God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 3: De consequenties van wetteloosheid

Als Johannes (1 Joh. 3:4) zegt dat zonde wetteloosheid is, gebruikt hij het woord “anomia”. Het Griekse woord voor wet is “nomos”. De a aan het begin van het woord is een ontkenning, (zoals a-sociaal) a-nomia is tegen-wettelijk.

Ik wil hierbij onderscheid maken tussen de heilige wet van God en de Joodse wetten. Joodse wetten zijn de tradities van mensen gefundeerd in de Talmoed. De Talmoed bevat niet-geïnspireerde interpretaties met betrekking tot de wet van God. De Talmoed bevat over elke wet vele regeltjes, die de Joden uiteindelijk in zware slavernij onder de wet hebben gebracht. Dit is uiteraard nooit de intentie van God geweest. In tegenstelling tot de Joodse wet is de Heilige wet van Jezus (God / Yahweh) er niet opuit om mensen in slavernij te brengen.

Het Griekse woord a-nomia wordt vaak vertaald als ongerechtigheid in plaats van wetteloosheid. Dit heeft tot gevolg dat we a-nomia niet meer zien in verband met de wet. Hetzelfde probleem is er als het gaat over “zonde”. Dit woord, hoewel het zelf al genoeg zegt, lijkt tegenwoordig ook los te staan van de heilige wet van God, zoals o.a. verwoord in de eerste 5 Bijbelboeken. We moeten altijd blijven vasthouden aan wat Johannes zegt: Zonde is overtreding van de wet.

De Septuaginta vertaalt anomia in Gen 19:15 met “onrechtvaardigheden”. Dit verwijst naar de wetteloosheid in deze steden. Anomia wordt ook gebruikt in Exodus 34:7 waar Mozes God met een aantal kenmerken omschrijft:

6… HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw, 7 Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid [anomia, “wetteloosheid”], overtreding [adikas] en zonde vergeeft.

Een ander voorbeeld kunnen we vinden in Lev. 19:29, waar de Septuaginta zegt,

29 U mag uw dochter niet schenden door haar hoererij te laten bedrijven, zodat het land geen hoererij bedrijft en het land niet met schandelijk gedrag [anomia, “wetteloosheid”] vervuld wordt.

Het punt dat wij proberen te maken is dat anomia een geaccepteerde term is om wetteloosheid aan te duiden (ook in de tijd van Jezus). En wetteloosheid is de grondhouding van geen rekening houden met de wet. Het probleem van wetteloosheid was er ook in de eerste eeuw, toen Jezus hier sterk tegenin ging. Dit probleem zette door in de kerk van de eerste eeuw en de apostelen zagen dat het is er niet echt beter op werd.

In Mattheus 7:15-20 vertelt Jezus ons hoe we kunnen onderscheiden of iemand een profeet is van God of niet. De verzen 15 en 16 zeggen,

15 Maar wees op uw hoede voor de valse profeten, die in schapenvacht naar u toe komen maar van binnen roofzuchtige wolven zijn. 16 Aan hun vruchten zult u hen herkennen. Men plukt toch geen druif van doornstruiken of vijgen van distels?

Vervolgens geeft Jezus uitleg over wat vruchten zijn, om uiteindelijk in vers 20 te eindigen met: “Zo zult u hen dus aan hun vruchten herkennen.

Maar dit is niet het einde van dit verhaal. Jezus geeft meer uitleg over “vruchten” en laat zien hoe we kunnen onderscheiden of een profeet goede dan wel kwade vruchten voortbrengt, wanneer het een schaap is, of een wolf in schaapskleren. Hij zegt in Mat. 7:21-23,

21 Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. 22 Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? 23 Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid [anomia] werkt!

Er zijn tegenwoordig vele profeten, en veel van wat ze zeggen en profeteren is waar. Maar als ze ook beweren dat de wet van God er niet meer is kunnen zodoende overtredingen (zonde) goed gepraat worden. Er zijn er velen die demonen uitwerpen en zieken genezen, sommige wonderen zijn “in scene gezet”, maar veel wonderen zijn ook werkelijk wonderen. Maar vervolgens beweren ze dat Gods wet vervallen is en handelen ze hier ook naar, zonder ook maar een ogenblik last te hebben van hun geweten.

Hun excuus is dat als we de wetten weer moeten gaan houden, we ook weer dieren moeten gaan offeren. Dat is niet waar. Jezus heeft de wet niet teniet gedaan, maar bevestigd en uiteindelijk vervuld. Met andere woorden, de wet om dieren te offeren bestaat nog steeds. Maar Jezus is ons offer, ons Lam, onze Geit, onze Duif. Jezus is alle offers. We hebben tegenwoordig geen noodzaak meer om de minder goede offers van Mozes weer te gaan brengen. Wij hebben een beter Offer, maar dit offer deed de wet op geen enkele manier teniet. Alleen de wijze van vervulling is veranderd.

De wet zei dat het offer een volmaakt dier moest zijn. Als je dit heel ver doorvoert is er natuurlijk niet één volmaakt dier geofferd, er was slechts één volmaakt Lam, Jezus. Voordat Jezus kwam offerde men het beste dat men had, maar vervulde men hiermee niet volledig de wet. Alleen het volmaakte Lam kon deze wet vervullen. Er is dus geen andere manier om de wet te vervullen (of gehoorzaam aan de wet te zijn).

Het enige dat Jezus dus teniet heeft gedaan, zijn de onvolmaakte vormen van wetsbetrachting, waardoor mensen de wet dachten te kunnen vervullen.

In het Oude Testament waren de Levitische priesters met de tabernakel – en later de tempel – gemaakt van aardse materialen. Niets van dit alles was volmaakt, maar God gebruikte hen tijdelijk totdat het volmaakte gekomen was. Dit volmaakte is Jezus Christus als de hogepriester naar de ordening van Melchizedek, samen met Zijn kinderen, die priesters zijn onder Hem. Zij zijn geroepen om te dienen in tempels niet gemaakt van hout en steen, maar hun eigen lichamen, die de nieuwe tempels van God zijn.

Is het niet vreemd dat sommige leraren welke wet dan ook die ze niet aanstaat teniet doen, en vervolgens wel leren dat Jezus binnenkort de aarde zal regeren en ook nog eens de Levitische priesters opnieuw gaat aanstellen in Jeruzalem? Weer anderen beweren zelfs dat in het duizendjarig vredesrijk er weer dierenoffers zullen plaatsvinden. Dit baseert men door Ezechiël 44 letterlijk te nemen. Dit klopt van geen kant. Zij schuiven bijvoorbeeld de woekerwetten aan de kant omdat zij geen kwaad zien in het berekenen van rente – maar omwille van het judaïsme bekeren zij zich tot de tempeldienst, het priesterschap en dierenoffers.

Is dit misschien een voorbeeld van wetteloosheid in iemands onderwijs en wijze van denken?

In Mat. 13:41 sprak Jezus opnieuw over wetteloosheid,

41 de Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk verzamelen alle struikelblokken, en hen die de wetteloosheid [anomia] doen.

Omdat dit de verklaring van Jezus was over de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe, is het duidelijk dat Hij het onkruid vergelijkt met “hen die wetteloosheid begaan”, of met hen die wel overwogen de goddelijke wet overtreden met de gedachte dat zij dit nu onder de genade kunnen doen. Het feit dat dit een gelijkenis was over het einde van deze eeuw (tijdperk) brengt het probleem van wetteloosheid tot de drempel van onze hedendaagse kerk. In Mat. 24:12 zegt Jezus in feite het volgende over onze hedendaagse kerk,

12 En doordat de wetteloosheid zal toenemen, zal de liefde van velen verkillen.

In handelingen 2:23 zegt Petrus in zijn Pinkstertoespraak dat door de handen van de wetteloze mens de Messias ter dood is gebracht. Petrus gebruikt ook hier weer het woord anomia.

In zijn brief aan de Romeinen citeert de apostel Paulus Psalm 32:1. Rom. 4:7 zegt,

7 Welzalig zijn zij van wie de ongerechtigheden [anomiai] vergeven, en van wie de zonden bedekt zijn.

Opnieuw zegt hij in Romeinen 6:19,

19 Ik spreek op menselijke wijze vanwege de zwakheid van uw vlees. Want zoals u uw leden beschikbaar gesteld hebt ten dienste van de onreinheid en van de ene wetteloosheid [anomia] tot de andere wetteloosheid [anomia], stel zo nu uw leden beschikbaar ten dienste van de gerechtigheid, tot heiliging.

Paulus was zich er terdege van bewust dat het probleem van wetteloosheid de kerk steeds meer zou beïnvloeden naarmate de eeuwen zouden verstrijken. Mozes wist dat ditzelfde probleem na zijn dood in Israël zich zou voordoen (Deut. 31:29). Daarom waarschuwde Paulus de kerk in 2 Thes. 2:7,

7 Want het geheimenis van de wetteloosheid [anomia] is al werkzaam. Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt, totdat hij uit het midden verdwenen is. 8 En dan zal de wetteloze [anomos] geopenbaard [blootgesteld] worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst.

We zien dus dat zowel Jezus als Paulus een enorme toename van wetteloosheid voorzegt aan het einde van het Pinkstertijdperk waarin wij nu leven. Paulus voegde daaraan toe dat de ongerechtigheid in zijn dagen al openbaar begon te worden. In mijn eigen leven binnen de kerk, werd me verteld om niet wetteloos te zijn, maar op de een of andere reden werd hierbij niet verwezen naar de goddelijke wet die Jezus Christus aan Mozes heeft gegeven. Het werd meer onderwezen in termen van wat de kerk goed of fout vond, dan in termen van de heilige wet. Best ironisch dat het gevangenis systeem wordt ondersteund door de kerken. Zij vertellen dat iemand die gestolen heeft vastgezet moet worden, in plaats van dubbel behoort terug te betalen - en toch denkt de kerk zelden aan zichzelf in termen van wetteloosheid. (Zie ons boek “God’s Law on Restitution”.)

Weer andere kerken zien niets verkeerds in homoseksuele relaties, terwijl deze kerken Bijbels gezien wetteloos zijn, omdat Jezus Christus in Lev. 18:22 duidelijk aan Mozes het volgende vertelt,

22 U mag niet slapen met een mannelijk persoon, zoals u met een vrouw slaapt. Dat is een gruwel.

Onthoudt wat Jezus zei over diegenen die wetteloos zijn. Ook al doen ze wonderen in mijn naam, ik zal tegen hen zeggen: “Ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!” (Mat. 7:23)

Dit betekent niet dat de wettelozen hun redding zullen verliezen. Het betekent simpelweg dat ze geen deel hebben aan de eerste opstanding, maar moeten wachten tot de algemene opstanding van zowel gelovigen als ongelovigen aan het einde van de duizend jaar. De eerste opstanding betreft alleen gelovigen die zijn geroepen om met Christus voor duizend jaar te regeren (Op. 20:4-6). Iemand kan niet regeren als hij geen onderscheid kan maken tussen goed en kwaad, en als rechter overtredingen niet kan corrigeren. Met andere woorden, iemand die mee regeert moet de wet kennen en worden geleid door de Heilige Geest om de wet ook goed naar de geest van Christus toe te kunnen passen.

De tweede opstanding is een algemene opstanding die iedereen omvat; zowel ongelovigen als gelovigen die niet zijn opgestaan bij de eerste opstanding. Op. 20:7-15 zegt dat deze opstanding duizend jaar later zal plaatsvinden dan de eerste opstanding. Van deze opstanding zegt Jezus in Joh. 5:28, 29,

28 Verwonder u daar niet over, want de tijd komt waarin allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen, 29 en zij zullen eruitgaan: zij die het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, maar zij die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding ter verdoemenis.

Jezus beschrijft hier NIET de eerste opstanding, omdat dat slechts een beperkte opstanding was, waarbij “de overigen van de doden niet weer levend werden, totdat de duizend jaar tot een einde gekomen waren” (Op. 20:5). Jezus sprak over een opstanding waar de graven werden geopend en ALLEN opstonden. We zien dus dat Jezus over de tweede opstanding sprak, waarbij de gelovigen het eeuwige leven, ofwel onsterfelijkheid zullen ontvangen, terwijl de ongelovigen geoordeeld zullen worden. Paulus biedt ons wat betreft deze verklaring een dubbele getuige in Hand. 24:15

Om deze reden beweren we dus dat wetteloze christenen hun redding niet verspelen, maar wel hun deel in de eerste opstanding en de zegeningen die daarmee gepaard gaan. Ze zullen zich niet kwalificeren om te regeren met Christus als koningen gedurende de duizend jaar. Ze zullen aan het einde van het pinkstertijdperk niet behoren tot de geopenbaarde zonen van God. Ze zullen het leven in “het Tijdperk” (de Eeuw) niet beërven, dit is het Messiaanse Tijdperk, ook wel het duizendjarig rijk genoemd.

Hier is ook een Oudtestamentisch patroon van. De kerk onder Mozes in de woestijn (Hand. 7:38) was eveneens wetteloos, met uitzondering van de overwinnaars zoals Kaleb en Jozua. Deze kerk stierf in de woestijn zonder ook maar de beloften te hebben ontvangen. Betekende dit ook dat zij allen hun redding hadden verloren? Nee, maar zij verloren wel de zegen van het Koninkrijk. Zo ook zullen alle wetteloze gelovigen uit het verleden moeten wachten tot NA het Koninkrijkstijdperk (het Loofhuttentijdperk) om hun erfdeel in ontvangst te nemen.

De wetteloze gelovigen die nog in leven zijn wanneer het bestuur van dit nieuwe Koninkrijk zal aanvangen zullen met de tweede komst van Christus geen lichamelijk transfiguratie ondergaan. Alleen de overwinnaars zullen veranderen. De rest van de gelovigen zullen doorleven, maar wel met hun sterfelijke lichamen tot de dag van sterven aanbreekt. Zij zullen hun erfdeel aan het einde van de duizend jaar ontvangen.

Wanneer zij bij de grote witte troon zullen opstaan, zullen zij gered worden, “maar wel zo: als door vuur heen” (1 Kor. 3:15). Dit betekent niet dat zij naar “de hel zullen gaan”. Het vuur van God is de “vurige wet” (Deut. 33:2). Tegen de profeet Jeremia werd gezegd: “Is niet Mijn woord zó, als het vuur?”

Het vuur is het oordeel van de wet. (Zie “Het jubeljaar van de schepping, hoofdstuk 2 en 3). In Zijn gelijkenis in Luk. 12:42-49 definieerde Jezus dit “vuur” in termen van veel of weinig slagen. In die gelijkenis zijn de trouwe rentmeesters de overwinnaars, die op het moment van Zijn wederkomst gehoorzaam zijn. Jezus zei dat Hij ze zou aanstellen over al Zijn bezittingen – dit betekent dat zij samen met Hem zullen regeren.

De andere slaven die anderen gingen onderdrukken en wetteloos handelden zouden, aldus Jezus, hun erfdeel met de ongelovigen ontvangen. Dit betekent dat zij bij de grote witte troon de onsterfelijkheid zullen ontvangen, op hetzelfde moment dat de ongelovigen geoordeeld worden. De wetteloze gelovigen zullen eveneens oordeel ondergaan, afschildert in termen van geseling, enkelen weinig slagen en anderen veel slagen. (Dit alles volgens Deut. 25:1-3). Vervolgens laat Jezus zien dat deze oordelen van de wet het goddelijke vuur is. Hij zegt in vers 49,

49 Ik ben gekomen om VUUR te werpen op de aarde en wat wil Ik nog meer, nu het al ontstoken is!

Jezus verlangde niet naar de dag wanneer de mensen levend zouden verbranden of in de hel werden geworpen. Hij verlangde naar de dag dat de wetteloze christenen gered zouden worden, “maar wel zo: als door vuur heen”, zodat zij zich volkomen met Hem kunnen verzoenen en de heerlijkheid van het Koninkrijk zullen beërven.

Dit zijn dus de consequenties van wetteloosheid onder christenen. Wij bidden dat meer christenen zullen gaan inzien dat gerechtvaardigd door geloof niet het hele antwoord op het leven is. Rechtvaardiging door het geloof in het bloed van het Lam van God is slechts de eerste stap tot de volkomen redding, net zoals de uittocht van Israël met Pascha slechts de eerste stap naar het Beloofde Land was. Het proces van heiliging door middel van Pinksteren is er ook nog, dat de gelovigen voorbereid op het Loofhuttenfeest, waar zij de verheerlijking van het lichaam en de volheid van de Geest zullen ontvangen. (Zie ons boek: “De wetten van de tweede komst”.)