Latest Posts
View the latest posts in an easy-to-read list format, with filtering options.
Een grondige studie van Israëls feesten en hun profetische betekenis voor de wederkomst van Christus. De meeste christenen weten dat het Pascha de timing van Christus 'dood aan het kruis liet zien in Zijn eerste verschijning; maar weinigen begrijpen de betekenis van Trompetten, de Grote Verzoendag en het Loofhuttenfeest. Dit boek leert ook de wetten van Sonship and the Manchild.
Category - General
Elke diepe Bijbelstudie zou met de feestdagen van Israel moeten beginnen. Deze feestdagen kunnen we terugvinden in de wet. De feestdagen bieden ons de ruwe schets van het plan van God voor ieder individu, maar het biedt ons ook een schets van Gods plan om (zoals Paulus zegt) “alle dingen te onderwerpen onder Zijn voeten.” Veel te veel boeken over Bijbelse profetie doen weinig uit de doeken over de feestdagen, wat resulteert in populaire maar misleidende opvattingen. Het doel van dit boek is om de lezer de profetische feestdagen van Israël te laten begrijpen om vervolgens verder te bouwen op dit fundament met andere wetten die profeteren over de tweede komst van Christus. Door deze onderwijzingen uit het Nieuwe Testament te correleren met deze minder bekende, maar uiterst belangrijke wetten van de tweede komst wordt de komst van Christus in een nieuw daglicht gesteld.
Na Zijn opstanding verscheen Jezus aan de twee discipelen op de weg naar Emmaüs. Hij verklaarde toen de betekenis en het doel van Pasen en waarom Hij op die dag gekruisigd moest worden. Lukas 24:27 zegt,
27 En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was.
Later verscheen Jezus aan Zijn discipelen en verklaarde hen hoe de wet van Pasen geprofeteerd had van Zijn dood en opstanding. Lukas 24:44 en 45 zegt,
44 En Hij zei tegen hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles vervuld moest worden wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes en in de Profeten en in de Psalmen. 45 Toen opende Hij hun verstand zodat zij de Schriften begrepen.
Ongetwijfeld heeft Jezus deze mensen uitgelegd waarom hij gekruisigd moest worden om zodoende het feest van Pascha te vervullen en hoe Hij het beweegoffer heeft vervuld door Zijn opstanding. Het is aannemelijk dat hij hen ook iets heeft uitgelegd over de Pinksterfeest voordat hij ze vertelde te verblijven in Jeruzalem (Luk. 24:49).
Vanwege onze nu verworven kennis over al deze zaken verwonderen we ons erover hoe de mensen in de tijd van Jezus – inclusief de discipelen – zo weinig kennis hadden van de ware betekenis van Pascha. Voor ons christenen is de profetische betekenis van dit feest nu zo duidelijk. Maar zelfs vandaag de dag zijn deze dingen nog niet duidelijk voor degenen wiens ogen zijn verblind door het traditionele judaïsme. Maar het lage aantal christelijke boeken waarin de profetische betekenis van de herfstfeestdagen (de tweede komst van Christus) worden verklaard is nog verbazingwekkender. Met als resultaat dat de hedendaagse eindtijd Kerk, over het algemeen, net zo blind is voor de profetieën van Zijn tweede komst, zoals het volk van Juda was voor Zijn eerste komst – want zij begrijpen de betekenis van de Bijbelse feesten niet.
Dit boek is geschreven om de tweede komst van Christus uit te leggen, te beginnen bij Mozes. Zoals Pascha, het beweegoffer en Pinksteren allen vervuld werden bij de eerste komst van Christus, zo profeteren ook het Feest van de Bazuinen, de Grote Verzoendag en het Loofhuttenfeest van gebeurtenissen omtrent de tweede komst van Christus. Maar voordat we de herfstfeesten en de tweede komst van Christus gaan overdenken geven we eerst een korte uitleg over de lentefeesten en hoe Jezus deze uitgelegd kan hebben na Zijn opstanding.
Jezus werd op de veertiende dag van de eerste maand op de Hebreeuwse kalender gekruisigd. Dit was de dag dat Israël de lammeren moesten slachten om vervolgens het bloed te nemen en het op de twee zijposten en de bovendorpel van hun huis te strijken (Ex. 12:6, 7). De wet in Exodus 12:6 vermeldt dat de mensen een lam of geit moesten doden in de namiddag, tussen twaalf uur ’s middags en zonsondergang, of “tussen de twee avonden” (de letterlijke Hebreeuwse tekst). De eerste avond was om twaalf uur ’s middags, wanneer de zon begon onder te gaan; de tweede was bij zonsondergang, wanneer de zon werkelijk onderging. In zijn boek ‘The Temple’ zegt Alfred Edersheim op pagina 211,
“Volgens de Samaritanen, de Karaïtische Joden en vele moderne tolken betekent dit de tijd tussen de eigenlijke zonsondergang en totale duisternis (zeg maar tussen zes en zeven uur ’s avonds); maar volgens het getuigenis van tijdgenoot Josephus en de Talmoed autoriteiten bestaat er geen twijfel over dat, als het over de tijd van Jezus gaat, dit verwees naar de interval tussen de daling van de zon en zijn eigenlijke verdwijning. Hierdoor ontstond er voldoende tijd om talloze lammeren te slachten en kan er met de traditionele herhaling ingestemd worden dat op de avond van het Pascha het dagelijkse avondoffer een uur eerder, of als het op en vrijdag viel, twee uur eerder, werd aangeboden dan de eigenlijke tijd.”
Het volk mocht hun lammeren niet slachten voordat het avondoffer in de tempel was aangeboden. Normaliter werd het avondoffer om 14.30 uur geslacht (in het negende uur van de dag) en werd het vervolgens een uur later aan God geofferd om 15.30 uur. Echter, op de avond van het Pascha (Abib 14) werden de avondoffers een uur eerder geslacht, tenzij deze dag op een vrijdag viel, dan werd het namelijk al geslacht om 12.30 uur. Want dit was namelijk de voorbereidingsdag voor de sabbat.
In de volgende paragraaf zullen we uit vroege Kerkgeschriften aantonen dat Jezus gekruisigd was op een vrijdag. Dit wordt door sommige betwist, maar we benadrukken dit alleen maar om aan te tonen dat het avondoffer op het moment van de kruisiging van Jezus twee uur eerder geslacht werd – oftewel rond 12.30 uur. Dit was gebruikelijk wanneer Abib 14 op een vrijdag viel. Alleen dan konden de Pascha lammeren geslacht worden. Toch moesten de lammeren ook zeker geslacht worden halverwege de middag om deze zodoende volledig gekookt te hebben bij zonsondergang, want een ieder moest dan in zijn huis zijn. Exodus 12:22 vertelt ons,
22 Neem dan een bosje hysop en doop het in het bloed dat in een schaal is, en strijk van het bloed dat in de schaal is, op de bovendorpel en op de beide deurposten. Maar wat u betreft, niemand mag de deur van zijn huis uitgaan, tot de volgende morgen.
Deze wet werpt de vraag op over de timing van het laatste avondmaal dat Jezus met de discipelen genoot. Er zijn er die leren dat het laatste avondmaal, dat Jezus met Zijn discipelen at, de Pascha maaltijd was, dat gegeten werd in de nacht van Abib 14 nadat alle lammeren geslacht waren. Deze opvatting leert dat Jezus gekruisigd was op de volgende dag, Abib 15. Deze opvatting is gebaseerd op de verklaring van Jezus in Lukas 22:15: “Ik heb er vurig naar verlangd dit Pascha met u te eten, voordat Ik ga lijden.” Het was weldegelijk de Pascha maaltijd, maar het kon alleen maar genuttigd zijn op de avond na Abib 13, want na deze maaltijd zongen ze een lofzang en gingen ze uit naar de Olijfberg (Mark. 14:26), waar Jezus vervolgens gearresteerd werd. Als ze de Pascha maaltijd hadden genuttigd op de avond na Abib 14 zou het voor hen onwettig zijn geweest om het huis te verlaten.
Edersheim vertelt ons op pag. 213 van ‘The Temple’ dat: “Bij het eerste Pascha werd er gezegd: “Niemand zal uitgaan uit de deur van zijn huis, tot aan den morgen.” Maar dit was niet meer van toepassing bij latere tijden.” Deze wet stemde dus misschien niet zozeer overeen met de rabbijnse tradities en niemand zal daarbij zomaar de grootheid en het aanzien van Edersheim in twijfel trekken. Vandaar dat het waarschijnlijk gebruikelijk was voor de mensen om buiten hun huizen te zijn op de avond van het Pascha. Echter de echte vraag in dezen is of Jezus elk detail van de wet omtrent het Pascha heeft vervuld. Wij geloven niet dat Jezus enig krediet verleende aan de rabbijnse tradities die in overtreding waren met Exodus 12:22, zeker gezien het feit dat dit Pascha precies volgens de Bijbelse wet vervuld moest worden.
Daarom moeten we concluderen dat het Laatste Avondmaal en de daaropvolgende arrestatie van Jezus plaatsvond op donderdagavond, ofwel het begin van Abib 14 (want zo rekenden de Hebreeërs de dagen). Zijn berechting vond in diezelfde nacht plaats en Hij werd in de ochtend of om twaalf uur ’s middags gekruisigd.
Jezus werd diezelfde nacht berecht voor het sanhedrin. De volgende dag werd Jezus gekruisigd. Markus 15:25 zegt: “En het was het derde uur en zij kruisigden Hem,” maar misschien veroordeelde Pilatus Hem toen wel tot het kruis. Ignatius, de bisschop van Antiochië, schreef enkele decennia later dat Pilatus Jezus tot de doodstraf veroordeelde op de derde ure van die dag, maar dat Jezus in wezen gekruisigd werd op de zesde ure, ofwel twaalf uur ’s middags. De derde ure was omtrent 09.00 uur, welke de ure was voor het ochtendoffer in de tempel.
Om twaalf uur ’s middags, ofwel het zesde uur, gebeurde er iets vreemds. De lucht werd plots verduisterd. Uit de brief van Ignatius, die we later zullen citeren, blijkt dat de lucht drie uur lang verduisterd was om de tijd aan te geven hoelang Jezus aan het kruis hing. Mattheüs 27:45 zegt,
45 En vanaf het zesde uur (twaalf uur ’s middags) kwam er duisternis over heel de aarde, tot het negende uur (15.00 uur) toe.
Uit berekeningen van astronomen, die alle zon- en maansverduisteringen in het Midden Oosten van de afgelopen 5000 jaar in kaart hebben gebracht, blijkt dat dit geen natuurlijke zonsverduistering was. Door het feit dat Pascha altijd op een volle maan viel was het onmogelijk om een zonsverduistering te hebben met Pascha, want zonsverduisteringen kunnen zich alleen voordoen bij nieuwe maan (dit houdt in dat er ’s nachts geen maan in de lucht verschijnt). Zo zullen maansverduisteringen zich alleen voordoen bij volle maan. Er zijn door de geschiedenis heen dus wel eens maansverduistering geweest op die dag, maar nog nooit een natuurlijke zonsverduistering. De duisternis die over de aarde viel om twaalf uur ’s middags terwijl Jezus aan het kruis hing was bovennatuurlijk in plaats van natuurlijk.
Astronomen vertellen ons dat aan het einde van de middag op het Pascha van vrijdag 3 april 33 n.Chr, terwijl Jozef van Arimathéa en Nicodemus zich haastten om het lichaam van Jezus in het graf te leggen, er zich ook een maansverduistering voordoet. Deze maansverduistering begon in Europa om 15.01 uur toen Jezus stierf, en toen de maan om 17.10 uur opging in Jeruzalem was die alreeds verduisterd die avond.
Het is onmogelijk om een zon- en maansverduistering op één en dezelfde dag te hebben, want de zon en de maan moeten tegenover elkaar in de lucht staan om één van de twee te verduisteren. Toch markeerde God de tijd op die dag in de geschiedenis zodat iedereen getuige was van dit enorme wonder. In het boek van Bonnie Gaunt, The Bible Awesome Number Code, lezen we op pagina 55:
“Het geschiedde op een eenzame heuvel buiten de muren van Jeruzalem dat deze Hemelse Persoon, die naar aarde gekomen was om geboren te worden, om te lijden en om te sterven als een man, die middag aan een wreed kruis hing. De heuvel was genaamd Golgotha. De Griekse naam hiervoor was Kranion, dat een numerieke waarde heeft van 301.
“Toen Hij om 3:01 in de namiddag (15:01 uur) opkeek naar de hemel en zei: “Het is volbracht,” begon de maan te verduisteren. De verduistering begon om 3:01 GMT (Greenwich Mean Time). God maakt bij Zijn timing geen vergissing, noch stelt Hij zijn vertrouwen in toevalligheden. In het Nieuwe Testament is het woord voor ‘maan’ Selene, en de gematria hiervan is 301. Jazeker, Hij die de maan geschapen heeft en haar in haar baan rond de aarde heeft geplaatst, heeft nu Zijn menselijk leven afgelegd om 3:01, op een heuvel genaamd Golgotha (301) op precies hetzelfde moment dat de maan (301) begon te verduisteren. Het was het op het exacte uur dat de priesters hun lammeren voor Pascha moesten slachten. ‘Lammeren’ (in het Hebreeuws) heeft een numerieke waarde van 301.”
Hier volgt een korte uitleg voor degenen die onbekend zijn met de numerieke waarden (gematria). De Hebreeuwse en Griekse letters fungeren naast letters ook als cijfers. Zo heeft elke letter een numerieke waarde en de waarde van deze letters kan men optellen door de numerieke waarde van een woord of zin in de Bijbel te berekenen. Op deze manier laat Bonnie Gaunt ons op mathematische wijze de precisie van Gods timing van Zijn dood zien (3.01 in de middag) overeenkomstig met een verduistering van de maan (301) op een heuvel genaamd Golgotha, waarvan de numerieke waarde 301 is. Zijn dood viel samen met de “lammeren” (301) voor Pascha, die op datzelfde moment werden geslacht.
Waarom verduisterde God zowel de zon als de maan op de dag van Jezus’ kruisiging? De astronomen zeggen dat op Abib 14 33 n.Chr. de zon om twaalf uur ’s middags tegen over de ster El Nath stond. El Nath staat in het hoofd van Aries, het sterrenbeeld Ram. El Nath betekent “de verwondende of de geslachte”. Op dat moment werd de zon verduisterd. Als de mensen in Jeruzalem omhoog zouden kijken om te zien waar de zon scheen, er van uitgaande dat er geen wolken waren, dan zouden zij El Nath zien, de geslachte ram.
Sommigen zijn van mening dat de duisternis om twaalf uur ’s middags een teken was van een schepping in rouw. Zonder meer was dit ook zo, maar de goddelijke wet schijnt extra licht op deze gebeurtenis. Wij beginnen bij Mozes om dit fenomeen te verklaren. We zien daar dat het niet was toegestaan om het Pascha lam te slachten terwijl het donker was. De mensen hadden dat jaar Pascha niet kunnen vieren als de duisternis niet was verdwenen in de namiddag, want het was hun verboden om hun lammeren te slachten na het donker. Maar de duisternis hield slechts aan tot de negende ure, ofwel de namiddag (15.00 uur). De zon kwam vervolgens weer tevoorschijn en de mensen begonnen met het slachten van hun Pascha lammeren.
Op dat moment sprak Jezus Zijn laatste woorden en stierf Hij (Mattheüs 27:46-50).
God bracht de duisternis zodat niemand in staat was hun lammeren te slachten totdat Jezus gestorven was. Dit identificeert Hem zondermeer als de vervulling van het Pascha lam. Hij was “het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt”, zoals Johannes de Doper had verkondigd (Joh. 1:29). Binnen het plan van God was het belangrijk dat niemand zijn Pascha lammeren zou slachten tot het moment dat Jezus was gestorven aan het kruis. Hierdoor kan ik vaststellen dat Jezus op geen andere dag dan Abib 14 is gestorven, want dit was de bestemde tijd die door de profetische wet van Pascha was vastgelegd.
Daarnaast verduisterde God de zon gedurende drie uur om te voorkomen dat de mensen hun Pascha lammeren gingen slachten tot het moment dat Jezus aan het kruis stierf. Zoals we eerder aantoonden stond de rabbijnse traditie het toe dat de mensen op een vrijdag hun Pascha lammeren al mochten slachten vanaf 12.30 uur, nadat het avondoffer was geslacht. Daarom bracht God de duisternis over het land om de mensen te dwingen te wachten tot de dood van Jezus – zoals de wet voorschreef “tussen de twee avonden”. Het was het precieze moment in de geschiedenis dat voorbestemd was voor het Lam van God om te sterven voor de zonden van de wereld.
Volgens de wet moest de priester, “op de dag na de sabbat”, na het Pascha, de schoof voor het aangezicht van de HEERE (op en neer) bewegen (Lev. 23:11). De farizeeërs leerden dat hiermee een vaste dag in de maand bedoeld werd, namelijk Abib 16, de dag na het Pascha, wat een extra sabbatdag was, ongeacht op welke dag in de week dit viel. De sadduceeën daarentegen leerden dat de schoof met gerst bewogen moest worden op de dag na de WEKELIJKSE sabbat, oftewel op de dag die de Romeinen zondag noemden.
In 33 n.Chr. viel Abib 14 op een vrijdag en viel de dag van Pascha op Abib 15, wat dat jaar ook tegelijk de wekelijkse sabbat was. Daarom viel het beweegoffer op zondag Abib 16. Het voldeed dat jaar aan de eisen van zowel de farizeeërs als de sadduceeën. Dit kwam hen goed uit, maar is ongelukkig voor ons, want met de opstanding van Jezus op die dag werd het juridisch geschil niet beslecht en het zegt ons niet welke sabbat aangegeven is in de wet.
In de vroege Kerk schreef Ignatius, de bisschop van Antiochië en discipel van Johannes (de schrijver van Openbaringen) een aantal brieven die ons nuttige informatie verschaven over dit onderwerp. Hij schrijft in hoofdstuk negen van zijn brief aan de christenen in Trallia,
“Op de voorbereidingsdag (vrijdag) ontving Hij de derde ure het vonnis van Pilatus, wat de Vader toestond om te gebeuren; de zesde ure werd Hij gekruisigd; de negende ure gaf hij de geest; voor zonsondergang was Hij begraven. Gedurende de sabbat (zaterdag) verbleef Hij onder de aarde in het graf waarin Jozef van Arimathéa Hem gelegd had. Tijdens het aanbreken van de dag des Heren (zondag) stond Hij op uit het graf, zoals door Hem voorzegd was: “Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van de grote vis was, zo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten in het hart van de aarde zijn.” De voorbereidingsdag bestaat uit lijden; de sabbat omarmt de begrafenis; de dag des Heren bevat de opstanding.”
Hieruit kunnen we opmaken dat Ignatius, bisschop van Antiochië en Joodse christen, geen tegenstelling zag in het feit dat Jezus op de derde dag na Zijn kruisiging opstond, in plaats van na 72 uur, dat de letterlijke drie dagen en drie nachten omvat. Misschien begreep hij wel dat de drie dagen en nachten een Hebreeuws begrip van onafgebroken tijd was dat nooit in tegenspraak zou zijn met de vele plaatsen waarin Jezus zegt dat hij op de derde dag zou worden opgewekt. Lamsa zegt in op pagina 46 in zijn boek ‘Idioms in the Bible Explained’ dat er in het Oosten van degenen die verkeerden “in moeilijkheden en dilemma” gezegd werd dat zij “in de buik van de walvis” verbleven. Het is een Hebreeuwse uitspraak dat ongetwijfeld afgeleidt is van het verhaal van Jona.
De Nederlandse equivalent van deze uitspraak is “in de penarie” of “in de rats” zitten. Vanaf de tijd dat Jezus in de hof was, waar Hij vervolgens gearresteerd werd, verbleef Jezus “in de buik van de walvis” gedurende drie nachten en een gedeelte van de derde dag waarin Hij werd opgewekt uit de dood. Dit geschiedde allemaal “in het hart van de aarde”, want volgens Hebreeuwse mensen werd Jeruzalem beschouwt als het centrum, of het hart van de aarde. Daarom kunnen we zeggen dat Jezus zich, net zoals Jona, bevond in een benauwde situatie gedurende drie dagen en nachten in Jeruzalem, het hart van de aarde.
Ignatius werd beschouwd als het kind dat Jezus tot zich riep en in het midden van de discipelen werd geplaatst in Mattheüs 18:2, als voorbeeld hoe iemand moet worden als een klein kind om het Koninkrijk van God binnen te gaan. Hoewel sommigen dit opvatten als een mythische uitleg, erkennen alle historici dat Ignatius rond 30 n.Chr. geboren is en Hem ook persoonlijk als kind heeft ontmoet. Hij vertelt ons ook specifiek dat Hij Jezus persoonlijk heeft ontmoet in zijn brief aan de Kerk van Smyrna, hoofdstuk 3. Hieronymus, die zijn brief enkele eeuwen later vertaalde in het Latijn, citeerde hem:
In zijn laatste brief getuigde hij (Ignatius) van het Evangelie dat ik recent heb vertaald, met ontzag voor de mens Christus, zeggende: “Ik zag Hem inderdaad in het vlees na Zijn opstanding, en ik geloof dat Hij het is.”
Ignatius was dus niet alleen een ooggetuige van Jezus Christus voor Zijn kruisiging, maar ook nadat Hij was opgewekt uit de dood. En hoewel hij nog jong was behoorde hij wel tot de groep van 500 mensen die Hem gezien heeft na Zijn opstanding (1 Kor. 15:6). Later werd hij een discipel van Johannes, de discipel die Jezus liefhad, en uiteindelijk stierf hij als een martelaar in 107 n.Chr. Het is dus hoogst onwaarschijnlijk dat Ignatius zich heeft vergist wat betreft de datum en timing van de dood en opstanding van Jezus.
Justinus de Martelaar (ca. 114-165 n.Chr.) was een andere schrijver uit de vroege Kerk. Hij schreef in hoofdstuk 67 van zijn ‘First Apology’ over de timing van de dood en opstanding van Jezus.
“En op de dag die we zondag noemen spoed iedereen zich vanuit de stad en het land naar één plaats, en worden de verhandelingen van de apostelen of de geschriften van de profeten gelezen, zolang de tijd dit toelaat… Maar zondag is de dag waarop wij allemaal onze gemeenschappelijk vergadering houden, want het is de eerste dag waarop God een verandering heeft aangebracht in de duisternis en materie en de wereld maakte; en dat Jezus Christus onze Zaligmaker op deze dag opstond uit de dood. Want Hij was gekruisigd op de dag voor die van Saturnus [d.w.z. de dag voor zaterdag]; en op die dag na die van Saturnus, welke de dag van de zon is [zondag] verscheen aan Zijn apostelen en discipelen. Hij leerde hen deze dingen, die ook wij u onderwijzen voor uw overdenkingen.”
Justinus vertelt ons, naar gebruik van de namen van de Romeinse weekdagen om zijn toehoorder tegemoet te komen, specifiek dat Jezus op een vrijdag is gekruisigd, de dag voor zaterdag. Hij vertelt ons ook dat Jezus uit de dood is opgestaan op een zondag. Hieruit kunnen we opmaken dat Jezus gekruisigd was in 33 n.Chr., want in dat jaar viel Abib 14 op een vrijdag. Justinus stemt ook overeen met alle andere schrijvers van de vroege Kerk over het feit dat Jezus op een zondag uit de dood opstond om het beweegoffer te vervullen.
Wederom spreekt hij in hoofdstuk 107 van zijn ‘Dialogue With Trypo (de Jood), over het teken van Jona, waarin hij duidelijk begrijpt dat de “drie dagen en drie nachten” de betekenis draagt van “de derde dag”.
Het is geschreven in de verhandelingen dat Hij zou opstaan uit de dood op de derde dag na zijn kruisiging, want enkelen van uw volk bevraagden Hem met de woorden: “Wij zouden van U een teken willen zien,” waarna Hij hen antwoordde: “Een verdorven en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet.” En omdat Hij dit cryptisch sprak, begrepen zijn toehoorders dat Hij na Zijn kruisiging opgewekt zou worden op de derde dag. En Hij toonde aan dat uw generatie meer verdorven en overspelig was dan de stad Ninevé; want zij hadden zich later, na de prediking van Jona, nadat hij op de derde dag was uitgespuugd vanuit de buik van de grote vis…”
Hoewel Justinus een Grieks filosoof was en bekeerd was tot Christus in de tweede eeuw, kreeg hij onderwijs over de Geschriften van de discipelen van de apostelen. Zijn opvatting is niet uniek binnen de geschriften van de vroege Kerk, noch verschilt deze met de opvatting van het Nieuwe Testament.
De opstanding van Jezus op zondag, Abib 16, heeft ons niet verteld hoe we de wet van het beweegoffer van de gerstschoof op de dag na de sabbat moeten interpreteren, want de Pascha sabbat viel dat jaar samen met de wekelijkse sabbat. Toch blijkt uit de vroege Kerkgeschriften dat zij vanaf het begin universeel de zondag adopteerden als hun heilige dag ter herdenking van de opstanding van Jezus. Een heldere verklaring komt uit het epistel van Barnabas, hoofdstuk 15:
“Verder zegt Hij tot hen: “Uw nieuwe manen en uw sabbatten kan Ik niet meer verdragen.” Hij wil eigenlijk zeggen: “Uw huidige sabbatten zijn voor Mij niet meer acceptabel, maar nadat alle dingen rust hebben gekregen zal Ik een begin maken met de achtste dag, dat wil zeggen, het begin van een andere wereld [tijdperk]. Daarom houden ook wij de achtste dag met vreugde, de dag waarop Jezus uit de dood verrees. En toen Hij zichzelf had geopenbaard, voer Hij op naar de hemelen."
Er zijn er die vanwege verschillende leerstellige redenen geprobeerd hebben om te bewijzen dat Jezus uit de dood is opgewekt in namiddag van zaterdag, net voor zonsondergang. En dat niemand hiervan op de hoogte was tot de volgende morgen toen ze opgingen naar het graf met kruiden. Maar dit is hoogst onwaarschijnlijk omdat de priesters nog niet eens het graf hadden verzegeld en er geen wachters hadden geplaatst tot het einde van de sabbat, net voor Zijn opstanding. Met andere woorden, de wachters werden rond de veronderstelde tijd dat Jezus zou opstaan bij het graf neergezet. Dit lezen we in Mattheüs 27:62 tot 28:1.
62 De volgende dag [zaterdag], dat is de dag na de voorbereiding [dit is de dag na vrijdag], kwamen de overpriesters en de Farizeeën bij Pilatus bijeen, 63 en zeiden: Heer, wij herinneren ons dat deze verleider gezegd heeft toen Hij nog leefde: Na drie dagen zal Ik opgewekt worden. 64 Geef dan bevel dat het graf tot de derde dag toe beveiligd wordt, opdat Zijn discipelen Hem 's nachts misschien niet komen stelen en tegen het volk zeggen: Hij is opgewekt uit de doden. En dan zal de laatste dwaling erger zijn dan de eerste. 65 Pilatus zei tegen hen: Hier hebt u een wacht; ga heen, beveilig het naar uw beste weten. 66 Zij gingen erheen en beveiligden het graf met de wacht, nadat zij de steen verzegeld hadden. 1 Laat na de sabbat, toen het licht begon te worden op de eerste dag van de week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria om naar het graf te kijken.
In de oorspronkelijke taal waren er geen hoofdstukken en verzen zoals we deze in onze Bijbel terugvinden. Deze zijn door Stephen Langton rond 1228 n.Chr. toegevoegd voor eenvoudiger naslagwerk. Zo was er in het oorspronkelijke Grieks geen interpunctie en geen ruimte tussen de letters en woorden. Dus interpunctie is voor ons meer louter gemak om de Schrift te lezen. Evenwel hebben de vertalers interpuncties op verkeerde plaatsen aangebracht. Dit is één van die plaatsen. De laatste twee bovengenoemde verzen hadden zo vertaald moeten worden met de volgende interpuncties:
66 Zij gingen erheen en beveiligden het graf met de wacht, nadat zij de steen verzegeld hadden, na de sabbat.
1 Toen het licht begon te worden op de eerste dag van de week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria om naar het graf te kijken.
Met andere woorden, zij verzegelden het graf in de avond na de sabbat. Zij hadden hier geen tijd meer voor gehad om dit na zijn begrafenis op de vrijdag te doen, want de sabbat begon toen al bijna. Dus moesten zij wachten tot de volgende avond toen de sabbat voorbij was. Als Jezus toen al was opgewekt uit de dood had de steen weggerold moeten zijn en zouden de soldaten meteen zijn omgekeerd om het nieuws te vertellen. Maar het graf was niet geopend, dus hebben zij de steen verzegeld.
Vervolgens zette de soldaten naast het graf hun kamp op om er voor te zorgen dat niemand het lichaam van Jezus zou stelen. Toen vervolgens de volgende morgen aanbrak kwamen Maria en Maria naar het graf om te ontdekken dat deze leeg was en dat er ook geen beveiliging meer aanwezig was. De soldaten waren al vertrokken om verslag uit te brengen aan Pilatus over de opstanding van Jezus.
Pilatus heeft een proces-verbaal omtrent deze gebeurtenissen vervolgens gestuurd naar Tiberius Caesar. De brief met dit proces-verbaal is nu verdwenen, maar deze was beschikbaar in de eeuwen van de vroege Kerk. Een document met de naam ‘Acta Pilati’ werd eind 1800 gepubliceerd door Ds. Mahan dat de strekking geeft van het originele document dat gevonden werd in de bibliotheek van het Vaticaan. Latere onderzoekers betwisten zijn claim en zeggen dat hij dit nooit heeft kunnen doen in de tijd dat hij beweerde in Rome en Constantinopel te zijn. Edgar J. Goodings zegt er het volgende over in zijn boekwerk ‘Strange New Gospels’ (1931),
“Mr. Mahan… refereert niet aan manuscriptnummering die iemand zou kunnen toevoegen om de boeken te vinden en te onderzoeken die hij claimt gevonden te hebben. Het aanhalen van Hilderium met Shammai en Hillel (p. 215) herinnert misschien aan Ilderim uit ‘Ben Hur’; maar een dergelijk Joodse naam bestaat niet. Zo zijn in ‘Ben Hur’ de Wijzen uit het Oosten een Griek, een Hindoe en een Egyptenaar. Dit gegeven samen met het verhaal van de dood van Balthasar op de middag van de kruisiging, dat niet is opgetekend in het originele ‘Verslag’, had belangrijke gevolgen.
“De collega’s van mr. Mahan waren niet traag in het waarnemen van zijn plichtsbesef in Eli’s “Story of the Magi”, gepubliceerd in 1884, aan ‘Ben Hur’, gepubliceerd in 1880. Overste van hen was Ds. James A. Quarles, daarna het hoofd van de Elizabeth Aull Seminary in Lexington, Missouri, en vervolgens de professor in Washington en Lee University…
“Mr. Quarles viel erg gretig de openhartigheid van mr. Mahans ontdekkingen in de Boonville Weekly Advertiser aan. Hij toonde aan dat mr. Mahan op 6 november 1883 terug was in Boonville, hoewel hij claimde dat hij op 22 oktober 1883 de manuscripten in Constantinopel ontdekt had. We kunnen toevoegen dat de heersende mening vandaag de dag in Boonville is dat mr. Mahan niet verder is gekomen dan Rome, Illinois, een klein dorpje ten Noorden van Peoria, en dat zijn buitenlandse brieven vanuit die plaats verstuurt zijn. Hij was minder dan twee maanden uit Boonville weg in de herfst waarin hij claimde dat hij Rome en Constantinopel bezocht zou hebben en de manuscripten gevonden en gekopieerd had.”
Goodspeed zegt ook dat Mahan de aanvechting van Quarles beantwoord ‘waarin hij toegeeft dat er drukfouten in het boek’ stonden, maar Goodspeed zegt niet of Mahan de data foutief gedrukt had waarin hij verklaart in Rome en Constantinopel te zijn geweest. Mahan bleef bij zijn standpunt staan over de echtheid van zijn manuscripten, hoewel hij “in september van 1885 werd gedagvaard door de Libanonkerkenraad om zich te weren tegen de beschuldigingen van valsheid en plagiaat”. Tijdens dat onderzoek kon generaal Wallace geen bewijs krijgen van de overheden van de U.S. Ambassade in Constantinopel of van andere zendelingen in dat gebied die Mahan gezien of aangesproken hebben. Met andere woorden, Goodspeed zegt dat ze niemand hebben kunnen vinden die kon verifiëren dat Mahan ooit in Constantinopel was geweest.
Ook toen de onderzoekers contact zochten met het Vaticaan om met Vader Peter Freelinhusen te spreken, die Mahan de Acta Pilati zou hebben getoond, werd hen vertelt dat niemand met die naam opgetekend stond in de annalen van de bibliotheek van het Vaticaan. Goodspeed gaat verder,
“In dit licht en in het licht van andere bewijsmateriaal werd mr. Mahan schuldig bevonden van valsheid en plagiaat en werd hij geschorst van zending voor gedurende een jaar. Hij verliet de kerkenraad met de belofte het boek uit de roulatie te halen. Maar het werd vervolgens gedrukt in 1887 in St. Louis, en in 1895 in Dalton, Georgia en in 1896 in Philadelphia door de Antiquarian Book Company.”
We hebben de tijd genomen om de omstandigheden omtrent Mahans Acta Pilati uit te leggen, want in de eerste editie van dit boek citeerde wij hieruit en waren wij onwetend dat het kort na publicatie door onderzoek in diskrediet was gebracht. Deze fout is nu, in deze tweede editie, herstelt met het excuus voor enige verwarring die we in het verleden hebben veroorzaakt. Ongeacht de vervalsing van Mahan blijft het feit bestaan dat Pilatus een proces-verbaal indiende bij Tiberius Ceasar omtrent de dood en opstanding van Jezus. Rond het jaar 200 n.Chr. refereert de Romeinse christelijke advocaat Tertullian aan het proces-verbaal van Pilatus aan Tiberius in zijn ‘Apology’, V, zeggende,
“Tiberius, in wiens dagen de christelijke naam zijn intrede in de wereld deed, heeft zelf berichtgeving uit Palastina ontvangen over gebeurtenissen die duidelijk de waarheid over de goddelijkheid van Christus aantoonden, die hij voor de senaat te sprake bracht met zijn eigen opvattingen ten gunste van Christus. De senaat verwierp zijn voorstel, omdat zij niet zelf deze toestemming hiervoor gegeven had. Caesar bleef bij zijn standpunt waarbij hij met wraak dreigde jegens alle aanklagers van de christenen.”
Over het bestaande citaat zegt de ‘editor’s Elucidation IV of The Ante-Nicene Fathers’ het volgende:
Het feit dat Tertullian waarschijnlijk een juridisch adviseur was, vertrouwd met de Romeinse archieven, en beïnvloed door hen in zijn eigen opvatting over de goddelijke waarheid, moet benadrukt worden. Het is niet aannemelijk dat een dergelijke persoon zijn gedurfde oproep opgetekend zou hebben, waarbij hij de senaat en de vele gezichten van het Keizerrijk en zijn collega’s wilde hervormen, zonder dat hij had geweten dat zijn bewijsvoering onweerlegbaar was.
Tertullian bevestigt deze uitspraak (wat betreft het verslag van Pilatus aan Tibirius) in hoofdstuk XXI van hetzelfde boek,
“Pilatus heeft Christus al deze dingen aangedaan; en nu zend een christen in zijn eigen veroordeling een boodschap van Hem naar de heersende Ceasar, wat in die tijd Tiberius was. En de Caesars zouden ook in Christus geloofd hebben als het niet nodig was geweest voor hen om de wereld te regeren, of als de christenen Caesars zouden zijn geweest.”
Eusebius van Caesarea, de Kerkhistoricus uit de vierde eeuw, geeft ook een weergave van het verslag van Pilatus in zijn ‘History of the Church, II, 2’, waar hij het volgende schrijft:
“En toen de wonderlijke opstanding en hemelvaart van onze Heiland wijd en zijd bekend werd, bracht Pontius Pilatus, in overeenstemming met een oude gewoonte die heerste onder de heersers van de provincies verslag uit naar keizer Tibirius van de nieuwe gebeurtenissen die plaats vonden bij hem, om te voorkomen dat niets hem zou ontgaan; hij rapporteerde over de wijdverbreide verkondiging in Palestina over de opstanding uit de dood van onze Heiland Jezus.
In dit rapport gaf hij ook verslag van andere wonderen die hij van Hem geleerd had en hoe Hij na zijn dood uit de dood is opgestaan en nu door velen als God beschouwd werd. Zij zeggen dat Tiberius deze zaak voor gelegd heeft aan de senaat, maar dat zij deze vervolgens verwierpen omdat ze deze ogenschijnlijk niet eerst onderzocht hadden (vanwege een oude wet die voorkwam dat niemand door de Romeinen god gemaakt kon worden, behalve door een stemming en raad van de senaat), maar in wezen kwam de verwerping tot stand vanwege de reddende leer van het goddelijke Evangelie die geen bevestiging en aanbeveling nodig had van de mens.
Ondanks de verwerping van de Romeinse senaat inzake de bewering over onze Heiland bleef Tiberius bij zijn standpunt en ondernam hij geen vijandige maatregelen tegen Christus. Deze zaken zijn opgetekend door Tertillian, die goed thuis was in de Romeinse wetten en in aanzien stond bij hoge geplaatste mensen, en die speciaal onderscheiden was in Rome…”
Deze getuigenissen van de vroege Kerk getuigen dat Pilatus dus inderdaad een volledig proces-verbaal heeft verzonden naar Tiberius Caesar, dat voor een bepaalde tijd publiekelijk eigendom was voor degenen die toegang hadden tot de Romeinse archieven.
Profetisch gezien maakt het niet uit of Jezus aan het einde van zaterdagmiddag of vroeg op zondagmorgen is opgewekt uit de dood. Het gaat erom of Jezus het beweegoffer nu wel of niet op de juiste dag heeft vervuld. Dit offer werd op het derde uur van de dag “op de dag na de sabbat” (Lev. 23:11) in de tempel bewogen. Viel het offer samen met de opstanding van Jezus? Nee, want Jezus stond uit de dood op voor het aanbreken van de dag. Maria Magdalena ging “vroeg, toen het nog donker was, naar het graf” (Joh. 20:1), maar ze ontdekte dat het graf toen al leeg was. Het beweegoffer viel wel degelijk samen, maar het viel samen met Zijn hemelvaart om Zichzelf LEVEND te tonen in de tempel in de hemel. Daarom voer Hij een paar uur NA Zijn eigenlijke opstanding op, op hetzelfde moment dat de hogepriester de schoof bewoog voor het aangezicht van de HEERE. Dus Jezus vervulde het beweegoffer, maar niet door Zijn opstanding, maar door Zichzelf levend te tonen in de tempel in de hemel op de daarvoor bestemde tijd.
Hier volgen de gebeurtenissen die plaats vonden op de ochtend van de opstanding. Toen Maria zag dat het graf leeg was snelde ze zich terug naar de discipelen en kwam bij Petrus en Johannes aan (Joh. 20:2). Zij allen gingen vervolgens naar het graf om voor zichzelf te zien dan Zijn lichaam verdwenen was. Petrus en Johannes gingen vervolgens naar huis (Joh. 20:10). Maria bleef alleen achter in de graftuin. De zon was inmiddels al opgegaan. Jezus ontmoette haar, maar ze dacht eerst dat Hij de tuinman was. Toen ze uiteindelijk begreep dat Hij het was wilde ze Hem aanraken, maar Hij vertelde haar in Joh. 20:17: “Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader.”
Zijn hemelvaart waar Hij aan refereerde was NIET Zijn hemelvaart uit Hand. 1:3-9, waar hij op de 40e dag vanaf de Olijfberg ten hemel voer. Dit weten we omdat Jezus het toestond dat Zijn discipelen Hem later die dag wel aan zouden raken (Joh. 20:19, 20; Luk. 24:39). Daarom moet Jezus naar Zijn Vader opgevaren zijn NADAT Hij met Maria gepraat had, maar VOOR dezelfde avond waarbij Hij aan Zijn discipelen verschijnt. De enige optie die overblijft is dat Hij op het derde uur van de dag opgevaren is om Zichzelf zodoende levend te tonen in de tempel in de hemel.
Jezus was al levend VOORDAT de priester de schoof bewoog in de tempel, maar Hij kon Zich niet eerder levend tonen in de hemel om zich wettelijk levend te laten verklaren dan het moment dat de priester hiervan getuigden op aarde. Hierom is de dag van het beweegoffer belangrijk als profetie. Hoewel het de DAG van Zijn opstanding aangaf, gaf het niet het MOMENT aan. Het geeft alleen het moment aan wanneer Hij wettelijk levend verklaart werd in het hemelsgerechtshof.
Als een mens schipbreuk leidt en voor tien jaar lang spoorloos is, zou hij na zeven jaar wettelijk dood verklaart worden. Als hij vervolgens gered wordt door een passerend schip zou hij naar het gerechtshof moeten gaan om zichzelf te tonen aan de juiste instanties om zodoende weer levend verklaart te worden. Dit geeft het verschil tussen werkelijk dood en wettelijk dood aan. Toen Jezus uit het graf opstond was Hij werkelijk levend, maar Hij was niet wettelijk levend tot aan het moment van het beweegoffer, waarbij Hij Zichzelf toonde aan de Vader in het goddelijke gerechtshof.
Dit is wederom een goed voorbeeld in de Bijbel over het belang van timing. Jezus heeft de wet in elk detail vervuld, en niet alleen met WAT hij heeft gedaan, maar ook WANNEER Hij dit heeft gedaan.
Er zijn er die geloven dat Jezus gekruisigd was op een woensdagmiddag en dat Hij precies 72 uur in het graf verbleef. Zij geloven dat Hij uit de dood opgewekt is op zaterdagmiddag, maar dat Zijn opstanding pas de volgende morgen ontdekt werd. Deze opvatting gebruikt Jezus’ verklaring over “de drie dagen en nachten verblijven in het hart van de aarde” als voorwendsel. Maar als we hier beter naar gaan kijken is deze opvatting voornamelijk tot stand gekomen om de zondag als dag van aanbidden te ondermijnen, want alle schrijvers uit de vroege Kerk vertellen ons unaniem dat zij samen kwamen om het “brood te breken” en te aanbidden op zondag. Hun reden hiervoor is dat Jezus op deze dag was opgewekt uit de dood.
De enige manier waarop de theorie van de woensdagkruisiging kan kloppen is als de sadduceeën gelijk hadden met hun interpretatie van het beweegoffer. Als de farizeeërs daarentegen gelijk hadden en de schoof dus op de vaste dag, Abib 16, bewogen moest worden, kon de opvatting over woensdagkruisiging onmogelijk kloppen. Jezus zou dan zijn gekruisigd op woensdag Abib 14; donderdag Abib 15 zou dan de Pascha sabbat zijn; en zou de schoof bewogen moeten worden op vrijdag Abib 16. Maar als Jezus nog in het graf zou zijn tot aan zaterdagmiddag Abib 17, zou deze wet van het beweegoffer niet vervuld kunnen worden door Zijn opstanding.
De enige manier dat iemand deze opvatting kan onderbouwen is door de opvatting van de sadduceeën te adopteren en te zeggen dat het beweegoffer moest worden bewogen op de eerste zondag na de wekelijkse sabbat. Maar ook deze onderbouwing laat de opstanding van Jezus geschieden op de dag VOOR het beweegoffer. Dit is voor ons niet geloofwaardig. Onze opvatting is dat Jezus opgewekt moest worden uit de dood op dezelfde dag als die van het beweegoffer, zelfs als Hij Zichzelf pas een aantal uur later toonde aan de Vader.
Het is mij verteld dat het enige jaar dat Abib 14 rond die tijd op een woensdag viel het jaar 28 n.Chr. was. Dit jaar kan niet het jaar van Jezus’ kruisiging zijn geweest, want Johannes de Doper begon zijn bediening pas tijdens het 15e jaar van Tiberius in de lente van 29 n.Chr. De regering van Tiberius begon na de dood van Zijn Vader Augustus Caesar op 19 augustus 14 n.Chr. Dit is een overbekende datum in de Romeinse geschiedenis, dat we volledig verklaren in hoofdstuk 9 van ons boek ‘Secrets of Time’. Jezus werd in het jaar 29 n.Chr. in september gedoopt en Hij stierf in 33 n.Chr., waarbij Abib 14 op een vrijdag viel. De opstanding vond toen op de derde dag plaats, op de zondagmorgen van Abib 16.
De Pinksterdag uit Hand. 2:1 viel op een zondag, de dag waarop de mensen normaal gesproken op dat moment in de geschiedenis het feest vierden. We weten uit Bijbelse verslagen dat de sadduceeën de macht hadden in de tempel tot aan de tijd van haar ondergang in 70 n.Chr. (zie ook Hand. 4:1). Het boek van Paul Jewett, genaamd ‘The Lord’s Day’, bevat op pag. 128 een voetnoot waarin staat,
“… de berekening van de sadduceeën, waarbij Pinksteren op een zondag viel, werden aangehouden bij de Joodse vieringen zolang de tempel er nog stond. Vandaar dat de herdenking van Pinksteren op een zondag binnen het christelijke jaar niet aangevochten kan worden. Na 70 n.Chr. werd in Jeruzalem de berekening van de farizeeërs aangenomen, waardoor Pinksteren op verschillende dagen in de week kon vallen.”
Net zoals het Pascha een historische tijd van Israëls uittocht uit Egypte aangaf, gaf Pinksteren de historische tijd aan dat God de tien geboden vanaf de berg Sinaï tot het volk sprak. Edershein zegt in ‘The Temple’ op pag. 260 het volgende,
“Volgens de unanieme Joodse traditie, die universeel werd in de tijd van Jezus, was de Pinksterdag de verjaardag van het ontvangen van de wet op de berg Sinaï, waaraan het Wekenfeest ook moest terugdenken.”
In die tijd hoorde heel het volk de stem van God in hun eigen taal spreken vanuit het midden van het vuur (Deut. 4:12). Alleen was het volk Israël te bang voor de stem van God om de rest van de wet te horen. We lezen in Exodus 20:19-21 het volgende,
19 Zij zeiden tegen Mozes: Spreekt ú met ons, dan zullen wij luisteren, maar laat God niet met ons spreken, anders sterven wij. 20 Mozes zei tegen het volk: Wees niet bevreesd, want God is gekomen om u op de proef te stellen en opdat de vreze voor Hem u voor ogen staat, u voor ogen staat opdat u niet zondigt. 21 Het volk bleef op een afstand staan, maar Mozes naderde tot de donkere wolk, waar God was.
Alle Israëlieten hadden genoeg geloof gehad om Egypte te verlaten en het Pascha te vieren, maar erg weinig van hen had het geloof om Pinksteren te ervaren op de berg Sinaï. Hun vrees weerhield hen om meer te horen dan alleen de tien geboden, dus stuurden ze Mozes de berg op om de rest van de wet te horen. Mozes ontving deze op stenen tafelen, terwijl, als het volk bereid was om de stem van God te horen, God deze wet op hun hart had willen schrijven.
In Hand. 2:1 lezen we dat de Heilige Geest aan de Kerk geschonken werd op de Pinksterdag. Het wordt beschreven als de tijd dat de Geest neerdaalde in tongen van VUUR op de hoofden van de discipelen. Net zoals God neerdaalde als vuur op de berg in de tijd van Mozes, daalde Hij nu neer als vuur op de discipelen. Het grootste verschil was dat de vurige aanwezigheid van God niet meer uiterlijk aanwezig was op de berg, maar nu innerlijk inwoning nam in de mens. Verder accepteerde God het vurige Pinksteroffer in de tempel niet meer. In plaats daarvan accepteerde Hij de discipelen en het offer op het altaar van hun hart. Dit laat de verandering van tempel zien waar God in wilde wonen. Hij verblijft niet meer in een tempel van hout en steen, maar wij zijn nu de tempel van God (1 Kor. 3:16). God bouwt, corporatief gesproken, een nieuwe tempel met Jezus Christus als Hoeksteen en de apostelen en discipelen als het fundament en anderen als levende stenen (Ef. 2:20-22).
Op de Pinksterdag werden de discipelen vervuld van de Geest en deden en verkondigden ze vreemde dingen. Een paar toehoorders dachten dat de discipelen dronken waren. Petrus reageerde hierop in Hand. 2:15 met de woorden: “deze mensen zijn namelijk niet dronken, zoals u vermoedt, want het is pas het derde uur van de dag.” De derde uur van de dag was het moment dat de priester in de tempel het Pinksteroffer van twee met zuurdeeg gebakken tarwebroden offerde aan God (Lev. 23:17). Zonder twijfel verlangden de discipelen ernaar om de Heilige Geest al eerder te ontvangen, maar God liet hen wachten tot de voorbestemde tijd – niet alleen de juiste dag, maar zelfs het precieze uur van de dag. Dit laat ons zien hoe belangrijk de timing voor God Zelf is. Het is eveneens een voorbeeld van hoe de feestdagen profetisch zijn met betrekking tot komende gebeurtenissen – en niet alleen van WAT er zou gaan gebeuren, maar ook WANNEER.
Omdat de timing zo belangrijk was bij de vervulling van de lentefeesten geloven wij dat de timing bij de vervulling van de herfstfeesten ook net zo belangrijk is. Er zijn veel mensen die Gods timing niet erg op prijs stellen. Zij zien de dingen alleen op niveau van ervaren. Maar het Woord laat ons BEIDE zien, zowel een persoonlijk, individueel ervaringsniveau, als een corporatief niveau, die voorbestemd zijn op bepaalde momenten in de geschiedenis.
De mens ervaart Pascha in zijn hart om zo gerechtvaardigd te worden door het geloof in het bloed van het Lam. Dit gold zowel voor het Oude als Nieuwe Testament. Maar dit betekent niet dat het niet nodig was geweest voor Jezus Christus om gekruisigd te worden op een voorbestemd moment in de geschiedenis. Als dit feest niet historisch vervuld was, zou er in feite helemaal geen persoonlijke rechtvaardiging zijn.
De mens moet eveneens ook in zijn hart Pinksteren ervaren om zodoende geheiligd te worden door de Geest. Ook dit gold voor zowel het Oude als Nieuwe Testament. Echter, deze persoonlijke ervaring deed niet af aan de noodzaak van de historische vervulling, die opgetekend is in Hand. 2.
Hierom beweren wij dat hetzelfde geldt voor de herfstfeestdagen. Sommige mensen zien alleen de persoonlijk toepassing van deze feesten, terwijl anderen niet eens voorbij de uiterlijke rituelen kunnen kijken die elk jaar weer worden gehouden op de voorbestemde tijden. Wij geloven dat elke feestdag een intens persoonlijke toepassing schenkt in het hart – maar wij geloven ook dat de historische gebeurtenissen omtrent de tweede komst van Christus geopenbaard zijn in de herfstfeesten.
Natuurlijk kunnen we nog veel meer schrijven over de lentefeestdagen, maar we willen slechts alleen wat achtergrondinformatie geven die bijdraagt aan het begrijpen van de herfstfeesten en hun profetische boodschap in relatie tot de tweede komst van Christus.