God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 9: Profetieën van David

Koning David was zowel profeet als koning. Als koning had hij vele jaren om het goddelijke plan voor andere volken dan zijn eigen volk te overzien. En hoewel hij onder het Oude Verbond leefde had hij het perspectief van het Nieuwe Verbond en kon daar ook over profeteren. Hieronder staat wat David had te zeggen over de andere volken in het algemeen:

Psalm 66:4 zegt,

4 Laat heel de aarde zich voor U neerbuigen en voor U psalmen zingen, laat zij voor Uw Naam psalmen zingen. Sela

Psalm 67 zegt,

2 God zij ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aangezicht over ons lichten. Sela 3 Dan zal men op de aarde Uw weg kennen, onder alle heidenvolken (goyim) Uw heil. 4 De volken zullen U, o God, loven; de volken zullen U loven, zij allen. 5 De natiën zullen zich verblijden en juichen, omdat U de volken rechtvaardig zult oordelen; de natiën op de aarde zult U leiden. Sela 6 De volken zullen U, o God, loven; de volken zullen U loven, zij allen. 7 De aarde heeft haar opbrengst gegeven; God, onze God, zegent ons. 8 God zegent ons en alle einden der aarde zullen Hem vrezen.

Merk op dat in vers 5 de volken (natiën) zich zullen “verblijden en jubelen” wanneer God de mensen oordeelt. De meeste mensen denken dat Gods oordeel de volken zal veroordelen tot grote angst en gehuil. Vers 8 laat zien dat de aanmaning van God “ons” (d.i. Israel) zegent “opdat alle einden der aarde Hem vrezen”. Zonder twijfel dacht Petrus hieraan toen hij het volgende predikte in Handelingen 3:25 en 26,

25 U bent kinderen van de profeten en van het verbond dat God met onze vaderen sloot, toen Hij tegen Abraham zei: En in uw Nageslacht zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden. 26 God, Die Zijn Kind Jezus heeft doen opstaan, heeft Hem eerst naar u gezonden om u hierin te zegenen dat Hij ieder van u zou afbrengen van zijn slechte daden.

Met andere woorden, God zegent “ons” door ons af te keren van onze slechte daden, zodat wij een getuigenis en het evangelie hebben waardoor wij andere volken kunnen zegenen. Zonder Gods “zegen” zijn wij de oorzaak dat de volken God zullen lasteren en Hem verwerpen (Jesaja 52:5; Rom. 2:24).

Psalm 72:11 zegt,

11 Ja, alle koningen zullen zich voor hem neerbuigen, alle heidenvolken zullen hem dienen.

Dit klinkt door in Openbaringen 15:3 en 4, het Lied van Mozes,

3… Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God; rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de heiligen! 4 Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Immers, U alleen bent heilig. Want alle volken zullen komen en U aanbidden, want Uw oordelen zijn openbaar geworden.

De vraag in vers 4 is retorisch, want het is ondenkbaar dat iemand op die dag de Heere niet zal vrezen en Zijn Naam niet zal verheerlijken. Het is slechts een kwestie van tijd voordat de heerlijkheid van God wordt geopenbaard aan de gehele mensheid.

Psalm 78:71 spreekt van “Israel als Zijn eigendom”. Maar Psalm 82:8 zegt,

8 Sta op, o God, oordeel de aarde, want Ú bezit alle volken.

Alle volken zijn Gods erfenis – niet slechts Israël en Juda. En gelijkerwijze zal God de volken laten delen in de erfenis van de rechtvaardigen, want we lezen in Psalm 2:8,

8 Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven, de einden der aarde als Uw bezit.

In het Nieuwe Testament kunnen we opmaken dat dit niet geschonken wordt aan de nakomelingen van de Israëlieten, volgens hun genealogieën, maar aan hen die geloven in Jezus Christus die waardig bevonden worden om deze volken te regeren in rechtvaardigheid. Jezus zegt in Mat. 5:5: “Zalig zijn de zachtmoedigen (nederigen); want zij zullen de aarde beërven.” Hierdoor stelt Hij de kwalificaties voor het leiderschap vast op basis van karakter en niet op basis van genealogie. Hier citeerde Jezus David in Psalm 37:11.

We zien dus dat David begreep dat alle volken aan God behoren en Zijn eigendom vormen. Hij heeft niet de intentie om Zijn eigendom te vernietigen, maar Hij wil het door het rechtvaardige oordeel juist vreugde schenken.