worden door tekenen die volgen. 227 Je hoeft dit gevecht niet te vechten, want het gevecht behoort toe aan God.” 228

“Laten we gaan dan,” zei ik. “Laat het licht binnenkort helder schijnen vanaf vele donkere bergen.”

En daarmee vertrokken we. Sippore, de met bloed bevlekte duif, vloog opnieuw op om de harten van mensen te doorzoeken en de weg voor ons te bereiden. Terwijl we de rivier doorkruisten, voelden we een energieke pulserende kracht van de rivier en we wisten dat het hart en de gedachten van iedereen die in de vallei woonde werd veranderd met elke beker water die ze nu zouden drinken.  De meesten van hen begrepen nog niet wat er aan de hand was, want hun wereld leek nog steeds hetzelfde. Maar een onmerkbare vernieuwing was begonnen, verborgen in simpele en fundamentele dingen die men lang voor gewoon had gehouden.

Ik stopte en parkeerde de truck aan de andere kant van de brug. Ik draaide me naar mijn vrouw en stelde voor dat we af zouden dalen naar de oever van de rivier. We stapten uit de truck en wandelden naar de rivier, welke lieflijk stroomde en sprankelde in het laatste zonlicht van de dag. Sipporah knielde neer, nam wat water in de kom van haar hand en waste haar gezicht.

Toen keek ze op met verbazing op haar gezicht. “Mijn ogen zijn helderder dan gewoonlijk,” zei ze. “Er gebeurt iets met mijn ogen. Ze voelen scherper, op een bepaalde manier vernieuwd.”

“Als je nu beter ziet dan hiervoor, dan zal dat zijn door de veranderingen die plaatsvinden,” zei ik. “Nu dat het water van de Berg van Openbaring in de rivier stroomt, kunnen we veel goede dingen verwachten. Misschien heb je je leesbril niet meer nodig.”

Al snel vervolgden we onze weg terug naar de herberg en kwamen aan op het moment dat de zon onderging aan de westelijke horizon. Vlak na ons kwam Jozef aan en we deelden onze avondmaaltijd met hem in het restaurant van de herberg. Terwijl we aan het eten waren keek Jozef met een vreemde blik naar Sipporah en zei: “Is de kleur van jouw ogen veranderd? Er is iets anders aan je ogen.”

“Ik kan de kleur van mijn ogen niet zien,” antwoordde ze, “maar als het niet veranderd is, dan zouden ze donkerbruin moeten zijn.”

“Nou, dan is dat het niet,” zei Jozef. “Ze zijn nog steeds bruin. Maar ik ervaar dat er iets anders aan is.”

Sipporah vertelde hem toen van de aparte ervaring aan de oever van de rivier en hoe het water haar ogen leek te genezen en haar zicht te verhelderen op een subtiele manier.

“Ja, de rivier van leven heeft jou een gift gegeven,” zei hij vastberaden. “Geen twijfel over mogelijk dat je binnenkort erachter komt wat dit betekent. De gaven van de Schepper komen wanneer we ze nodig hebben.”

Toen veranderde ik het onderwerp. “Het Stamhoofd vertelde me dat jouw vaders naam Jozef was en dat mijn vader Thomas zijn vriend was. Mijn vader vertelde mij vroeger verhalen over Yaqui Joe, dat was hoe hij hem noemde.”

“Was dat jouw vader?” zei hij met verwondering. “Ja, ik was toen nog jong, maar ik kende hem. Die twee waren goede vrienden en gingen regelmatig kamperen in de bergen. Ze hielden allebei van de natuur en de natuur bood hen vele interessante avonturen.”

We deelden die avond veel verhalen vanuit het verleden en ik kreeg de mogelijkheid om vele spannende gebeurtenissen die mijn vader mij vroeger toevertrouwd had op te helderen en te verduidelijken. Tegen de tijd dat we naar ons bed gingen had ik het gevoel dat ik Jozef mijn hele leven al had gekend. En dat had ik ook inderdaad. Maar het was al laat en we hadden onze slaap nodig. Het duurde niet lang voordat we al dromend overgingen in andere dimensies van realiteit die grotendeels ontoegankelijk waren, behalve door te slapen.

Toen hoorde ik ergens uit de verre uithoeken van de innerlijke ruimte mijn naam roepen en ik werd wakker uit een diepe slaap toen de hand van mijn vrouw mijn schouder aanraakte.

“Ben je wakker?” vroeg Sipporah aan me.

“Bijna,” mompelde ik.

“Ik had een droom,” zei ze.

“Hebben we dat niet allemaal?” antwoordde ik zonder mijn ogen te openen.

“Nee, ik meen het,” hield ze aan. “Dit was te echt om gewoon een droom te zijn.”

“Wat zag je?” Tegen deze tijd realiseerde ik het me dat het belangrijk voor haar was en dat het niet kon wachten. Te vaak raken dromen verloren in de mist van de nacht of worden weggevaagd door mindere dromen die volgen. Als dit echt belangrijk was, dan moest het meteen uitgesproken of opgeschreven worden, zodat het niet verloren zou gaan.

“Ik vloog hoog aan de nachtelijke hemel en keek neer op de stad Cosmos. Toen zag ik een auto rijden van Newkirk naar Cosmos en het stopte tussen het Stadhuis en het gebouw van het Rhodomon Genootschap. Een duister figuur stapte uit de auto en klopte op de deur van het Genootschapsgebouw. Een ander duister figuur opende de deur en liet hem binnen.”

“Toen vloog ik laag en ontmoette de muis van het Stadhuis, die mij scheen te kennen. Ik vroeg hem om de boel te onderzoeken en mij te vertellen wat er aan de hand was. Hij gleed door een piepkleine scheur in het gebouw en na een lange tijd kwam hij bij me terug om me te vertellen dat de twee burgemeesters elkaar hadden ontmoet in de tempel.”

“Tempel?” onderbrak ik.

“Ja, hij noemde het Genootschapsgebouw een tempel,” zei ze. “Hij zei dat de burgemeester van Newkirk boos was op de burgemeester van Cosmos en hem flink aan het uitschelden was. Mijn indruk was dat de burgemeester van Newkirk de leider was van de twee. Hoe dan ook, ze begonnen hun plannen te bediscussiëren om valse getuigen op te roepen tegen ons, zodat ze een excuus zouden hebben om ons in de gevangenis te stoppen als samenzweerders en ons misschien zelfs ergere dingen aan te doen.”

“Denk je dat de droom op een bepaalde manier verbonden is aan de realiteit?” vroeg ik haar.

“Nou, dat is het vreemde deel. In de droom was ik een duif - Sippore om precies te zijn - en ik zag de dingen als door haar ogen. We waren één. Haar gedachten waren mijn gedachten.”

“Je kon de muis ook begrijpen en ermee praten,” herinnerde ik haar in alle ernst. “Het lijkt erop dat we begrip hebben gekregen van alle talen, zelfs die van dieren. Het lijkt erop dat we meer en meer in harmonie met de natuur komen.”

“Er is meer te vertellen,” ging ze verder. “Na het krijgen van het veldrapport van de huismuis, vloog ik opnieuw de donkere lucht in en keek naar de rivier. Daar zag ik een tumult, alsof een grote aardbeving eronder had toegeslagen. Ik zag hoge golven tegen de kust slaan en in het schimmige licht zag ik een andere figuur alleen langs de kust lopen. Ik kon het gezicht van de man niet zien, want hij droeg een hoed. Op dat moment vloog ik naar de herberg hier en werd ik wakker uit mijn droom.”

“Ik weet haast niet wat ik moet zeggen,” zei ik langzaam, “maar ik gok dat Sippore een drukke nacht heeft gehad en dat jij werkelijk één met haar bent geworden op een nieuwe manier. Je zag wat zij zag, maar de mysterieuze man die van de rivier kwam is onduidelijk. Misschien zullen we het later nog uitvinden, misschien zelfs morgen als we naar Cosmos gaan.”

Met die woorden gingen we weer liggen en sliepen verder tot we wakker werden van het licht wat door een kiertje van het gordijn scheen.


Voetnoten

  1. —   Net zoals de verdrukking van de profeten (en uiteindelijk de Zoon) door de Joden, het volk diskwalificeerde (Mattheüs 23:31-38), zo diskwalificeert de verdrukking van de heiligen door de ‘kleine hoorn’ (kerk) de kerk om te regeren in het Koninkrijk (Daniël 7:21; Openbaring 18:24). Op dezelfde manier werd Saul (Pinkstergelovige) vervangen door David, de overwinnaar; en de zoon van Hagar werd vervangen door de zoon van Sarah (Galaten 4:30).
  2. —  Efeziërs 4:15.
  3. —   Markus 16:17-18.
  4. —  1 Samuël 17:47.