God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 6: Het gaat er niet om wat uw mond ingaat

In Mattheüs 15 gaf Jezus Zijn discipelen dezelfde les. Dit hoofdstuk begint met een discussie over menselijke inzettingen. De Schriftgeleerden en Farizeeërs vroegen aan Jezus waarom Zijn discipelen hun handen niet wasten voor het eten. Dit had niets te maken met viezigheid of bacteriën, maar met de traditie dat zij voor het eten hun handen reinigden. Dit deden zij door water over hun handen uit te schenken, net zoals de heilige vaten van de tabernakel van Mozes en andere dingen werden gereinigd door er water over heen te schenken.

Het antwoord van Jezus was dat de Schriftgeleerden en Farizeeërs meer waarde hechtten aan hun inzettingen dan aan de wet van God. Hij zei dat hun tradities de goddelijke wet teniet deden.

10 En toen Hij de menigte bij Zich geroepen had, zei Hij tegen hen: Luister en begrijp het goed: 11 Wat de mond ingaat, verontreinigt de mens niet; maar wat de mond uitkomt, dat verontreinigt de mens.

Jezus sprak natuurlijk niet over fysieke voeding. Hij refereerde aan de inzettingen van de mens ten opzichte van de goddelijke wet. De inzettingen van de mens die uit de monden van de Schriftgeleerden en Farizeeërs kwamen verontreinigde hen. Deze menselijke tradities werden in Ezechiël “uitwerpselen” genoemd. Ezechiël gebruikt in feite het woord “uitwerpselen” om een “afgod” aan te duiden. Dit principe wordt in het boek “De wetten van alsem en uitwerpselen” behandeld.

Later legde Jezus in Mat. 15:16-20 uit dat welk geestelijke voedsel men ook “eet”, in de maag komt (onderscheiden) en wat niet opgenomen kan worden wordt onschadelijk als uitwerpselen afgescheiden. Maar het echte probleem doet zich voor wanneer het voedsel, nadat het onderscheiden is en nadat het veranderd is in uitwerpselen, weer terug omhoog komt naar de mond en tot het volk als menselijke inzettingen overgegeven wordt.

Wij moeten volwassen genoeg zijn om alle soorten voedsel te eten, zelfs voedsel dat aan afgoden is geofferd. Alles dat niet opgenomen kan worden, wordt als uitwerpselen afgescheiden en zal geen uitwerking op ons hebben. Maar als onze buik zwak is, dan zullen wij waarschijnlijk “overgeven” en zo onze eigen inzettingen voortbrengen.

Valt het kwartje? We zouden in staat moeten zijn om terug de wereld in te gaan om het werk van God als een ambassadeur van verzoening te doen zonder verontreinigd te worden door het voedsel van de wereld dat aan afgoden is geofferd. Maar als wij teruggestuurd worden terwijl wij nog zwak in geloof en geweten zijn, dan zal het voedsel van de wereld ons verontreinigen. Dit is de reden waarom God ons in de woestijn leidt om ons te trainen.

Omgang met de Babyloniërs of Kanaänieten of de kerk of de wereld zal ons niet verontreinigen. Jezus deed namelijk niet anders. Hij had omgang met allerlei soorten zondaren zonder verontreinigd te worden. Maar de Farizeeërs konden dit niet, zij hadden een zwak geweten. Zij wilden niet door al die zondaren bevuild worden. Jezus naderde tot hen en at met hen. Hij had daar helemaal geen problemen mee. Maar waarom eigenlijk niet? Kwam dit omdat de zondaren zo rechtvaardig waren? Zeer zeker niet. Hij erkende hun probleem, maar toch was Hij in staat om met hen te eten en daardoor niet onrein te worden, zelfs als zij bleven geloven in de tradities die voortkwamen door afgoderij in het hart.