God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 5: Adam vs. Jezus Christus

De meest omvangrijke leer van Paulus over de opstanding kunnen we vinden in 1 Kor. 15. De eerste 21 verzen bewijzen de leer van opstanding die strookt met zijn vroegere opleiding tot Farizeeër. Het belangrijkste verschil is dat hij de opstanding bewijst door Jezus’ opstanding – iets wat geen Farizeeër durfde te doen. Hun confessionele tegenstanders, de Sadduceeën, ontkende het idee van opstanding. Zij waren beïnvloed door de Griekse opvatting dat materie slecht was en dat het doel van de mensheid was om af te komen van dit “slechte” lichaam. Zij onderwezen dat de dood ons bevrijdde van ons sterfelijke lichaam waardoor we, als we waardig genoeg waren, naar de hemel konden gaan met een geestelijk lichaam. Als we toch onwaardig zouden zijn zouden we reïncarneren in een vleselijk lichaam waardoor we nog een mogelijkheid hadden om volmaaktheid te bereiken door morele evolutie.

In 1 Kor. 15:22 en 23 tilt Paulus, nadat hij met de opstanding van Jezus had bewezen dat wij ook zullen opstaan, zijn leer naar een hoger niveau waarin hij het bereik van de opstanding behandeld:

22 Want zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. 23 Ieder echter in zijn eigen orde…

Hier vergelijkt Paulus Adam met Christus – twee verschillende mensen. Adam zondigde; Christus niet. De zonde van Adam bracht de dood over ons allemaal en onderwierp de hele schepping aan zinloosheid; de rechtvaardiging van Christus bracht het leven over ons allemaal en verloste de hele schepping.

De vergelijking is dat in feite dat de daad van beide mannen het tegenovergestelde effect had op de schepping. Toch betekent het woordje “zoals” dat iets hetzelfde is in deze verklaring. Adam en Christus zijn niet hetzelfde; zonde en rechtvaardigheid zijn niet hetzelfde; dood en leven zijn elkaars tegenpolen. Het enige waarin ze gelijk zijn is dat “ALLEN” worden beïnvloed door deze mannen.

Zoals de zonde van Adam de dood bracht over ALLE mensen en de schepping aan zinloosheid heeft onderworpen (Rom. 8:20), zo bracht de rechtvaardigheid van Christus ALLE mensen het leven en bevrijdde Hij de hele schepping. “De schepping was niet uit eigen wil aan zinloosheid onderworpen”, dit betekent afgezien van haar eigen wil of keuze of beslissing. Ze was aangetast door de zonde van Adam, en dus niet door haar eigen zonde.

Dit valt onder de wet van leiderschap of autoriteit (gezag). De beslissingen van iemand met gezag hebben invloed op degenen onder hem, zowel ten goede als ten kwade. Dus zegt Rom. 5:12,

12 Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie (eph ho) allen gezondigd hebben.

Paulus legt in Romeinen 5 uit dat de zonde van Adam ons allemaal wordt toegerekend. Dit betekent dat wij allemaal verantwoordelijk werden gehouden voor de zonde van Adam, alsof wij die zonde hadden begaan. Wij waren juridisch schuldig en daarom ontvingen wij allemaal de straf op de zonde van Adam. De straf was de dood, oftewel sterfelijkheid. Sterfelijk geworden zijnde, werden we moreel zwak of ziek, hierdoor zijn wij gaan zondigen. Wij ontvingen de dood – in wie (waardoor) allen gezondigd hebben.

De meeste vertalingen die zijn overgenomen van de Latijnse Vulgaat van Hiëronymus zeggen “omdat allen gezondigd hebben’”(NBG ’51) of “want ieder mens heeft gezondigd” (NBV), alsof we sterfelijk werden omdat wij gezondigd hadden. Dat klopt niet. We zondigen omdat we sterfelijk zijn, niet andersom. We worden sterfelijk geboren voordat we de mogelijkheid hebben om zelf te zondigen.

We zijn sterfelijk vanwege de zonde van Adam, niet vanwege onze eigen zonde.

De vertalers hebben Paulus verkeerd begrepen omdat ze dachten dat Paulus een fout had gemaakt. Ze dachten dat hij zijn verklaring in Rom. 6:23 tegensprak: “Het loon van de zonde is de dood.” Zij begrepen niet dat het loon van Adams zonde de eerste dood (sterfelijkheid) was dat tot alle mensen doorgegaan is; en dat het loon van onze eigen zonden de tweede dood is – het oordeel van de wet bij de grote witte troon.

Hoe kan het dan dat de vertalers de apostel Paulus verkeerd begrepen (en het ook oneens met hem waren)? Dit begon zo’n 1600 jaar geleden.

Toen Hiëronymus de Latijnse Vulgaat vertaalde rond 400 n.Chr. veranderde hij de laatste zin van Rom. 5:12 in: “omdat allen gezondigd hebben” in plaats van “waardoor allen gezondigd hebben.”

Het Bijbelse commentaar op Hiëronymus geeft op pagina 307 toe dat deze vertaling een serieus probleem veroorzaakte door Paulus in tegenspraak te laten zijn met zichzelf in hetzelfde vers:

“De moeilijkheid die vaak gevonden wordt is dat het lijkt dat Paulus in 5:12c–d iets heel anders zegt dan in 12:a–b. Aan het begin van het vers worden zonde en dood toegeschreven aan Adam; maar nu lijkt de dood te wijten aan de daden van de mens.”

Hiëronymus’ gebrek aan inzicht werd hierdoor ook doorgegeven aan de meeste moderne vertalers. Slechts een paar beseften dat Paulus hier over twee soorten van dood sprak: de eerste als gevolg van de zonde van Adam, en de tweede als gevolg van onze eigen zonden.

Het punt is dat de overtreding van Adam ongedaan werd gemaakt door Christus wiens rechtvaardigheid en rechtvaardige daad aan het kruis het leven gaf aan de hele schepping. Beide daden werden gedaan buiten onszelf, niet vanwege onze wil. Daarom, zoals we deelden in het gevolg van Adams zonde voordat onze wil werd gevormd, delen wij ook in de redding die Christus’ rechtvaardige daad tot stand bracht, dat ook gedaan is buiten onze eigen wil. Zoals Adams zonde resulteerde in sterfelijkheid voor iedereen, zo ook resulteert Christus’ rechtvaardige daad de gift van het leven voor iedereen aan het einde.

De enige waarschuwing die 1 Kor. 15:23 ons geeft is dit: “Ieder echter in zijn eigen orde.” Niet iedereen zal de onsterfelijkheid tegelijkertijd verkrijgen. Jezus stelde het FEIT van universele verzoening vast, maar de TIMING wordt bepaald door onze wil en daden. De overwinnaars zullen het aionian leven verkrijgen (“het leven in het tijdperk”) bij de eerste opstanding (Op. 20:4–6) zodat zij met Hem kunnen regeren gedurende het duizendjarige Loofhuttentijdperk.

De rest van de gelovigen zullen het leven (onsterfelijkheid) verkrijgen als de duizend jaar voorbij zijn. Dit is het moment van de algemene opstanding waarbij IEDEREEN die nog in hun graf verblijven “Zijn stem zullen horen en uit hun graf zullen komen” (Joh. 5:28, 29). Dit omvat zowel de ongelovigen als de rest van de gelovigen die de eerste opstanding hebben gemist.

Degenen die Christus hebben afgewezen in hun leven op aarde zullen Hem, samen met de grote meerderheid van de mensheid die nooit de mogelijkheid hebben gehad om Hem te horen in hun leven, belijden als Heer bij de grote witte troon. Daar zullen zij worden geoordeeld naar hun werken (Op. 20:13). Omdat alle zonde wordt aangerekend als schuld zal de grote Rechter de “schuld” van een ieder bepalen naarmate hun zonden op basis van hun niveau van kennis (Luk. 12:48) en hen dan veroordelen om “verkocht” te worden volgens de wet in Ex. 22:3. De koper zal een overwinnaar zijn, iemand met het karakter van Jezus Christus, die gezag en verantwoordelijkheid gegeven wordt om hem rechtvaardigheid te leren door eigen voorbeeld en zo nodig door tuchtiging. Dit oordeel zal duren tot het Jubeljaar van de schepping.

Deze manier van Bijbelse slavernij (het zijn van een slaaf) is hoe de wet de schuldigen veroordeeld. Alle oordelen van de wet staan bekend als “vuur”. Deze totaliteit van oordelen wordt de “poel van vuur” genoemd (Op. 20:14).

Niemand zal worden gemarteld, want marteling is geen oordeel binnen de Bijbelse wet, noch is het één van de vruchten van de Geest, noch is het overeenkomstig met het karakter van God dat geopenbaard is in Christus. Sommigen zullen 40 stokslagen ontvangen, volgens de wet die Jezus aanhaalt in Zijn gelijkenis in Lukas 12:48, maar Jezus noemt dit een “vuur” in vers 49.

Alle zondaren zijn schuldig volgens de wet en zullen worden “verkocht” aan het lichaam van Christus, zodoende komen zij als “dienaren” of “slaven” onder het gezag. Maar omdat zij volmaakt de liefde van Christus zullen manifesteren zullen zij iedereen met de liefde van God behandelen en zullen ze worden belast met de verantwoordelijkheid om hen te onderwijzen in de wegen van God. Daarom zegt Jesaja 26:9,

9… Want wanneer Uw oordelen over de aarde komen, leren de bewoners van de wereld wat gerechtigheid is.

Het vuur is het Woord van God, waar de “vurige wet” bij inbegrepen is (Deut. 33:2). Het is de openbaring van het rechtvaardige karakter van God Zelf, want Hij openbaarde Zich aan Israël als zijnde vuur. Hij is een “verterend vuur” (Deut. 4:24). Als Hij komt in de doop van vuur heeft dit als doel om “het vlees” te verteren om onze sterfelijke lichamen levend te maken (Rom. 8:11).

Het vuur representeert ook de heerlijkheid van God, die de hele aarde zal bedekken zoals het water de bodem van de zee bedekt. Het water bedekt voor 100 procent de bodem van de zee; zo zal ook Zijn heerlijkheid 100 procent van de aarde bedekken.

De schepping zelf verkeerd vandaag de dag in barensweeën onder de overheersing van de zonde, en het ziet reikhalzend uit naar de openbaring van Gods kinderen (Rom. 8:19). Niet alleen de mensheid, maar alles in de schepping zal beïnvloed worden door de rechtvaardige daad van Jezus Christus. Zoals Adam heerschappij was gegeven over alle dingen en leiderschap over iedereen, zo is ook Christus, de Laatste Adam, het leiderschap over iedereen gegeven.

Toen Adam zondigde werden hij en zijn vrouw en kinderen verkocht om de schuld te betalen die hij niet kon betalen. In feite is zijn gehele landgoed verkocht om deze schuld te betalen en nog steeds was dit onvoldoende om de schuld te betalen. Jezus sprak hierover in een gelijkenis in Mat. 18:25,

25 En toen hij niet kon betalen, gaf zijn heer opdracht dat men hem zou verkopen, én zijn vrouw en kinderen EN ALLES WAT HIJ HAD, en dat de schuld betaald moest worden.

Jezus kwam als de laatste Adam om de vloek ongedaan te maken en om de volledige schuld af te betalen die Adam niet kon betalen. Hierdoor verloste Hij niet alleen Adam, maar ook zijn vrouw en kinderen (afstammelingen) en het gehele landgoed (de schepping). Alles dat verloren was in Adam is verlost in Christus. Vandaar dat 1 Joh. 2:2 zegt,

2 En Hij is een verzoening (bedekking) voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld.

Stel dat je voor dat u een winkel vol met handelswaar zou opkopen en als de tijd daar is en u de sleutel ontvangt zou u dan tevreden zijn als u naar binnen zou lopen en tot de ontdekking kwam dat er nog maar een paar artikelen in de schappen stonden? Natuurlijk niet. Als u de hele winkel opkocht zou u niet rusten tot u alles zou krijgen waar u recht op had. Jezus betaalde voor de zonden van de hele wereld met Zijn bloed, dat veel meer waard is dat heel de schepping bij elkaar. Hij zal niet tevreden zijn totdat Hij alles ontvangt wat Hij gekocht heeft.

In Mattheüs 13:44 vertelt Jezus een korte gelijkenis om ons te leren hoe omvangrijk Zijn werk op het kruis is:

44 Het Koninkrijk der hemelen is ook gelijk aan een schat, in de akker verborgen, die iemand vond en verborg; en van blijdschap daarover gaat hij heen en verkoopt alles wat hij heeft, en koopt die akker.

In vers 38 zei Jezus dat “de akker de wereld is.” We weten uit Exodus 19:5 dat Israël Gods persoonlijk eigendom is. Jezus Zelf is de “man” in de gelijkenis, die zoekt en de verloren schapen van het huis van Israël vind (Ezechiël 34:11). Als iemand op een schat stuit dat begraven is in een akker behoort de schat rechtmatig toe aan degene die de akker bezit. Vanwege deze reden kon de man in de gelijkenis simpelweg niet de schat claimen zonder eerst de akker te kopen. Als hij dit wel zou doen zou dit diefstal zijn.

Dus Jezus vond Israël en om dat “persoonlijke eigendom” te verkrijgen heeft Hij de akker – DE WERELD – gekocht. Dus of iemand de schat interpreteert als Israël de natie of de christenen, beiden vertegenwoordigen een deel van de mensheid verborgen in de wereld. Ongeacht wat onze kijk hierop is, één ding is zeker: Jezus kocht de hele wereld om zodoende de schat te verkrijgen.

Over alle dingen voerde Adam heerschappij (Gen. 1:26–28). Psalm 8:7 herhaalt dit: “U hebt alles onder zijn voeten gelegd.” Adam heeft alles verloren, maar de Laatste Adam heeft alles verlost. Dus het Nieuwe Testament past dit toe op Christus in Heb. 2:6–8, onder wiens voeten alle dingen nu rechtmatig zijn gelegd. In feite is Psalm 8:6 het meest geciteerde Schriftgedeelte in het Nieuwe Testament. Vanwege deze reden moet het gezien worden als één van de belangrijkste begrippen om te bestuderen.