God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 2: Universalisme vs. de leer van herstel

Jezus zegt in Mat. 7:1: “Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt.” Maar Paulus zegt in 1 Kor. 6:2: “Weet u niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen.” Paulus berispt de kerk voor het ontbreken van een persoon die in staat is om geschillen binnen de kerk te oordelen. Spreekt Paulus Jezus hiermee tegen? Natuurlijk niet.

We maken duizenden beslissingen per dag. Elke beslissing is een oordeel, want we bepalen welk pad de juiste is om te nemen en welk pad we links laten liggen. Te oordelen en te onderscheiden komt van hetzelfde Griekse woord. We hebben de gave van geestelijke onderscheiding nodig om te (be)oordelen wat juist en wat vals is. Bovendien schiep God gezag (Rom. 13:1; Joh. 5:27) om geschillen tussen mensen te oordelen. De uitspraak van Jezus was een waarschuwing om niet te oordelen vanuit een eigen persoonlijke mening, maar vanuit onderscheiding van de Geest. Op die manier zal ons oordeel niet van onszelf, maar van de Vader zijn.

Er zijn er die onderwijzen dat oordelen verkeerd is, zonder verschil te maken tussen onderscheiden en veroordelen. Op dezelfde manier maken ze geen onderscheid tussen een onvolmaakte uitspraak vanuit menselijke gedachte en de volmaakte uitspraak die van God komt.

Degenen die bang zijn om een rechter van God te zijn, zijn in wezen bang voor het gezag dat God geeft aan hen die geroepen worden om te regeren (als overwinnaar). Misschien dat zulke mensen ook niet geroepen worden om te regeren waardoor ze ook geen zalving ontvangen waardoor ze leren hoe ze rechtvaardig kunnen oordelen. Ik kan alleen maar zeggen dat, vanuit mijn ervaring met God, Hij me aan het trainen is – veelal met vallen en opstaan – hoe ik rechtvaardig kan oordelen vanuit de gedachte van Christus.

De helft van deze training bestaat uit het bestuderen van het woord. De andere helft wordt verkregen door het ontwikkelen van geestelijke gaven, voornamelijk de gave van wijsheid, kennis en onderscheidingsvermogen (1 Kor. 12:8–10). Het is belangrijk om de Schrift te bestuderen (2 Tim. 2:15) in onze zoektocht naar de waarheid. Maar dit is niet genoeg. We hebben ook een geestelijke kant die ontwikkelt moet worden, want het is de Heilige Geest die ons leidt naar de volle waarheid (Joh. 16:13).

We moeten Hem prijzen en aanbidden in BEIDE – geest en waarheid. Vele groepen specialiseren zich in Bijbelstudie om de waarheid te leren, maar zij negeren de geestelijke gaven. Anderen focussen zich zoveel op het ervaren van geestelijke gaven dat zij het bestuderen van de Schrift negeren. De winnende combinatie is een balans tussen zowel geest als waarheid.

Velen zijn gehinderd in het verleden door de leer dat we wet is tenietgedaan of “heeft afgedaan”. Zij realiseren zich niet dat Jezus de wet heeft vervuld (Mat. 5:17–19) en dat Paulus haar heeft “bevestigd” (Rom. 3:31). Paulus legt heel duidelijk uit dat het niet het doel van de wet is om iemand te rechtvaardigen, maar juist om te ons leren wat zonde is (Rom. 3:20). Johannes zegt uitdrukkelijk dat “de zonde de wetteloosheid is” (1 Joh. 3:4).

Het wegdoen van de wet had als consequentie het legaliseren van zonde zodat de mens in overtreding kon gaan in welke zonde dan ook met de immuniteit van goddelijke vervolging. Als onze overheid het voorbeeld van de kerk zou volgen (en dat heeft zij gedaan), dan zou zij dingen zoals seksuele zonden, abortus en het “recht” van overheidsambtenaren om te liegen tegen het publiek omwille van de “nationale veiligheid” legaliseren. Anderen opperen het legaliseren van het verbouwen van drugs, wat, als dit erdoor komt, een groot gedeelte van “zonde” (misdaad) elimineert in Nederland, met als gevolg het reduceren van de gevangenispopulatie.

Paulus zegt: “waar geen wet is, is ook geen overtreding” (Rom. 4:15). Om iets een zonde te laten zijn moet er een wet zijn wat die daad tot zonde bestempeld. Het wegdoen van de wet is een menselijke manier om zonde te legaliseren. Gods manier is om de wet te erkennen en vervolgens de volledige straf te dragen, zoals Jezus deed aan het kruis.

Laten we, met dit in ons achterhoofd, teruggaan naar de verklaring van Paulus in 2 Kor. 5 en de bediening van de verzoening. Paulus zegt in vers 19 dat onze boodschap is dat God de overtredingen (zonde) van de wereld haar niet aanrekent. De opvatting van het universalisme is, zoals dit enkele eeuwen geleden ontwikkeld is, dat de wet is tenietgedaan aan het kruis; daardoor is er geen zonde meer dat de wereld kan worden aangerekend. Zij zeggen dat op deze manier God iedereen redt. Zonder de wet is er geen verantwoordelijkheid (schuld) voor de zonde, want Paulus zegt in Rom. 3:19,

19 Wij weten nu dat alles wat de wet zegt, zij dat spreekt tot hen die onder de wet zijn, opdat elke mond gestopt wordt en de hele wereld doemwaardig wordt voor God.

Het is nogal wat om te zeggen dat de wereld helemaal geen zonde meer heeft; het is heel wat anders om te zeggen dat God hun zonden hen niet toerekent. De eerste verklaring zegt dat de zonde niet langer bestaat; de tweede erkent het bestaan van de zonde, maar zegt dat Jezus de straf op de zonde heeft gedragen aan het kruis. Het eerste vernietigd de wet; de tweede acht de wet hoog genoeg om haar volledig te betalen.

Universalisme zoekt naar redding voor de mensheid door de wet te vernietigen, waardoor een overtreding van de wet onmogelijk wordt, ongeacht wat iemand zijn naaste aandoet. De aanslagen op 9 september 2001? Zij zullen zeggen dat dit was geen moord was. Want moord bestaat niet meer, omdat de wet betreft moord werd ingetrokken op het kruis.

Uiteraard onderwijs ik geen universalisme. Ik onderwijs de “leer van herstel”, en sinds ik dit woord in deze context heb geopperd, heb ik ook het voorrecht om het te definiëren. Het is het geloof dat de gehele schepping zal worden hersteld en worden verzoend met Hem, niet door de wet teniet te doen, maar door haar volledige straf te betalen. Ten tweede, terwijl Jezus het FEIT verkreeg van redding voor alle mensen, verschilde de TIMING van deze redding, dit hangt van iemands ‘orde / eenheid’ (Griekse: tagma) af. 1 Kor. 15:22 en 23 zegt (NBG ’51),

22 Want zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. 23 Ieder echter in zijn eigen orde (tagma, eenheid): Christus als Eersteling, daarna wie van Christus zijn, bij Zijn komst.

Er staat meer dan één opstanding te gebeuren. De eerste “eenheid” zal bestaan uit hen die geroepen worden om te regeren en te heersen met Hem (Op. 20:4–6). De tweede groep zal bestaan uit hen die samen zullen opstaan met de ongelovigen (Joh. 5:28, 29; Luk. 12:46) bij de grote witte troon (Op. 20: 11–13). Deze tweede groep van gelovigen zal niet delen in de eerste opstanding en zij zullen ook niet regeren met Christus gedurende de duizend jaar van het toekomende Loofhuttentijdperk. Niettemin zullen zij “echter zal behouden worden, maar wel zo: als door vuur heen" (1 Kor. 3:15). Jezus legt heel duidelijk in Lukas 12:46–49 uit dat die dienaren van God die anderen mishandelen “slagen” zullen krijgen voordat zij hun beloning zullen ontvangen.

De derde groep zijn de ongelovigen zelf, nadat hun tijd van oordeel is voltooid, want er zal een Jubeljaar aanbreken aan het einde der tijden volgens de wet waarin heel de schepping zal delen in de vrijheid en luister van Gods kinderen (Rom. 8:21).

Het grootste verschil tussen het universalisme en de leer van herstel zit hem in dit goddelijke oordeel. De eerste opvatting wijst elke vorm van oordeel af, waardoor niemand rekenschap hoeft af te leggen voor hun werken op aarde en waardoor geestelijke groei overbodig en irrelevant wordt gemaakt. De andere opvatting erkent de realiteit en de ernst van zonde en ziet hoe de volledige prijs is betaald, zoals de wet eist, voor de ultieme verzoening van de schepping, en waardoor gelovigen toch gered worden door hun geloof en ongelovigen door oordeel, tuchtiging en geestelijke groei.

De oordelen van God zijn vastgelegd in de wet zelf. Binnen de wet kan er geen zonde gevonden worden waardoor marteling door fysiek vuur geëist wordt. Het vuur is de “vurige wet” zelf (Deut. 33:2). Zijn woord is als een vuur (Jer. 23:29), want het doel van het vuur is reiniging en zuivering en het verwijderen van afval om zodoende het perfecte en gewenste resultaat te verkrijgen. Dit kunnen we specifiek terug zien in het feit dat de slagen die de tweede groep gelovigen moeten ondergaan worden omschreven als “vuur”, hoewel ze dus niet letterlijk verbrand worden. Lukas 12:49 vat die passage samen met de volgende uitspraak van Jezus:

49 Ik ben gekomen om vuur te werpen op de aarde en wat wil Ik nog meer, nu het al ontstoken is!

Het verlangen van Jezus was niet het uitzien naar een dag dat de mensen voor eeuwig en altijd gemarteld zouden worden in een letterlijk vuur. Het “vuur” dat Hij op aarde zou ontsteken werd in de vorige verzen al gedefinieerd als veel of weinig slagen, dat weer direct afkomstig is uit de wet in Deut. 25:2 en 3,

2 En als de schuldige tot stokslagen is veroordeeld, moet het zó zijn dat de rechter hem op de grond laat leggen en hem voor zijn ogen de slagen laat geven die in aantal overeenkomen met zijn onrechtvaardige daad. 3 Veertig slagen mag hij hem laten geven; hij mag er niets aan toevoegen, omdat uw broeder anders, als hij hem boven deze nog meer slagen zou laten geven, voor uw ogen verachtelijk zou worden.

Er is een limiet voor het aantal slagen dat een zondaar kon ontvangen voor misdragingen, net zoals er een limiet is voor het aantal jaar dat misdadigers als slaaf moesten werken. De wet van het Jubeljaar limiteert de tijd van slavernij en onterving tot een maximum van 49 jaar (Lev. 25:10). Dit is de genade van de wet van het Jubeljaar en de wet van slagen. De gerechtigheid van God omvat geen eindeloze straf. Evenals de genade van God niet verkregen kan worden zonder gerechtigheid.

Dus aan het einde van de “poel van vuur”, als het “vuur” zijn werk gedaan heeft, zal de zonde volledig gezuiverd zijn en heel de schepping herteld. De wet veroordeeld niemand tot marteling, want marteling wordt alleen maar gerechtvaardigd binnen de traditie van de mensheid. In plaats daarvan worden de ongelovigen (misdadigers) “verkocht” en geplaatst onder het gezag van een rechtschapen man die hen gerechtigheid zal bijbrengen door tuchtiging (indien nodig) en arbeid. Maar zelfs voor misdadigers is er een Jubeljaar, want op die dag zal alle schuld ( de aansprakelijkheid voor de zonde) opgeheven worden waardoor ieder mens hersteld wordt tot zijn eigen erfdeel (Lev. 25:40 en 41).

Gods doel met de schepping zal dan vervuld worden, waardoor God zegeviert en niet faalt.

Het Jubeljaar is de wet van genade, waar ieders schuld wordt opgeheven ongeacht of deze volledig of nog niet helemaal is terugbetaald. En toch is de tijd voorafgaand aan dit Jubeljaar een tijd van oordeel en tuchtiging voor de zondaar, waardoor hij rechtvaardigheid leert. Jesaja 26:9 zegt,

9 Want wanneer Uw oordelen over de aarde komen, leren de bewoners van de wereld wat gerechtigheid is.

De profeet begreep heel goed het doel van de goddelijke wet en hij wist dat deze ontworpen was om de mensen tot berouw en herstel te brengen, en niet om hen voor altijd te vernietigen of hen voor altijd te martelen. De wet voorziet dat een zondaar wordt “verkocht” (overgeleverd) in de handen van een ander (Ex. 22:3). De rechter bepaald de duur van zijn straf naarmate de hoeveelheid schuld de zondaar verschuldigd is aan zijn slachtoffer(s). In dit geval is de schuld natuurlijk veel te groot voor iedere zondaar om zelf te betalen, ongeacht het aantal jaar dat hij als slaaf dient. Daarom moet hij wachten tot het grote Jubeljaar van de schepping aanbreekt voordat hij hersteld wordt tot zijn eigen erfenis die God voor hem bereid heeft.

Het belangrijkste punt om te begrijpen is dat de wet genade schenkt, samen met gerechtigheid. Binnen de wet is een limiet gesteld voor de duur van oordeel voor zonde. Vanwege deze reden spreekt het Nieuwe Testament veelal over een eonian oordeel – dit is een tijdperkgebonden oordeel of een oordeel gedurende een eon (era, tijdper). Hoewel eonian voornamelijk verkeerd vertaald is met “eeuwig”, is dit niet de werkelijke betekenis van dit woord. Young’s Litteral Translation vertaalt Mat. 25:46 als volgt,

46 En dezen zullen gaan in de tijdperkgedurende straf, maar de rechtvaardigen in het tijdperkgedurende leven.

Dr. Young erkent dat het Griekse word eonian behoort tot een eon, oftewel een tijdperk – en niet tot eeuwigheid. Hoewel de Schrift overal spreekt over een komend oordeel staat er nergens in de Schrift een leer over een oneindig oordeel. Deze denkwijze is afkomstig vanuit de menselijke gedachte en vanuit de verkeerde menselijke interpretatie van de wet. Mensen zoals Scofield (Cyres Scofield, Amerikaanse theoloog en schrijver van de zogenaamde Scofield Reference Bible waarmee hij het futurisme en dispensationalisme populair maakte, vert.)  spraken van “meedogenloze strengheid” van de wet, zonder te begrijpen dat de menselijke wetten veelal meedogenloos zijn, met daarbij inbegrepen hun opvattingen over eindeloze marteling in een letterlijk vuur dat ze “hel” noemen. De mens beeld zich in dat Gods gerechtigheid meedogenloos en hard is en dat hun eigen gerechtigheid veel barmhartiger is dan dat van God. Dit is een illusie die voortkomt uit de hoogmoed van de mens.