God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 7: Het Nieuwe Verbond

Het Nieuwe Verbond word voor het eerst door de profeet Jeremia uitgelegd. Hij schreef in Jer. 31:31-33,

31 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, 32 niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb…33 Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun BINNENSTE geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn.

Er worden twee grote verschillen tussen de twee verbonden opgeworpen. Ten eerste is het Nieuwe Verbond een onvoorwaardelijk verbond, omdat er geen “ALS”-clausule in verwerkt is. Het is een verbond waarbij God ons belooft het werk in ons te verrichten, dit in tegenstelling tot voorwaardelijke belofte op basis van de werken en daden van de mens.

Ten tweede is het Nieuwe Verbond gebaseerd om een innerlijk werk dat God zal verrichten, dit omdat de wet niet langer uiterlijk op stenen tafels geschreven wordt, maar innerlijk op ons hart. In plaats dat de wet door mensen wordt opgedrongen – hetzij door andere mensen of door onze wil door zelfdiscipline – wordt dit volbracht door de Heilige Geest. Hij spreekt tot ons en leidt ons door Zijn Geest, net zoals Israël in de woestijn onder Mozes door de wolkkolom en de vuurkolom werd geleidt.

Deze twee verbonden zijn zodoende allegorisch afgebeeld in Ismaël en Izak. De kinderen van het Oude Verbond bevinden zich in slavernij, waarbij zij de volmaaktheid trachten te bereiken door hun eigen mogelijkheden om volmaakt gehoorzaam te zijn. Hun oprechtheid doet niet voor hen onder en is zelfs bewonderenswaardig. Vele zijn in staat om grote krachten binnen de psyche te behalen en kunnen zelfs over hete kolen lopen zonder hun voeten te verbranden. Maar het komt erop neer dat zij zekerlijk zullen falen ten op zichte van de juridische eisen van de rechtvaardigheid van God.

Aan de andere kant zijn de kinderen van het Nieuwe Verbond, net zoals Izak, geboren uit de vrije. De verantwoordelijkheid om Zijn volk rechtvaardig te maken wordt geplaatst op de schouders van God. Dit werd gedaan door de vervulling van het Paasfeest (Pascha) toen Jezus Christus door Zijn dood aan het kruis de straf voor onze zonden betaalde. En terwijl wij nu op doorreis zijn in de woestijn van ons leven hebben wij een twee feest, genaamd Pinksteren, waarbij God Zijn wet op ons hart schrijft.

Christenen zijn mensen wiens relatie met God gedefinieerd wordt door de voorzieningen van het Nieuwe Verbond. Wanneer zij Jezus Christus aanneemt als Offer voor de zonde zal God hen de rechtvaardigheid van Christus toerekenen – alsof zij alreeds volmaakt is. Zodoende zijn zij in staat om als vrije mensen, en niet als slaven, door de woestijn (Pinksteren) te reizen. Hen wordt rechtvaardigheid TOEGEREKEND totdat de tijd aanbreekt dat zij bij de vervulling van Loofhutten DAADWERKELIJK rechtvaardig gemaakt worden.

Het pad naar het Zoonschap wordt dus in drie stappen gedefinieerd door deze drie feesten.

Een ander verschil tussen het Oude en het Nieuwe Verbond is dat elk van hen verbonden is met een zeker TEKEN. Het teken van het Oude Verbond is de vleselijke besnijdenis, zoals dit ingesteld werd bij Abraham in Gen. 17:11. Het teken van het Nieuwe Verbond is de besnijdenis van het hart.

Deze besnijdenis van het hart werd al ten tijde van Mozes aangehaald, want Mozes zei in Deut. 30:6,

6 De HEERE, uw God, zal uw hart en het hart van uw nageslacht besnijden, om de HEERE, uw God, lief te hebben met heel uw hart en met heel uw ziel, zodat u leven zult [d.w.z. onsterfelijkheid verkrijgt].

Mozes vatte deze besnijdenis op als iets dat God Zelf in ons moest doen. Niemand kan zijn eigen hart besnijden. Vanwege deze reden wordt het geassocieerd met het Nieuwe Verbond, want het is iets dat God in ons doet en niet iets dat de mens door zijn eigen werken of zelfdiscipline kan bewerkstelligen.

En zo zien wij dat de Bijbel Ismaël en Izak beschrijft als allegorieën van twee verbonden, twee verschillende wegen waarmee rechtvaardigheid verkregen wordt met de daarbij horende twee verschillende erfenissen. Zij die het pad van Ismaël volgen – ongeacht wie zij zijn en tot welk ras zij behoren – behoren tot het Oude Verbond. Zij die het pad van Izak volgen behoren tot het Nieuwe Verbond.

Hoewel dit in wezen geen raciale verklaring is, toont de geschiedenis aan dat de fysieke afstammelingen van Ismaël tot de religie genaamd de Islam behoren, hetgeen in haar natuur gehoorzaamheid aanduidt en dus perfect het Oude Verbond beschrijft.

Maar in Galaten 4 identificeert Paulus eveneens het aardse Jeruzalem met Hagar en haar “kinderen” met de aanhang van het judaïsme. Het judaïsme heeft zichzelf verbonden met het Oude Verbond en weigert om het Nieuwe Verbond aan te nemen. Dus in die juridische zaak zijn de Joden “Ismaël”, want zij beschouwen Jeruzalem (Hagar) als hun moeder.

Het Oude Verbond is niet in staat om de zonen van God voort te brengen, en noch de Islam, noch het judaïsme is in staat om de erfenis van de zonen van God te verkrijgen. Hun erfenissen zijn aards en hebben meer te maken met fysiek land (onroerend goed), dan met het verheerlijkte lichaam, hetgeen de grootste “land” erfenis is.