God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 8: Het verbond met de vier dieren

De Bijbel focust zich voornamelijk op de geschiedenis van het geboorterecht, dat oorspronkelijk bestond uit het heersersmandaat – het recht om de aarde te regeren dat was doorgegeven van Adam tot opvolgende generaties. Dit heersersmandaat eindigde met Jezus Christus, onder wiens voeten alle dingen onderworpen zijn.

Vanwege deze reden verhaalt de Bijbel voornamelijk over de geschiedenis van Israël en Juda, andere volken worden enkel aangehaald als zij met hen in contact komen. Dit betekent echter niet dat God niet om andere volken geeft. Aan Adam was een universele heerschappij gegeven en niet alleen maar een kleine tuin ergens in het Midden Oosten. Zo is ook dezelfde heerschappij gegeven aan Jezus Christus, de Koning over alles. Jesaja 54:5 zegt dat de Verlosser van Israël “de God van heel de aarde genoemd zal worden”.

De Bijbel spreekt over vijf specifieke verbonden om het grote plan, om alle dingen onder de voeten van Jezus te leggen, vast te stellen. Het woord van God zal altijd in vervulling gaan en God heeft vele “beloften”, en ook “geloften”, gegeven. Maar de eerste keer dat het woord “verbond” in de Bijbel genoemd wordt is bij Noach in Genesis 9:9 en 10,

9 En Ik, zie, Ik maak Mijn verbond met u, met uw nageslacht na u, 10 en met alle levende wezens die bij u zijn: de vogels, het vee en alle dieren van de aarde met u; van alles wat uit de ark is gegaan, tot alle dieren van de aarde toe.

Dit verbond is niet alleen met Noach en zijn zonen (de mensen) opgesteld, maar ook met de vogels, het vee en de wilde dieren. Zij zullen allemaal behoorlijk letterlijk profiteren van dit verbond. Maar wat nog belangrijker is is dat deze vier categorieën van levende wezens de hele aarde vertegenwoordigen. Het bereik van dit verbond is uitgelegd in vers 15, namelijk “tussen alle levende wezens van alle vlees”. Vers 16 zegt dat het verbond opgesteld is “tussen God en alle levende wezens van alle vlees dat op de aarde is”.

De voortdurende herhaling van deze zin tussen de verzen 9 en 17 is om ons het universele bereik van dit verbond duidelijk te maken. Door deze herhalingen ga je je bijna afvragen of God wist dat de mensen hier overheen zouden lezen.

Al de vier specifiek benoemde categorieën hadden allemaal één hoofd, of één leider. Noach en zijn nakomelingen staan voor de MENS; de koning van de vogels is de ADELAAR (of arend); de koning van het vee is de OS (of stier); en de koning van de wilde dieren is de LEEUW. Deze wezens verschijnen hierna als vertegenwoordigers van de schepping rond de troon van God in Op. 4:7,

7 En het eerste dier leek op een leeuw, het tweede dier leek op een kalf (jonge stier), het derde dier had het gezicht als van een mens, en het vierde dier leek op een vliegende arend.

In vroegere tijden kwam dit ook tot uitdrukking in de vaandels (Num. 2:2) van de vier leidende stammen van Israël rondom de tabernakel van Mozes in de woestijn. Aan de oostzijde bevond zich Juda, de leeuw (Gen. 49:9; Num. 2:3). Aan de westzijde Efraïm, de os (Deut. 33:17; Num. 2:18); aan de zuidzijde Ruben, de mens (Gen.49:3; Num. 2:10); en aan de noordzijde Dan, de vliegende adelaar die een slang wegdroeg (Gen. 49:17; Num. 2:25).

De volgorde van de opstelling van het kampement rond de tabernakel onder Mozes had de bedoeling om op aarde de grote hemelse tempel weer te geven dat geopenbaard is in Op. 4:7. En ook was het een openbaring van het goddelijke verbond met heel de schepping dat gegeven is in Genesis 9.

Dit is ook hetzelfde visioen dat Ezechiël ontving in zijn eerste hoofdstuk. De profeet keek naar het noorden (Ez. 1:4) en zag een visioen van de troon van God met de vier levende wezens die hetzelfde opgesteld stonden als de stammen van Israël rond de troon. Vers 10 zegt,

10 Hun gezicht leek op het gezicht van een mens (Ruben), bij alle vier van rechts op de kop van een leeuw (Juda aan de oostzijde vanaf het noorden gezien), bij alle vier van links op de kop van een rund (Efraïm aan de westzijde), en alle vier hadden zij de kop van een arend (Dan).

We hebben dus drie verschillende getuigen – Mozes, Ezechiël en Johannes – die ons vertellen dat de vier levende wezens in het verbond met Noach vertegenwoordigd zijn rondom de troon van God. Hoewel de Israëlieten zo hun opstelling beschrijven vertegenwoordigen zij zodoende in wezen de hele aarde. Wat God alleen met het volk Israël deed was een afschaduwing van een veel groter goddelijk plan.

Het verbond met Noach is het eerste verbond in de Bijbel en stelt het bereik van Gods plan voor de hele aarde vast. Het is het verbond van het herstel van alle dingen, want het is het verbond met alle levende wezens van alle vlees. Als we dus bij het einde aankomen ziet Johannes een enorm visioen van deze verzoening in Openbaringen 5.

In de verzen 8–12 ziet hij de overwinnaars (zij die “zullen heersen als koning op aarde”) die overeenstemmen met God, zeggende met grote stem in vers 12,

12 En zij zeiden met luide stem: Het Lam Dat geslacht is, is het waard om de kracht te ontvangen, en rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging.

Maar dan ziet Johannes in de verzen 13 en 14 een groter gezelschap van mensen,

13 En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. 14 En de vier dieren zeiden: Amen. En de vierentwintig ouderlingen wierpen zich neer en aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid.

In “The Expositor’s Bible”, Vol. 6, pag. 854, gepubliceerd door Eerdman’s Publishing Co., legt ds. William Milligan, D.D. dit als volgt uit:

“Wat een sublieme voorstelling wordt ons hier voorgesteld! Het gehele universum, vanaf de verste ster tot de dingen die om ons heen en onder onze voeten zijn, is één – één in gevoel, in emotie, in uitdrukking; één in hart en stem. Er wordt niets over het kwaad gezegd, noch gedacht. Het ligt in de handen van God, die Zijn soevereine doelen zal uitwerken en behalen op Zijn eigen tijd en manier. Wij hoeven alleen maar te luisteren naar de universele harmonie en te zien dat dit leidt naar overeenkomstige lofprijzing (vs. 14).”

De verloste schepping wordt nogmaals speciaal vermeld. In hoofdstuk iv, vers 8 en 10, zongen ze het volgende; nu keren we terug naar hen zodat zij het kunnen afronden. Heel de schepping, inclusief de mens, roept: “Amen.” Het hart van de verheerlijkte Kerk is te vervuld om te praten. Ze kan enkel neerknielen en lofprijzen.”

Volgens de “Commentary on the Whole Bible”, pagina 567 (Zondervan, geen datum),

“Als in hoofdstuk 4:11 de vierentwintig ouderlingen getuigen van Gods waardigheid om heerlijkheid ontvangen, waardoor Hij alle dingen geschapen heeft, bekrachtigen de vier levende wezens dit door hun “Amen” waarmee zij de gehele schepping toeschrijven aan de heerlijkheid van Hem.”

Dit is een verbazingwekkende bekentenis van Bijbeluitleggers die door de heldere taal van Johannes gedwongen worden om te zeggen dat heel de schepping op een dag in overeenstemming zal zijn met God en Hem zal verheerlijken – niet vanuit de diepten van de hel, maar vanuit de heerlijkheid van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

Dit is hetzelfde dat Paulus bedoelde in Fil. 2:10 en 11 waar hij zei dat elke knie zich zal buigen en elke tong zal belijden “tot heerlijkheid van God de Vader”. Er is geen heerlijkheid te vinden in het dwingen van iedereen om de waarheid te getuigen. De heerlijkheid zit in het feit dat heel de schepping in OVEREENSTEMMING zal komen met een volmondig “AMEN”! Het goddelijke plan wordt in wezen niet vervuld totdat de vier dieren AMEN zeggen op de heerlijkheid van God.

Alle andere verbonden na Noach borduren verder op dit eerste verbond en voegen allemaal details aan het goddelijke plan toe. Het verbond met Abraham stelt de mensen vast DOOR WIE dit goddelijke plan tot uitvoer wordt gebracht. Dit is het zaad (nageslacht) van Abraham, eerst fysiek en vervolgens geestelijk. Dit nageslacht zijn de afgezanten van Christus die het woord van verzoening aan de rest van de wereld overbrengen.

Het verbond met Mozes stelt later de norm voor rechtvaardigheid vast, waaraan iedereen zal voldoen. De Tien Geboden van het Oude Verbond veranderen in de Tien Beloften van het Nieuwe Verbond. Het zijn de beloften dat we niet zullen moorden, stelen of begeren. In het Nieuwe Verbond neemt God Zelf de verantwoordelijkheid om iedereen tot volmaaktheid te brengen. De wet – met hierbij de geest en de intentie van de wet – is profetisch voor hoe onze aard (of karakter) op die dag zal zijn.

Het verbond met David stelt de troon vast – oftewel, het stelt vast wie dit Koninkrijk zal REGEREN. De hoogste heerschappij is natuurlijk gegeven aan Jezus Christus, die het heersersmandaat heeft ontvangen, dat de roeping was van het huis van Juda en speciaal van David.

Uiteindelijk is het Nieuwe Verbond bekrachtigd door het bloed van Christus op het kruis om zo alle vorige verbonden mogelijk te maken en om de hele schepping te verlossen. Zonder het kruis zouden alle eerdere verbonden falen. Maar Kol. 1:16–20 zegt,

16 Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen… 20 en dat Hij door Hem alle dingen met Zichzelf verzoenen zou, door vrede te maken door het bloed van Zijn kruis, ja door Hem, zowel de dingen die op de aarde zijn als de dingen die in de hemelen zijn.

De context van deze grote verzoening vertelt ons dat de zinsnede “alle dingen” betekent: alles dat geschapen is, zowel in de hemel als op aarde. Alles is VOOR HEM geschapen en omdat Hij alles verloste wat verloren was in Adam zullen alle dingen voor zeker aan Hem gegeven worden aan het einde. Dit is het verbazingwekkende plan van God voor de aarde.