God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 13: De Echte Wegrukking

De “wegrukking” is geen Bijbelse term. Het is een theologische term waarmee vele Bijbelleraren verwijzen naar harpazo, de “opname” die in 1 Thessalonicenzen 4:17 wordt aangehaald. Net zoals bij zoveel woorden, zowel Bijbels als on-Bijbels, bevind het probleem zich niet in de terminologie, maar in de definitie van de mens en zijn begrip. Woorden worden slechts omgezet naar menselijke begrip zodat de betekenis begrepen kan worden.

Het is niet onze bedoeling om het woord “wegrukking” af te kraken, want in het woord zelf ligt het probleem niet. Het probleem is dat het woord haar definitie heeft ontvangen van de mens van de afgelopen twee eeuwen, die weinig tot niets afwisten van het Feest van de Bazuinen of van Loofhutten. Daarom is het overgrote deel van de Kerk vertelt dat wanneer Jezus terugkomt de doden zullen opstaan en meteen tot de hemel “(weg)gerukt” worden, in directe navolging van de levende heiligen. Maar dit onderwijzen de feestdagen niet. Zoals we al hebben gezien profeteert het Feest van de Bazuinen over de opstanding van de doden, maar zal het Loofhuttenfeest pas twee weken later vervuld worden.

Binnen het beeld van Johannes 6 en 7, hetgeen we in hoofdstuk 7 bestudeerd hebben, zagen we dat Petrus in het midden van het meer uit de boot stapte om tot Jezus te gaan en dat Jezus halverwege het Loofhuttenfeest kwam. Hoewel we niet met zekerheid kunnen zeggen wanneer Hij komt, suggereren de beelden nadrukkelijk dat Hij ergens halverwege het Loofhuttenfeest komt, waarna de overwinnaars, net als Petrus, opgenomen zullen worden om Hem op dat moment te ontmoeten. Maar dit zou dan pas twee weken na het Feest van de Bazuinen geschieden.

Uit deze patronen en wetten blijkt duidelijk dat we een nieuwe kijk op de tweede komst van Christus nodig hebben, een kijk die gebaseerd is op de brede kennis van zowel het Oude, als het Nieuwe Testament. Laten we, met dat in gedachte, gaan kijken naar 1 Thessalonicenzen 4:14-18,

14 Want als wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem. 15 Want dit zeggen wij u met een woord van de Heere, dat wij die levend zullen overblijven tot de komst van de Heere, de ontslapenen beslist niet zullen voorgaan. 16 Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. 17 Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen [Grieks: harpazo, “weggenomen”] worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn. 18 Zo dan, troost elkaar met deze woorden.

Deze passage vermeldt NIET dat ze, wanneer ze zullen opstaan uit de dood, meteen “weggenomen” zullen worden. Dit wordt verondersteld door hen die niet bekend zijn met het Feest van de Bazuinen. Paulus geeft ons de volgorde van de gebeurtenissen die zullen gaan gebeuren, maar hij zegt weinig tot niets over de timing hiervan. Misschien komt dat wel door het volgende verzen (5:1, 2),

1 Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft, broeders, is het voor u niet nodig dat men u schrijft. 2 Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht.

Deze christenen uit Thessalonica wisten de tijden en seizoenen al, omdat zij bekend waren met de feestdagen die deze tijden en seizoenen bevestigen. Het is daarentegen erg jammer dat de hedendaagse christenen zo weinig kennis hebben van de feestdagen. Het gebrek aan goede onderwijzing heeft ervoor gezorgd dat het overgrote deel van de Kerk het Bijbelse materiaal, wat Paulus niet beschrijft in zijn brief, wel nodig heeft. Vanwege deze reden hebben wij deze fundamentele leer in de eerste hoofdstukken van dit boek voorzichtig gelegd. Net zoals Paulus kunnen wij nu ook zeggen dat het niet nodig is om deze zaken te herhalen. Maar wij kunnen echter wel teruggrijpen naar passages uit het Oude Testament die Paulus als bronmateriaal gebruikte.

DE EERSTE WET OVER DE KOMST VAN CHRISTUS

Vanaf het begin van de schepping had God al het doel om de zonen van God, naar Zijn gelijkenis, voort te brengen. Vanwege de zonde faalde de eerste Adam om dit te volbrengen. De tweede Adam echter, ofwel Jezus Christus, was bestemd om dit doel te volbrengen. Eva was uit Adam genomen; de Kerk was uit Jezus’ zijde genomen. Door de scheiding van man en vrouw schiep God de noodzaak van het huwelijk om zodoende deze twee weer terug te brengen tot een nieuw type eenheid. Vervolgens laat Genesis 2:22-24 ons zien HOE deze eenheid bereikt moest worden:

22 En de HEERE God bouwde de rib die Hij uit Adam genomen had, tot een vrouw en Hij bracht haar bij Adam. 23 Toen zei Adam: Deze is ditmaal been van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees! Deze zal mannin genoemd worden, want uit de man is zij genomen. 24 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn.

Merk bovenal op dat het de man is die zijn vader en moeder zal verlaten. Dit is een profetische verklaring, die bovenal van toepassing is op de Tweede Adam wanneer Hij komt om Zijn bruid op te eisen. Christus moet Zijn Vader (Yahweh) en Moeder (El Shaddai) verlaten en naar de aarde komen om verenigd te worden met Zijn vrouw. (Hiermee veronderstellen wij niet dat Yahweh en El Shaddai twee aparte goden zijn; het is simpelweg een mannelijke en vrouwelijke manifestatie van God. Het verschil heeft te maken met de manier waarop we met God verbonden zijn, en het is dus geen persoonlijk verschil.)

In deze zin moest Jezus Christus de hemel verlaten om naar de aarde te komen, het huis van de bruid. Het is niet het GEVAL dat de bruid haar vader en moeder moet verlaten om naar de hemel te gaan, het huis van haar Echtgenoot.

Wanneer Paulus dus spreekt over de komst van Christus, spreekt hij van gelovigen die Hem in de lucht ontmoeten om Hen naar de aarde te brengen, en niet van gelovigen die naar de hemel gaan om daar hun laatste huis te hebben. Het grootste doel van de schepping en van de geschiedenis is dat de hemel naar de aarde komt, dat Christus Zichzelf openbaart in de aarde, en dat de heerlijkheid van God de aarde vervuld. Dit om Zijn Koninkrijk op de aarde te vestigen, en niet om de aarde te vernietigen en een koninkrijk in de hemel te creëren. Zijn doel is het voortbrengen van geestelijk vlees dat de heerlijkheid van God openbaart, waarvan Mozes een type was en Christus een voorbeeld.

De verklaring van God in Genesis 2, zojuist geciteerd, is de eerste grote intentieverklaring die het profetische patroon over de komst van Christus vast stelt. Het zegt echter niets over de manier van Zijn komst, noch iets over details en timing. Deze details zijn gereserveerd om eeuwen later door andere profeten, door middel van progressieve openbaringen van waarheid, geleerd te worden. Toch kan geen toekomstige openbaring deze basiswet over de komst van Christus, die meteen bij het begin is opgesteld, tegenspreken.

DE PATRONEN IN EXODUS 19 OVER DE KOMST VAN CHRISTUS

Wij zijn gewend te denken dat God op de berg Sinaï de Vader is, gescheiden van de Zoon. Wij zijn geneigd te denken dat Yahweh (d.w.z. “Jehovah”) de God van het Oude Testament is en Jezus Christus de God van het Nieuwe Testament. Maar Exodus 15:2 en Jesaja 12:3 verklaart het volgende: “Yahweh is mij tot heil [Yashua] (de Hebreeuwse naam voor Jezus) geweest.” Zodoende kunnen wij dus zeggen dat Jezus Christus de incarnatie van Yahweh, de God die Zichzelf in Exodus 6:2 en 3 aan Mozes openbaarde, is, en ook dezelfde God is die de op de berg Sinaï de Wet aan Israël gaf.

Wij kunnen, vanwege deze reden, zeggen dat Jezus Christus bij de berg Sinaï in de verschijning van Vuur naar de aarde kwam. Bij die komst was Hij echter niet als vlees en bloed verschenen. Vanwege de reden noemen wij de manifestatie op Sinaï gewoonlijk geen komst van Christus. Wat wij hiermee willen zeggen is dat het geen komst van vlees-en-bloed was door middel van incarnatie. Wij moeten echter wel begrijpen dat er in de dagen van Mozes aan de voet van de berg Sinaï beelden omtrent de komst van Christus werden gebruikt.

Het begrip van Paulus over de tweede komst van Christus is afgeleid van enkele passages uit het boek Exodus. De eerste is Exodus 19:18,

18 De berg Sinaï was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur neerdaalde. De rook ervan steeg omhoog als de rook van een oven, en heel de berg beefde hevig.19 Het bazuingeschal werd gaandeweg zeer sterk. Mozes sprak en God antwoordde hem met een stem. 20 Toen daalde de HEERE neer op de berg Sinaï, op de top van de berg. De HEERE riep Mozes naar de top van de berg en Mozes klom naar boven.

Vergelijk deze passage eens met de uitleg van Paulus in het Nieuwe Testament. In Exodus 19:18 “daalde de HEERE neer”. In 1 Thessalonicenzen 4:16 lezen we dat “de Heere zelf zal neerdalen”.

In Exodus 19:19 “werd het bazuingeschal gaandeweg zeer sterk”. In 1 Thessalonicenzen 4:16 lezen we van “de stem van de aartsengel en de bazuin van God”.

In Exodus 19:20 “klom Mozes de berg op”, welke door een wolk bedekt was. In 1 Thessalonicenzen 4:17 worden de heiligen “samen met hen opgenomen in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht”.

Een vergelijking van de uitleg van Paulus met het boek Exodus toont duidelijk aan dat Paulus Mozes had bestudeerd en dat hij wist dat het patroon van de tweede komst van Christus al vele jaren eerder was gelegd toen Jezus op de berg Sinaï naar de aarde kwam.

DE PATRONEN IN EXODUS 24 OVER DE KOMST VAN CHRISTUS

Er zijn nog meer passages in het boek Exodus die opvallend overeenkomen met de beschrijving van Paulus over de komst van Christus. Dit omdat Mozes uiteindelijk acht keer de berg op en af is gegaan. Telkens wanneer Mozes (die een beeld was van Jezus Christus – Hand. 7:37) een tocht maakte, bevestigde hij meer details van Zijn patroon van de tweede komst van Christus. Exodus 24:13-8 zegt,

13 Toen stond Mozes op, met zijn dienaar Jozua, en Mozes klom naar boven, de berg van God op. 14 Hij zei tegen de oudsten: Blijf hier op ons wachten, totdat wij bij u terugkomen. En zie, Aäron en Hur blijven bij u. Wie bepaalde zaken heeft, moet naar hen toe gaan. 15 Toen Mozes de berg opklom, bedekte de wolk de berg. 16 De heerlijkheid van de HEERE bleef op de berg Sinaï rusten, en de wolk bedekte hem zes dagen lang. Op de zevende dag riep Hij Mozes, vanuit het midden van de wolk. 17 De aanblik van de heerlijkheid van de HEERE op de top van de berg was in de ogen van de Israëlieten als een verterend vuur. 18 Mozes ging de wolk binnen en klom de berg verder op. En Mozes was veertig dagen en veertig nachten op de berg.

Deze opeenvolging van gebeurtenissen vestigen het patroon van de opstanding, hemelvaart en tweede komst van Jezus. Merk op hoe vers 13 Mozes aan Jozua, ofwel Yashua (Jezus) koppelt. “Mozes stond, als het ware, op” uit de dood en “klom naar boven de berg op”. Nog voordat hij opvoerde vertelde hij de oudsten: “Blijf hier op ons wachten totdat wij bij u terugkomen.” Dit is precies hetzelfde als wat Jezus Zijn discipelen vertelde voorafgaand aan Zijn hemelvaart in Lukas 24:49 en Hand. 1:4. Ze moesten in Jeruzalem blijven wachten totdat de Heilige Geest op hen zou neerdalen. Zoals we kunnen lezen in Hand. 1:9 verdween Jezus vervolgens in een wolk,

9 En nadat Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.

Mozes voer op en verbleef 40 dagen op de berg. Ook Jezus voer op ten hemel, waar Hij leeft om voor ons te pleiten (Heb. 7:25). Mozes bleef 40 dagen op de berg. Het is heel goed mogelijk dat dit profetisch is voor 40 Jubeljaren waarbij Jezus, sinds Zijn hemelvaart, in de hemel verblijft. Veertig Jubeljaren is een periode van 40 x 49 jaar, ofwel 1960 jaar. Ik ben van mening dat Hij in 33 n.Chr ten hemel voer, waardoor de 40 Jubeljaren dus eindigden in 1993 n.Chr. Als er enigszins iets van deze berekening klopt kan Zijn wederkomst wel eens heel dichtbij zijn.

Maar Mozes is naast een beeld en schaduw van Jezus Christus ook een beeld en schaduw van de overwinnaars. Als we het opvaren van Mozes vanuit dat perspectief bekijken, dan bevat het opvaren van Mozes patronen van ons eigen opvaren om de Heere te ontmoeten in de lucht. Wij zien in Exodus 24:16 dat de wolk op de berg de heerlijkheid van God voor zes dagen vervulde. Vervolgens riep God op de zevende dag Mozes om de berg op te gaan. Het lijkt erop dat dit profeteert dat ons opvaren om Hem te ontmoeten, waarbij de wet op ons hart geschreven zal worden, op het begin van de zevende dag zal plaatsvinden – ofwel het zevende millennium vanaf Adam. Dit werd breed gedragen door de vroege Kerk. Een studie over timing is echter niet geschikt binnen dit boek. Mocht u hierin geïnteresseerd zijn, dan verwijzen wij u graag naar ons boek “Secrets of Time”, waar wij de chronologie van de geschiedenis en haar relatie tot de goddelijke Jubeljaarkalender uitvoeriger hebben behandeld.

HOE ONTMOETEN WIJ DE HEERE?

1 Thessalonicenzen zegt ons dat wij de Heere zullen “ontmoeten” in de lucht. Het Griekse woord dat vertaalt is met “ontmoeting” is apantesis. Apantesis is de technische term voor hetgeen de stadsleiders doen wanneer een erg belangrijk persoon hen bezoekt. Zij sturen een welkomstdelegatie om hem te ontmoeten. Maar de delegatie gaat niet terug naar de stad van de bezoekende waardigheidsbekleder. Nee, in plaats daarvan escorteren ze hem naar hun eigen stad.

Deze technische term wordt in Mattheüs 25:1 gebruikt en vervolgens nog eens in vers 6, waar het gaat over de gelijkenis van de meisjes (maagden). Daar lezen we,

1 Dan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien meisjes, die hun lampen namen en op weg gingen, de bruidegom tegemoet [apantesis]6 En te middernacht klonk er een geroep: Zie, de bruidegom komt, ga naar buiten, hem tegemoet [apantesis]!

In de gelijkenis wachten de meisjes op de komst van de bruidegom die Zijn bruid komt opeisen. Toen Hij in de buurt was klonk de roep dat de bruidegom kwam. Enkelen gingen uit om Hem te ontmoeten; anderen deden dit niet. Zij waren allemaal meisjes (maagden) – d.w.z., het waren allemaal gelovigen. Maar enkelen waren overwinnaars en anderen niet. Niet iedereen vierde het huwelijksfeest, hetgeen het Loofhuttenfeest is. Degenen die niet genoeg olie (de Heilige Geest) hadden moesten in het late uur nog extra inkopen, maar we lezen in vers 10,

10 Toen zij weggingen om olie te kopen, kwam de bruidegom; en zij die gereed waren, gingen met hem naar binnen naar de bruiloft, en de deur werd gesloten.

Uit dit vers kunnen we opmaken dat de bruidegom de wijze meisjes blijkbaar niet meenam naar de plek waar hij vandaan kwam. In plaats daarvan escorteerden de meisjes hem naar de plek waar ze op hem gewacht hadden. Dit hangt samen met de betekenis van het woord apantesis, zowel in deze gelijkenis als in 1 Thessalonicenzen 4:17.

Handelingen 28:15 is een andere plaats waar apantesis gebruikt wordt. Dit is het verhaal over de reis van Paulus als gevangene van Jeruzalem naar Rome:

15 En daarvandaan kwamen de broeders, die van onze zaken gehoord hadden, ons tegemoet [apantesis], tot Appiusmarkt en de Drie Tabernen [Grieks: Taberne]. Toen Paulus hen zag, dankte hij God en vatte hij moed.

De christenen in Rome ontmoette Paulus alsof hij een bezoekende waardigheidsbekleder was. Dit was een enorme bemoediging voor Paulus. Toch is het duidelijk dat Paulus niet omkeerde en deze christenen mee naar Jeruzalem bracht. Zij ontmoette Paulus en escorteerde hem naar Rome.

Dit voorbeeld bevat in de Griekse tekst zelf nog een verborgen verwijzing naar het Loofhuttenfeest. Zij ontmoeten hem bij de Drie Tabernen. Het woord dat vertaalt is met Tabernen is taberne. Dit komt oorspronkelijk van het Latijnse woord taberna, dat het Grieks overgenomen en zich eigen gemaakt heeft. Dus in de tekst zelf bestaat er een verband tussen apantesis – het ontmoeten van de Heere – en het Feest van Tabernakelen, ofwel het Loofhuttenfeest. Het suggereert dat wij de Heere zullen ontmoeten tijdens het Loofhuttenfeest, evenals de broeders in Rome Paulus bij de Drie Tabernen ontmoeten.

Er zijn nog andere voorbeeld die apantesis illustreren. In Mattheüs 14:22-34 wordt de term apantesis niet gebruikt, maar vertoont het verhaal wel hetzelfde principe. Dit is één van de passages die we eerder hebben behandeld. Het is de passage waar Jezus in de storm over het water naar de discipelen loopt. Petrus stapt uit de boot om Hem te ontmoeten en om Jezus naar de boot te escorteren. In onze studie over het Loofhuttenfeest  zagen wij dat dit verhaal profetisch is voor de tweede komst van Christus, waarbij Petrus de overwinnaars vertegenwoordigd. Petrus stapte uit de boot om vervolgens samen met Jezus terug naar de boot, waar de andere discipelen waren, te wandelen. Het is belangrijk om op te merken dat Jezus niet omkeerde en terugging naar de andere kust vanwaar Hij gekomen was, en in geen geval nam Hij Petrus mee naar de andere kust.

De betekenis van de term apantesis ondersteund de eerste wet in Genesis 2:22-24, die we eerder citeerden, over de komst van Christus. Overduidelijk verlaat de Man Zijn huis om naar de aarde te gaan om daar te wonen. De bruidsmeisjes (maagden) gaan uit om de Bruidegom, wanneer Hij komt om Zijn bruid op te eisen, te ontmoeten, maar noch van de bruidsmeisjes noch van de bruid zelf wordt verwacht dat zij de Bruidegom volgen naar Zijn hemelse huis om daar te wonen. Het woord apantesis, zoals dit in het Nieuwe Testament gebruikt wordt, toont ons samenhangend dat het een ontmoeting betreft waarbij een belangrijk persoon naar zijn bestemming begeleid wordt.

DE OPNAME (HARPAZO)

Paulus schrijft in 1 Thessalonicenzen 4:17 dat “wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen [Grieks: harpazo, “weggenomen”] worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht.” Het Griekse woord harpazo wordt verkeerd opgevat, omdat de meesten mensen dit woord niet bekijken in het licht van Loofhutten. Johannes 7:14 toont ons dat Christus halverwege (in het midden) het Loofhuttenfeest komt. Johannes 6:21 en Mattheüs 14:28-32 toont ons dat wij de Heere zullen ontmoeten in de lucht. Net zoals Petrus Jezus ontmoette, maar Jezus nam hem niet mee naar de kust waar Hij vandaan kwam. In plaats daarvan ontmoette Petrus Hem om Hem mee te nemen naar de boot.

Toen zij in de boot stapten ervoeren zij allemaal de harpazo (Joh. 6:21). Zij werden weggenomen naar Kapernaüm (Joh. 6:24), dat een lange tijd tot hoofdkwartier van de bediening van Jezus diende. Omdat Kapernaüm de “bedekking van de Trooster” betekent, profeteert het van het moment dat de overwinnaars de volkomen bedekking van de Geest zullen ontvangen. Dit is het ultieme doel van de achtste dag van Loofhutten.

Uit het verhaal van de discipelen lijkt het er bijna op dat de “opname” geschiedt NADAT  we zijn uitgegaan om Hem te ontmoeten. Want de boot vol met discipelen werd weggenomen NADAT Petrus en Jezus terug in de boot stapten. Toch is het duidelijk dat wij dat verhaal niet op die manier moeten opvatten. Want Paulus zegt uiteindelijk dat het doel van de harpazo is om de Heere in de lucht te ontmoeten. Wij ontmoeten de Heere niet om slechts daarna de harpazo te ervaren.

Vanwege deze reden moeten we de bekwaamheid van Petrus, namelijk het wandelen op het water, aanduiden als de ervaring van harpazo van de overwinnaars die Christus bij Zijn komst zullen ontmoeten. Na dit zullen de overwinnaars – net zoals de boot vol met discipelen – permanent de mogelijkheid bezitten om van plaats naar plaats te ‘switchen’ (gaan), net zoals Jezus deed, na Zijn opstanding. Zij zullen in staat zijn om met de snelheid van gedachten van het ene gedeelte van de aarde naar het andere gedeelte, of tussen hemel en aarde, te reizen (d.w.z., tussen de geestelijke dimensie en de dit aardse universum).

DE BETEKENIS VAN DE HARPAZO VAN PETRUS

Het verhaal zelf heeft een allegorische betekenis. Jezus klom de “berg” op om te bidden, of om voor ons te pleiten (Heb. 7:25). In de tussentijd stuurde Hij de discipelen vooruit, de komende storm in. Met andere woorden, de discipelen werden de wereld ingezonden, waar zij beproeving en vervolging zouden ervaren aan de hand van politieke en religieuze systemen van de wereld. Vervolgens kwam Jezus, wandelend over het water, tot hen in het midden van het meer. Dit duidt op Zijn positie van autoriteit over alle volken, want Openbaringen 17:15 zegt dat de wateren “volken, menigten, naties en talen” zijn.

Dan zien we dat de bekwaamheid van Petrus om over het water te wandelen aantoont dat ook de overwinnaars de autoriteit over de volken gegeven wordt. Het feit dat Petrus begon te zinken toen hij bang voor de wind en de golven werd toont ons dat deze autoriteit op geloof gebaseerd is. Hij moest zijn ogen op Jezus Christus gericht houden, in plaats van op de wind en de golven.

Het lijkt erop dat angst mensen diskwalificeert om overwinnaars te worden. Dit leren wij ook uit de wetten over oorlog uit Deuteronomium 20:8 en uit het verhaal van Gideon, wiens leger behoorlijk was gereduceerd nadat de bevreesde mensen vertelt was naar huis te gaan. (Richteren 7:3). Helaas is vele christenen geleerd om bang te zijn voor de wind en de golven om hen zodoende binnen de boot te houden. Vaker dan gewenst worden zij overtuigd om Christus te accepteren uit angst voor Gods wraak, in plaats van tot Hem getrokken te worden door de openbaring van Zijn liefde. Als zij eenmaal in de kerk zitten wordt hen vaak vertelt om huiverig naar anderen te luisteren, want alleen de leiders van de denominaties of de boeken die zij sanctioneren bevatten waarheid. Het leiderschap weet dat de mensen door angst beheerst kunnen worden.

De angst voor sekten heeft voor de meeste christenen gezorgd dat zij onwetend bleven van het Woord. Vele denominatie leiders onderwijzen christenen vrijuit om angstig te zijn voor de wind en de golven buiten hun boot, waarmee ze denken dat zij hun kudde voor gevaar beschermen. Zij nemen aan dat hun denominatie alle belangrijke kennis en waarheid bezit. Naar aanleiding van deze aanname proberen zij te voorkomen dat de mensen andere dingen gaan leren die voorbij dat niveau van waarheid gaan. Dus onder het mom van de bescherming van de kudde, bouwen zij een muur om zich heen, dat zonder probleem in een gevangenismuur kan veranderen.

Angst kan voor sommige mensen inderdaad een goede motivatie zijn christen te worden. Angst is daarnaast ook erg effectief om te voorkomen dat mensen hun lidmaatschap opzeggen. Maar angst zorgt niet voor overwinnaars. Overwinnaars zijn christelijke gelovigen die niet bang zijn voor de wind en de golven en bereid zijn om deze te trotseren en, net zoals Petrus, er boven te staan. De andere grote factor om overwinnaars te definiëren is het feit dat zij kunnen vergeven vanuit de gedachte en de wetenschap van de principe van het Jubeljaar. Aan het einde van hoofdstuk drie hebben we hierover geschreven, maar voor meer details kunt u ons boek “Secrets of Time”, pag. 10-14, er op na slaan.

DE BETEKENIS VAN DE HARPAZO VAN FILIPPUS

In Handelingen acht lezen we hoe Filippus het evangelie verkondigt in Samaria. Van daaruit leidde de Geest hem naar de woestijn om een Ethiopische eunuch te ontmoeten. De eunuch las op dat moment net Jesaja 53 zonder te weten waar dit over ging. Filippus legde de Schriften uit en doopte hem. In Handelingen 8:39 en 40 lezen we,

39 En toen zij uit het water opgekomen waren, nam de Geest van de Heere Filippus weg [Grieks: harpazo]; en de kamerheer zag hem niet meer, want hij vervolgde zijn weg met blijdschap. 40 Maar Filippus werd aangetroffen in Asdod; en terwijl hij het land doorging, verkondigde hij het Evangelie in alle steden, totdat hij in Caesarea kwam.

Hetzelfde Griekse woord (harpazo), dat gebruikt wordt bij de ‘wegname’ Filippus, vinden we ook in 1 Thessalonicenzen 4:17. Filippus werd “weggevoerd”, maar verliet in die zin de aarde niet. Hij werd van de ene plaats naar de andere getransporteerd. Hij had dezelfde ervaring die de discipelen hadden toen Jezus, in het midden van het meer van Galilea, de boot instapte. Filippus trof zichzelf aan in Asdod. Van daaruit verkondigde hij het evangelie tot aan Caesarea.

Dit verhaal is eveneens profetische allegorie. Filippus en Stefanus stellen, in Handelingen 6-8, de twee werken van Christus voor. Stefanus beeldt het eerste werk van Christus uit, waarin hij een martelaar werd door van Christus te getuigen. Hij werd gestenigd door Joden die hun eigen religieuze systeem verdedigden tegen de nieuwe “sekte”. Saulus was bij die steniging en stemde in met zijn dood (Handelingen 8:1).

Aan de andere kent beeldt Filippus het tweede werk van Christus uit en haar succes in de verkondiging van het Woord aan al de volken. Filippus ervaart de harpazo, de “wegname”. Als eerste verkondigd hij met succes het evangelie aan de Samaritanen en vervolgens aan de Ethiopische eunuch. Van daaruit gaat het Woord naar de oude Filistijnse stad Asdod (Azotus). Vanuit Asdod verkondigd Filippus tot aan Caesarea, een stad die gebouwd en genaamd is door koning Herodus ten gunste van keizer Augustus. De Romeinse procureurs uit Palestina woonden daar en de meeste burgers waren Grieken. Op die manier is het verhaal profetisch over de overwinnaars ten tijde van de tweede komst van Christus, die, door verkondiging van het Woord onder de volkomen zalving van de Geest, in staat zijn om alle dingen onder de voeten van Jezus te brengen.

Dit verhaal lijkt op het verhaal van het succes van Jona bij de prediking in Ninevé. Beide verhalen profeteren van het woord van God dat over de gehele wereld zal gaan totdat de koninkrijken van de aarde volkomen de heerlijkheid en soevereiniteit van Jezus Christus en Zijn recht om de aarde te regeren erkennen. Dit zal in het aanstaande Loofhuttentijdperk verwezenlijkt worden.

DE BETEKENIS VAN DE HARPAZO VAN DE MENSENZOON

In Openbaringen 12:1-5 lezen we,

1 En er verscheen een groot teken in de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, en de maan was onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. 2 En zij was zwanger en schreeuwde het uit in barensnood en in haar pijn om te baren. 3 En er verscheen een ander teken in de hemel. En zie: een grote vuurrode draak met zeven koppen en tien horens. En op zijn koppen zeven diademen. 4 En zijn staart veegde het derde deel van de sterren van de hemel en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die op het punt stond te baren, om haar Kind te verslinden, zodra zij Het gebaard zou hebben. 5 En zij baarde een Zoon, een mannelijk Kind [“manchild” in de KJV; ofwel “Mensenzoon”], dat alle heidenvolken zal hoeden met een ijzeren staf. En haar Kind werd weggerukt [harpazo] naar God en naar Zijn troon.

De geboorte van Jezus Christus was het oorspronkelijke patroon van de scene die hier beschreven wordt in Openbaringen 12. Toen Hij geboren werd probeerde koning Herodus (geïnspireerd door de rode draak) Hem te doden. Herodus was daarom ook half Edomitisch en half Judeeër. Edom betekent “rood”. Daarom was Herodus in de tijd van Jezus de openbaring van de rode draak. Maria vervulde het gedeelte over de vrouw die Jezus baarde; en Jezus was natuurlijk de oorspronkelijke Mensenzoon, of mannelijk Kind, uit de profetie.

Jezus moest “alle heidenvolken hoeden met een ijzeren staf” (12:5). Maar het belangrijke punt van onze studie is het feit dat de harpazo werd vervuld door Zijn (hemel)vaart naar Zijn hemelse troon. De herziene Statenvertaling zegt dat Hij “WEG-gerukt” werd, ofwel Hij werd WEG-genomen. De Concordantie van Strong verwijst naar “grijpen” als haar betekenis. De Expository Dictionary van Vine verwijst naar “wegrukken of wegnemen” als haar betekenis. Het woord is afgeleidt van haireomai, dat “gekozen door stemming of verkozen om te zetelen” betekent. In 2 Thessalonicenzen 2:13 gebruikt Paulus dit woord,

13 Maar wij moeten God altijd voor u danken, broeders, die geliefd bent door de Heere, dat God u van het begin verkoren [haireomai] heeft tot zaligheid, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid. 

Met andere woorden, het woord impliceert Gods verkiezing tot een gekozen autoriteit. Mattheüs 12:18 gebruikt een andere vorm van hetzelfde woord, waar zij van Jezus het volgende zegt: “Zie, Mijn Knecht, die Ik verkoren Heb.” Op dezelfde wijze gebruikt Openbaringen 12:5 de term harpazo. Jezus Christus werd weggenomen tot de troon van God, omdat Hij Diegene was Die gekozen was om alle volken te regeren (hoeden) met een ijzeren staf. Dat wil zeggen, God rukte Hem weg, of nam Hem weg, tot de troon, want Hij was de Verkorene, of Gekozene, om alle volken te regeren.

Deze profetie uit Openbaringen 12 is eveneens een profetisch patroon voor de rechtsgeldende geboorte van de Zonen van God, dat gevolgd wordt door hun opname (vaart) tot de troon. Er is absoluut geen reden te bedenken waarom deze opname een opname moet zijn waarbij de gelovigen de zwaartekracht trotseren en buiten de aardse atmosfeer stijgen om naar een hemels land voorbij de maan te reizen. Er is geen reden om van mening te zijn dat deze gelovigen naar één of andere planeet, ster of hemel voorbij het zonnestelsel GAAN. De hemel is geen stuk onroerend goed in de ruimte met kastelen en weidegrond, noch is het een enorm ruimteschip dat sommigen zich inbeelden.

De hemel is een dimensie, geen locatie. We moeten begrijpen dat geestelijke zaken, geestelijke wezens en geestelijke locaties niet lijken op onze drie dimensionale wereld. De Bijbel tekent slechts woordelijke beelden in aardse termen om ons de geestelijke en hemelse zaken te laten bevatten.

De echte wegrukking is een (hemel)vaart naar de troon, het is een positie van autoriteit waar God de overwinnaars toe roept naar Zijn soevereine verkiezing. Helaas is het zo dat het concept van de harpazo zo een dergelijk vleselijk concept is geworden, dat het voor de theologen vereist was om een nieuw woord op te werpen, namelijk “wegrukking”. De termen “(hemel)vaart” of “opname” (wegnemen) waren niet langer meer adequaat om de nieuwe inzichten van de mens van de afgelopen 150 jaar te beschrijven. Daarom begon ze maar te spreken in termen van een “wegrukking”. Toch komt deze nieuwe term van het Latijnse woord raptus, dat letterlijk “grijpen” betekent. Zoals we al hebben gezien is dit identiek aan Strongs defenitie van harpazo. Daarom vinden wij het woord “wegrukking” ook prima. Het probleem dook op toen men het woord ging definiëren zonder het Loofhuttenfeest te begrijpen.

EEN ONTMOETING MET DE HEERE IN LUCHT EN IN DE WOLKEN

1 Thessalonicenzen 4:17 zegt dat wanneer wij opgenomen worden, wij Hem zullen ontmoeten “in de lucht”. Betekent dit echter in de bovenste atmosfeer of simpelweg boven de grond? In deze passage definieert Paulus op geen enkele wijze het woordje “lucht”. Omdat Paulus zegt dat wij Hem samen zullen ontmoeten “in de wolken”, wordt de komst van Christus over het algemeen afgeschilderd alsof Hij uit de ruimte komt. Er wordt aangenomen dat de gelovigen Hem ergens vele kilometers boven het aardoppervlak zullen ontmoeten, misschien wel in de stratosfeer.

Ten eerste is het Griekse woord waar “lucht” mee vertaalt is “aer”. De Concordantie van Strong zegt hierover: “stamt af van aemi (onbewust ademhalen, d.w.z., ademen; bij analogie, blazen).” Het woord wordt gebruikt in Handelingen 22:23,

23 En toen zij schreeuwden en de kleren van zich afsmeten en stof in de lucht [aer] gooiden.

Merk op dat het stof niet tot de bovenste atmosfeer steeg. De lucht in deze passage betrof slechts een paar centimeter boven de grond, en de stof bedekte waarschijnlijk een ieder die aanwezig was. In deze context betekent aer boven de grond waar men kan ademen, in tegenstelling tot onder de grond waar men kan stikken. 1 Korinthe 9:26 zegt ons hetzelfde:

26 Ik loop daarom niet zonder duidelijk doel en ik vecht zó met de vuist dat ik niet maar wat in de lucht [aer] sla.

Met andere woorden, Paulus zegt dat hij slechts aan het “schaduwboksen” was in zijn pogingen om Christus te volgen. Het beeld toont aan dat men, binnen het bereik van een bokser, in de lucht kan slaan. Het woord wordt niet gebruikt om de bovenste atmosfeer, die zich enkele kilometers boven de aarde bevindt, aan te duiden. Paulus gaat in 1 Korinthe 14:9 verder door te zeggen dat als mensen in tongen spreken en dit niet begrepen wordt, zij slechts maar wat in de lucht spreken. Al deze voorbeelden tonen aan dat de aer verwijst naar boven de grond, in tegenstelling tot onder de grond.

Maar hoe zit het met de WOLKEN? Duidt dit niet op het feit dat wij Christus zullen ontmoeten in de bovenste atmosfeer?

De verwijzing van Paulus naar de “wolken” komt van het feit dat Mozes de berg Sinaï opklom om de HEERE in de wolk te ontmoeten. Wolken staan symbool voor een aantal zaken. Het woord zelf komt van het Griekse woord nephele af. Dit stamt weer af van nephos. De Expository Dictionary van Vine zegt dat het

“duidt op een bewolkte, vormloze massa die de hemelen bedekt. Vandaar dat het metaforisch als een (dichte) menigte wordt gebruikt, Heb. 12:1.”

Het woord nephele kan fysieke wolken betekenen, maar de Bijbel gebruikt deze term vaak op een figuurlijke manier. Hebreeën 12:1 gebruikt de term om te verwijzen naar “zo groot een wolk [ofwel: menigte, HSV] der getuigen rondom ons (SV),” dat figuurlijk verwijst naar de Oudtestamentische overwinnaars die opgesomd worden Hebreeën 11. Ook spreekt Jezus over de dag van Zijn verschijning, “komende op de wolken van de hemel.” (Mat. 26:64). Velen vatten dit letterlijk op, maar als we deze passage beter bestuderen lijkt een figuurlijke interpretatie beter op zijn plaats:

64 Jezus zei tegen hem: U hebt het gezegd. Maar Ik zeg u: Van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht [dunamis, “kracht”] van God en zien komen op [epi, “bovenop”] de wolken van de hemel.

Jezus sprak deze woorden tot het Sanhedrin en de hogepriester Kajafas, die op het punt stonden Hem ter dood te veroordelen vanwege blasfemie. Nu zou iemand zich af kunnen vragen hoe deze ongelovigen van het Sanhedrin later Christus “zien zitten aan de rechterhand van de kracht van God?” We weten uit Handelingen 7:55 dat Stefanus Jezus Christus in heerlijkheid zag staan aan de rechterhand van God, maar het valt te betwijfelen of deze ongelovigen hetzelfde visioen zullen zien. Het beste is om de samenhang te zien met het laatste gedeelte van het vers waar Hij zegt dat Hij zal “komen op de wolken van de hemel.”

Wij interpreteren dit als volgt: De Zoon des Mensen is gezeten aan de rechterhand van de kracht van God, waarvandaan Hij kan komen bovenop de grote wolk (menigte) van getuigen op het Loofhuttenfeest. Dit zijn de “wolken van de hemel” en zij zetelen nu al figuurlijk met Hem in de hemelen, want in Efeze 2:6 zegt Paulus,

6 en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus.

In één opzicht zijn de wolken de overwinnaars waarin en waarop Jezus zal komen. De kracht van Zijn troon zal aan deze gelovigen gegeven worden. Jezus vertelde Kajafas in wezen dat hij en zijn Sanhedrin afgezet en verwisseld zouden worden door de autoriteit van de Zoon des Mensen en de wolk van Zijn getuigen.

Dit is begonnen op de Pinksterdag en zal voleindigd worden met de vervulling van Loofhutten. Jezus had Zijn discipelen vertelt dat zij de “kracht” (dunamis) zouden ontvangen nadat de Heilige Geest op hen neer zou dalen (Handelingen 1:8). Omdat Pinksteren een onderpand van de Geest is, en zodoende een belofte is van de volheid van hetgeen nog moet geschieden onder Loofhutten, kunnen we uit de gebeurtenissen van Handelingen 2 het patroon opmaken van hetgeen nog moet geschieden. Als de discipelen in de bovenkamer (en degenen die na hen kwamen) met Pinksteren “kracht” werd gegeven, dan zal een groter gedeelte van kracht worden gegeven bij de vervulling van Loofhutten.

Vandaar dat het lijkt dat Jezus de bron van kracht van de overwinnaars onder Pinksteren, en uiteindelijk onder Loofhutten, is, wanneer Hij aan de rechterhand van de kracht van God staat. Op deze manier zal Hij bovenop de wolken van de hemel komen. Het zal waarschijnlijk niet, zoals wij dit ons kunnen voorstellen, in de lucht vervuld worden. Zowel Paulus als Jezus gebruiken symbolisch beeldende woorden die niet letterlijk genomen moeten worden. Ten eerste spreken zij van wolken om de aandacht van de lezer naar Mozes te trekken, die de berg opklom en de wolk inging, en ten tweede spreken zij hiervan om aan te tonen dat het Koninkrijk gevestigd zal worden door de mond van een grote menigte (en wolk) van getuigen.

Als het blijkt dat het de wil van God is dat Christus op een letterlijke wolk boven de aarde zal komen, dan zij het zo. De manier waarop Hij komt is aan Hem. Maar deze empowerment om de aarde samen met Christus (boven)op de aarde te regeren hoeft niet “daarboven” te zijn. De oorsprong van de kracht komt van de hemel, maar de plek waar de heerschappij is bevind zich “op de aarde” (Op. 5:10). Het doel van heerschappij, autoriteit en kracht is om het evangelie te verspreiden voorbij de grenzen van Zijn Koninkrijk totdat het de hele aarde vervult.

Vanuit deze voorbeelden zien wij dat wij geen dringende reden hebben om aan te nemen dat wij van de grond zullen opstijgen om Christus in de bovenste atmosfeer te ontmoeten. Uiteraard zullen de doden als eerste worden opgewekt en dit duidt erop dat zij “in de lucht” zullen zijn, in tegenstelling tot onder de grond. Hij zal komen op de menigte van getuigen – NIET op de ongelovige heersers, zoals het Sanhedrin.

Wij geloven dat de wolken van overwinnaars van de afgelopen eeuwen zich in de lucht boven de grond zullen bevinden bij het Feest van de Bazuinen dat twee weken voor het begin van Loofhutten wordt gevierd. Het lijkt erop dat de opgestane overwinnaars op één of andere manier verenigd zullen worden met de, op die dag, levende overwinnaars. Dus ALLE overwinnaars zullen “in de lucht” bovenop de aarde staan. Vervolgens zal Christus Zichzelf, tweeënhalve week later op de bestemde tijd halverwege het Loofhuttenfeest, aan hen openbaren, en zullen zij veranderd worden door Hem te zien, net zoals het gezicht van Mozes bij de Sinaï veranderde. Degenen die dan zullen veranderen, zullen het werk dat met Pinksteren begonnen is volbrengen. De Grote Opwekking van de verkondiging van het Evangelie tot alle volken zal dan wederom beginnen met een grotere zalving dan die zij ontvingen in Handelingen 2.

WAAR ZULLEN WE UITEINDELIJK ZIJN MET DE HEERE?

Vaak hoort men vandaag de dag een vreemde tegenstelling binnen de Kerkprediking. In één adem predikt de prediker over de hemel als ons eeuwige thuis, terwijl hij later predikt over het regeren van de aarde tijdens het millennium. In 1 Thessalonicenzen 4:17 en 18 zegt Paulus,

17… En zo [houto, “op deze manier”] zullen wij altijd bij de Heere zijn. 18 Zo dan, troost elkaar met deze woorden.

Paulus zegt dat wij op die manier BIJ de Heere zullen zijn. Hij zegt niet dat wij op die manier “opgenomen” zullen worden. Met andere woorden, wij zullen in Zijn aanwezigheid verblijven. Wij zullen te allen tijde met Hem zijn. Wij zullen het Heilige der Heiligen binnengaan, tot Zijn eigenlijke aanwezigheid en wij zullen daar met Hem blijven, niet slechts één keer per jaar, zoals Aäron, maar voor altijd. Het maakt niet uit wat we doen zullen of waar we heen gaan, we zullen met Hem zijn, omdat Zijn aanwezigheid volledig op ons en in ons zal zijn. Waar we in de toekomst ook heen gaan, Zijn aanwezigheid zal in ons zijn, net zoals het in Jezus Christus was toen Hij op aarde rondwandelde en hen bediende die Hem nodig hadden.

Wij zullen onszelf niet terugvinden in de ruimte op een plaats die we “de hemel” noemen. De hemelse condities zullen tot de aarde komen en zullen daar voornamelijk gericht zijn op de overwinnaars die het Loofhuttenfeest zullen vervullen. Zij zullen geestelijke lichamen ontvangen, net zoals Jezus had na Zijn opstanding. Op deze manier zal Mattheüs 5:5 vervuld worden, waar staat: “Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.” Openbaringen 5:10 zegt dat wij “zullen regeren over de aarde”. Petrus zegt dat de aarde en haar werken (zaken, werkgelegenheid, arbeid) zullen verbranden (2 Petrus 3:10), maar drie verzen later zegt hij,

13 Maar wij verwachten, overeenkomstig Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.

Wanneer Petrus had gezegd dat wij slechts naar de hemel of hemelen zouden gaan, zouden wij kunnen zeggen dat de mens niet langer de aarde zou bewonen. Maar hij zegt niet dat Zijn belofte inhoudt dat wij zullen verblijven in de hemel – zelfs niet in de nieuwe hemelen. Het feit dat er een “nieuwe aarde” zal zijn toont aan dat er onderscheid is tussen hemel en aarde. Het woord “nieuw” betekent m.b.t. vormen: recent gemaakt, ongebruikt, vers, ongedragen”. M.b.t. substantie betekent het: “van een nieuw soort, ongekend, nieuw, ongehoord”. De nieuwe hemelen en de nieuwe aarde zullen iets nieuws of ongekends zijn in de aarde.

Het betekent niet noodzakelijk een nieuwe planeet. De bezigheid en het werk van de oude aarde zal veranderd worden zodat het de wil van God en Zijn koninkrijk weerspiegeld. Dat zal iets nieuws op aarde zijn. De wet van God is nooit lang op een wijde schaal geïmplementeerd gedurende een bepaalde tijd, omdat de mens zo corrupt was dat zij zich ertegen verzette. Op de nieuwe aarde zal er echter een Nieuwe Wereldorde zijn, niet zo één die de mens zou vestigen, maar juist één volgens de wil en gedachte van God. De oude orde zal door het vuur van de goddelijke wet en de heerlijkheid van God worden verbrand, dat de aarde zal bedekken zoals het water de bodem van de zee bedekt.

God kwam bij de Sinaï naar de aarde. In het Nieuwe Testament kwam Christus naar de aarde. En Hij zal spoedig weer naar de aarde komen. In elk geval komt de richting telkens van de hemel tot de aarde, met elke keer een vergrote gave van zalving voor Zijn volk. Het is niet zo dat wij naar de hemel gaan, maar dat Hij naar de aarde komt. De reden is duidelijk. Hij zal komen om de mens te redden en hem te onderwijzen in Zijn wegen. Hij zal komen in de openbaring van het Loofhuttenfeest, en niet alleen door de mensen te veranderen door hen Zijn gezicht te tonen, maar opdat zij op hun beurt de aarde zullen bewandelen om andere te bedienen, waarbij zij het woord verkondigen en “Ninevé” bekeren.

In vroege tijd werd de hemel beschouwd als “de hemelen”, en naarmate de tijd vorderde begon de mens te denken dat de sterren de heiligen waren die de hemelen bewoonden. Deze oude religies onderwezen dat de zichtbare planeten goden waren die hun respectievelijke niveaus bewoonden. Ze dachten dat de sterren enkele niveaus waren, ver voorbij de planeten, net zoiets als baldakijn. Elke ster had zijn “heerlijkheid” (belangrijkheid / grootte) Nu weten wij dat de “heerlijkheid” van de sterren gemeten wordt aan zowel de grootte als de afstand, en ook weten wij dat het geen heiligen zijn die de hemelen bewonen.

De hemel ligt binnen het bereik van een enkele stap. Toen Jezus aan Zijn discipelen verscheen, na Zijn opstanding, hoefde Hij niet van het ene uiterste van het helaal naar het andere uiterste te reizen. Het enige wat Hij hoefde te doen was (zoals Ezechiël dat zegt) Zijn linnen klederen te verwisselen met Zijn wollen klederen. Hij bewoog Zich simpelweg van de geestelijke naar de fysieke dimensie. Toen Jezus klaar was met het gesprek met Zijn leerlingen verwisselde Hij Zijn klederen en vaarde Hij op tot de hogere dimensie. Dit was een (hemel)vaart, maar Hij hoefde hiervoor niet “op te stijgen” tussen de sterren.

Onze conclusie is dus als volgt dat het ontmoeten van de Heere in de lucht betekent dat zowel de doden als de levende heiligen Hem hier op aarde zullen ontmoeten, echter niet onder de grond en niet in de ruimte waar er geen lucht is. De doden zullen opstaan om Loofhutten te vervullen.

Kaleb en Jozua waren in de tijd van Mozes overwinnaars. De belofte van God was dat zij het Beloofde Land levend zouden ingaan. En omdat ze slechts 38 jaar hoefde te wachten op de vervulling van de belofte, was God makkelijk in staat hen gedurende die tijd in leven te houden, hoewel de rest van hun generatie in de woestijn stierf. Met ons heeft de Kerk in de woestijn een langere vervulling van 40 Jubeljaren nodig. Gedurende deze tijd hebben vele overwinnaars geleefd, maar zijn ook gestorven. Toch geldt de belofte ook voor hen. Zij moeten levend “in de lucht” zijn wanneer de dag aanbreekt dat zij het Beloofde Land zullen ingaan. Dit is ook de reden waarom de doden als EERSTE opgewekt moeten worden. Alle overwinnaars moeten op aarde in leven zijn om Loofhutten te vervullen en Hem in de lucht te ontmoeten.

Paulus zegt ons dit: “troost elkaar met deze woorden.” Het werkwoord waarmee troost is vertaalt is parakleo. Letterlijk betekent dit iemand om hulp, troost of advies vragen. Haar naamwoordvorm is parakletos, ofwel “trooster”. Dit woord wordt vaak gebruikt om een verdedigingsadvocaat te beschrijven die geroepen wordt om iemand in de rechtbank te verdedigen. Jezus vertelde Zijn discipelen dat Hij, na Zijn hemelvaart, de Parakletos zou zenden. De Willibrordvertaling vertaalt het woord in Johannes 14:26 met “Helper”,

26 De Helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten: Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.

Met andere woorden, Paulus draagt ons op om anderen met deze woorden te helpen en te troosten, net zoals de Heilige Geest ons helpt en troost. Het lijkt op een woordenspel, waarbij de komst van Christus een nieuwe zalving van de Heilige Geest met zich meebrengt om ons erbij te helpen om het werk van de verkondiging tot alle volken te voltooien. Zo dan, “troost” elkaar met deze woorden van hoop in verwachting van hetgeen God zal doen.

WIE WORDT AANGENOMEN EN WIE WORDT ACHTERGELATEN?

In Mattheüs 24 geeft Jezus Zijn welbekende verhandeling omtrent Zijn tweede komst. In de verzen 37-41 zegt Hij de discipelen het volgende:

37 Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. 38 Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging, 39 en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. 40 Dan zullen er twee op de akker zijn; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. 41 Er zullen twee vrouwen malen met de molen; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. 42 Wees dan waakzaam, want u weet niet op welk moment uw Heere komen zal.

Vandaag de dag wordt er over het algemeen aangenomen dat Jezus naar de “wegrukking” verwees, waarbij de Kerk van de aarde weggerukt zal worden terwijl de grote verdrukking op aarde plaats vind. Maar in feite onderwijst deze passage juist het tegenovergestelde. Het zal zijn zoals de dagen van Noach waren. Men zou het leven van alle dag leven zonder het plan van God te begrijpen of de waarschuwingen van de profeten geloven. Net zoals de vloed in de dagen van Noach alle ongelovigen van de aarde verwijderde, “zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn”.

Wie werd er weggenomen? Wie werd er van de aarde verwijderd? In geen geval Noach en zijn gezin. Het waren de GODDELOZEN die werden weggenomen, waardoor alleen Noach en zijn gezin achterbleven om de aarde te beërven. Zo zal het nogmaals geschieden. De één zal aangenomen worden, de ander achtergelaten. Opnieuw zullen de goddelozen van de aarde verwijderd worden, maar de zachtmoedigen zullen de aarde beërven. Spreuken 2:21, 22 zegt ons,

21 De vromen zullen immers de aarde [erets, land of aarde] bewonen, en de oprechten zullen erop overblijven [yathar, overblijven of achtergelaten]. 22 De goddelozen echter zullen van de aarde uitgeroeid worden, trouwelozen zullen ervan weggerukt worden.

Ons wordt heel duidelijk vertelt dat de belofte voor de rechtvaardigen inhoudt dat zij achtergelaten worden, en dus niet van de aarde verwijderd worden. Christus zal komen om de goddelozen van de aarde, die Hij geschapen heeft en volkomen zal regeren, uit te roeien. Hij zal komen als een vloed, maar deze keer is het de vloed van de Heilige Geest die een doop van vuur op aarde zal brengen. De eerste vloed was ontworpen om de adem, of geest, of leven van alle mensen te verwijderen (Gen. 6:17). Na deze vloed maakte God een verbond met Noach, zijn zonen en de hele aarde, zeggende dat Hij dit nooit meer zou doen (Gen. 9:9-17). Toch zegt God later in Habakuk 2:14,

14 Want de aarde zal vol worden met de kennis van de heerlijkheid van de HEERE, zoals het water de bodem van de zee bedekt.

Met andere woorden, er zal een tweede vloed komen, maar haar doel is niet om te vernietigen of om de geest van leven van de mensen te verwijderen. Haar doel is om alle vlees wedergeboren te laten worden door de uitstorting van de Heilige Geest in een doop van vuur. Net zoals in de dagen van Noach zal deze tweede vloed de aarde bij verrassing nemen. Degenen die in deze tegenwoordige eeuw oncorrigeerbaar zijn zullen van kracht ontnomen worden en uiteindelijk beperkt worden tot een gedeelte van de aarde dat zich buiten de grenzen van het Koninkrijk van God bevind. Dit is de “buitenste duisternis” waar Jezus in Zijn gelijkenissen naar verwijst. Maar zelfs dit zal geen permanente staat zijn, want uiteindelijk zal het Koninkrijk van God de hele aarde vervullen, zoals het water de bodem van de zee bedekt. Sinds het water de gehele bodem van de zee bedekt, betekent dit dat de heerlijkheid van de HEERE de gehele aarde zal bedekken.

Wanneer het Loofhuttentijdperk verder gaat, zal het vuur van God zo krachtig zijn dat het merendeel van de mensheid zich zal bekeren en in al Zijn wegen zal worden onderwezen. Dan zullen de woorden van de profeet in Jesaja 2:2-4 worden vervuld,

2 Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen. 3 Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de HEERE uit Jeruzalem. 4 Hij zal oordelen tussen de heidenvolken en veel volken vonnissen. En zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen. Oorlog voeren zullen zij niet meer leren.

De goddelozen zullen of worden verwijderd of worden berecht voor hun misdaden of (naar mijn mening, in de meeste gevallen) worden bekeerd tot Christus door de doop van vuur. Dit zal de aarde reinigen en zuiveren, waardoor het een plek zal worden voor de voetbank van Zijn voeten (Mattheüs 5:35).

Ongetwijfeld zal “verdrukking” worden geassocieerd met deze verandering van de oude orde naar de nieuwe. Paulus zegt ons in 1 Thessalonicenzen 5 dat Hij zal komen als een dief in de nacht. In vroege tijden was een dief in de nacht geen inbreker die heel stil een huis binnenkroop om daar juwelen te stelen en vervolgens ongezien en ongehoord er weer vandoor ging. We stellen voor dat christenen het verhaal van Ali Baba en de veertig rovers moeten lezen om een meer realistische kijk op de profetie van Paulus te krijgen. Een bende dieven bestormden dan een slapende stad als plunderaars in de nacht. Zo lezen we dus in 1 Thessalonicenzen 5:2-6,

2 Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht. 3 Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten. 4 Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen. 5 U bent allen kinderen van het licht en kinderen van de dag. Wij zijn niet van de nacht en ook niet van de duisternis. 6 Laten wij dan niet, evenals de anderen, slapen, maar laten wij waakzaam en nuchter zijn.

Paulus beschrijft de wereld als vredig slapende in de duisternis, denkende dat zij veilig zijn. Maar zij zijn zich niet bewust van het onverwachte verderf dat hen zal overvallen, als “een dief in de nacht”. De stad staat op het punt vernietigd te worden, en die stad is “Babylon”. Babylon is niet langer een letterlijke stad zoals het eens vele jaren geleden was. Het stelt nu de huidige wereldorde voor dat tegengesteld is aan de wet van God en de heerschappij van Christus. De stad staat op het punt om verpletterd te worden door een Steen die door de hand van God uit de berg is gehakt, en Babylon zal nooit meer opstaan in kracht en dus nooit meer in staat zijn de mensen op aarde te onderdrukken.

WANNEER ZAL ELK OOG HEM ZIEN?

Johannes vertelt ons in Openbaringen 1:7 het volgende,

7 Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. En alle stammen van de aarde zullen rouw over Hem bedrijven. Ja, amen.

Dit is simpelweg een verklaring van een feit. Het vers probeert ons niet te vertellen WANNEER iedereen Hem zal zien, noch OP WELKE MANIER. We hebben de verklaring van Petrus in Handelingen 3:20, 21 waar hij spreekt van de “tijden van verkwikking” en “herstel van alle dingen”. Petrus lijkt te duiden dat Christus in de hemel moet verblijven totdat deze tijden plaatsvinden:

19 Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere, 20 en Hij Jezus Christus zal zenden, Die tevoren aan u verkondigd is. 21 Hem moet de hemel ontvangen tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen. 22 Want Mozes heeft tegen de vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal voor u een Profeet laten opstaan uit uw broeders, zoals ik; naar Hem moet u luisteren in alles wat Hij tot u zal spreken. 23 En het zal zo zijn dat al wie niet geluisterd zal hebben naar deze Profeet, uit het volk uitgeroeid zal worden.

Deze tijden van verkwikking en herstel zijn niet slechts momenten in de geschiedenis, maar lange tijdsperiodes in de toekomende eeuwen. Het begin van deze tijden vallen samen met de tweede komst van Christus, wanneer de overwinnaars het Loofhuttenfeest zullen vervullen. Door de vervulling van het feest krijgen we de autoriteit om tot het Heilige der Heiligen te treden, waardoor we door het derde en laatste voorhangsel zullen gaan, dat ons nu nog van God scheidt en Zijn heerlijkheid verbergt. Vandaar dat men, volgens ons, op de enige manier Christus werkelijk in Zijn heerlijkheid zal aanschouwen kan geschieden wanneer men het Loofhuttenfeest zal binnengaan.

Dit zal een tijdsperiode in beslag nemen. De meeste van ons zijn geneigd te denken dat wanneer Jezus terugkomt Hij alles meteen zal volbrengen. Alle goddelozen zullen worden vernietigd en de rechtvaardigen zullen worden opgenomen in de hemel. Deze oppervlakkige kijk heeft ervoor gezorgd dat wij onvolledig het grote Sabbatmillennium waarderen. Het millennium waarin God de aarde een tijd van rust onder Zijn heerschappij gunt. Wij geloven dat de overwinnaars als enige zullen opstaan uit de dood en op de achtste dag van Loofhutten verheerlijkt zullen worden, hetgeen het begin van de periode van de duizend jaar zal inluiden. Wij geloven ook dat de rest van de Kerk de ervaring van Loofhutten zal binnengaan aan het begin van de periode van de achtduizend jaar. Dit zal in de vroege jaren na het Sabbatmillennium zijn.

Het verschil tussen deze twee opstandingen in Openbaringen 20 wijst uit dat niet alle christenen op hetzelfde moment tot de volmaaktheid zullen komen. Het suggereert sterk dat de Kerk nog veel zal moeten leren over het pad van de rechtvaardigen dat zich vormt van Pascha tot Pinksteren tot Loofhutten, en dat zij dit pad ook moeten bewandelen. Met andere woorden, christenen die slechts gedeeltelijk hun wandel met God hebben ontwikkelt zullen niet in staat zijn om de heerlijkheid van God in het Heilige der Heiligen te aanschouwen, totdat zij de lessen hebben geleerd waarvoor elk feest ontworpen was om ze te leren. Het zal hun niet toegestaan worden om zich als luiaard voor te doen wanneer ze zeggen: “Het maakt niet uit wat ik doe, want wanneer Jezus terugkomt zullen we toch allemaal tegelijkertijd verheerlijkt worden.”

Desalniettemin zal iedereen Christus zekerlijk in de overwinnaars aanschouwen, wanneer zij het karakter van Christus openbaren en Zijn werk op aarde doen. Jezus heeft gezegd dat zij grotere werken zullen gaan doen dan Hij deed (Johannes 14;12). In een zeer werkelijk opzicht zullen deze overwinnaars een roeping hebben om de grote “wolk van getuigen” van Christus te zijn. We lezen in het al eerder geciteerde Openbaringen 1:7: “Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien.” Als we de overwinnaars aanduiden als Zijn getuigen, dan kan het vers betekenen dat Hij ten eerste Zijn heerlijkheid zal openbaren door deze getuigen.

Jezus heeft het volgende gezegd: “Wie Mij heeft gezien, heeft u de Vader gezien.” Als u op eenzelfde manier een volmaakt verheerlijkte overwinnaar heeft gezien, heeft u Jezus Christus gezien.

Een wolk openbaart niet alleen de heerlijkheid van God, het verbergt of versluiert ook Zijn heerlijkheid. Denk aan het feit dat het vlees van Jezus een voorhangsel was dat de heerlijkheid van God verborg toen Hij op aarde rondwandelde (Heb. 10:20). Op eenzelfde manier zijn de overwinnaars – die Zijn lichaam zijn – ook een voorhangsel dat Zijn heerlijkheid verbergt. Wanneer de rest van de mensen hen op aarde aanschouwen zien zij het lichaam van Christus, maar niet Zijn volle heerlijkheid. Zij openbaren Hem, net zoals Jezus de heerlijkheid van de Vader openbaarde. Johannes 14:

8 Filippus zei tegen Hem: Heere, laat ons de Vader zien en het is ons genoeg. 9 Jezus zei tegen hem: Ben Ik zo'n lange tijd bij u, en kent u Mij niet, Filippus? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; en hoe kunt u dan zeggen: Laat ons de Vader zien? 10 Gelooft u niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar de Vader, Die in Mij blijft, Die doet de werken. 11 Geloof Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is, en zo niet, geloof Mij dan om de werken zelf. 12 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, zal de werken die Ik doe, ook doen, en hij zal grotere doen dan deze, want Ik ga heen naar Mijn Vader.

De Vader werd in Jezus Christus geopenbaard. Jezus vertelde Filippus heel duidelijk dat niemand de Vader zou zien dan deze geopenbaard in Jezus Christus. Op dezelfde manier paste Jezus dit principe toe op de discipelen, door te beloven dat zij op een dag grotere werken zouden doen dan Hij deed. Dit impliceert dat ook zij Christus aan de wereld zullen openbaren en dat Christus IN HEN zal zijn. Het lijkt er dus op dat bij de tweede komst van Christus alleen de overwinnaars Christus in Zijn heerlijkheid zullen kennen en aanschouwen, en dat anderen Christus gesluierd, door de wolk van getuigen, zullen zien.

Op gelijke wijze zullen de overwinnaars zowel Zijn heerlijkheid openbaren als verbergen voor degenen die nog niet in staat zijn, en gereed zijn, om de heerlijkheid van God in haar volle glorie te aanschouwen. Deze overwinnaars zullen, net zoals Jezus na Zijn opstanding, beschikken over een geestelijk lichaam, en zij zullen aan anderen verschijnen als normale mensen met een bovennatuurlijke kennis en daden. Zij zullen de heerlijkheid van God aan anderen op de buitenplaats openbaren, gekleed in hun, zoals Ezechiël zegt, “wollen” kledij. Ezechiël 44:19 zegt in feite heel duidelijk dat wanneer de overwinnaars anderen, die nog in het vlees zijn (buitenplaats), onderwijzen, zij als eerste hun linnen kledij neer MOETEN leggen. Dit valt te vergelijken met Mozes, die een sluier over zijn gezicht moest leggen. Hij was in staat de heerlijkheid die in hem aanwezig was te verbergen, omdat het volk het op dat moment in hun leven niet aan kon om de heerlijkheid van God te aanschouwen.

Jezus Christus is altijd aanwezig geweest op de aarde. Hij heeft alle dingen gemaakt en heeft in dat opzicht de aarde nooit verlaten. Toch zei Jezus dat Hij weg moest gaan. Maar vervolgens vertelde Hij de discipelen dat Hij hen nooit zou loslaten of verlaten (Heb. 13:5). Toch vertelde Hij eveneens dat Hij ze moest verlaten om zodoende een “andere Trooster” te sturen (Johannes 14:16). Dit kan voor de gemiddelde christen behoorlijk verwarrend zijn. Is Hij nu aanwezig of niet?

De vraag is niet of Hij op aarde aanwezig is of niet. Het is in werkelijkheid een vraag over Zijn openbaring. Hij heeft Zichzelf nog niet volledig op aarde geopenbaard. Hij is nog niet voorbij het voorhangsel gestapt. Hij wordt nog steeds versluierd door wolken, omdat de aarde nog niet gereed is om Zijn volle heerlijkheid te aanschouwen.

Dus de komst van Christus kan niet impliceren dat Hij de aarde ooit verlaten heeft. Hij is door wolken van ons gezicht weggenomen. Hij versluierde Zichzelf met wolken van getuigen, opdat men Hem kan aanschouwen door Zijn lichaam te aanschouwen. Toch is het uiteindelijke doel van God erop gericht om Zichzelf, in Zijn naakte heerlijkheid, aan de wereld te tonen. Dit zal in niveaus gebeuren, net zoals de rest van de mensheid het pad van de buitenplaats tot het Heilige der Heiligen volgt. De overwinnaars zijn degenen die als eerste in volkomen volwassenheid zullen komen, maar zij zijn zeker niet de enigen die Zijn heerlijkheid, aan het einde der tijden, zullen aanschouwen.

Met andere woorden, wij geloven dat Jezus Christus inderdaad Zijn aanwezigheid op aarde zal openbaren. Maar het lijkt er sterk op dat het merendeel van de bevolking op aarde Hem door een sluier van overwinnaars zal aanschouwen, totdat zij volwassen zijn geworden in Christus en het volle gewicht van de heerlijkheid van God kunnen verdragen. De wolk van getuigen zullen als het ware de kledij van Christus zijn. Wanneer een persoon volledig bekleed is, zien wij, in plaats van de persoon, zijn kleding. Toch zijn wij in staat geweest om te zeggen dat wij de persoon hebben aanschouwd. Zo zal dit ook voor Christus gelden.

Er zijn enkelen die deze zaken erkennen, maar concluderen dat Jezus Christus niet als persoon, maar door Zijn heiligen of door de Kerk, zal “komen”. Anderen gaan zelfs zo ver dat zij zeggen dat Jezus Christus niet langer meer een individu, los van Zijn lichaam, is. Wij zijn van mening dat dergelijke opvattingen het punt veel te ver doortrekken. In ons opzicht zal Christus altijd gescheiden zijn van de mensheid. Het hoofd en het lichaam moeten samen komen om één te worden, maar het hoofd zal altijd het hoofd zijn, en het lichaam altijd het lichaam. Jezus Christus zal Zijn bruid huwen, maar toch van hen gescheiden zijn, net zoals de man en vrouw één, maar toch gescheiden, zijn.

Jezus Christus zal opnieuw komen als een apart individu. Toch is Jezus altijd al hier, sinds het begin van de tijd, geweest. Het probleem is echter dat sinds de komst van zonde, God Zijn heerlijkheid voor de mensheid moest verbergen, anders zou zij vernietigd worden. Het doel van de komst van Christus is niet om van plek te wisselen, maar om Zichzelf, in gedeelten, van de geestelijke dimensie naar het fysieke universum te openbaren. Dit zal zo doorgaan totdat de hele aarde vol is van Zijn heerlijkheid.

Dit zijn de tijden van verkwikking en herstel van alle dingen, waarvan in Handelingen 3 wordt geprofeteerd. De hemel moet Christus ontvangen TOT deze tijden aanbreken. Wanneer Christus komt, is het de hemel die naar de aarde komt, want waar Hij is, daar is de hemel. Zijn aanwezigheid zelf transformeert de aarde in de hemel, en wij weten dat Zijn heerlijkheid uiteindelijk de aarde zal bedekken, waardoor er een nieuwe aarde gemaakt wordt, één die hemels is. Maar dit zal een tijd in beslag nemen. Wanneer de mens opgroeit en volwassen wordt in Christus, zullen zij volkomen in Zijn aanwezigheid komen en Zijn heerlijkheid openbaren. In dat opzicht moet Christus in het rijk, of de geestelijke dimensie die wij “hemel” noemen, verblijven, tot de hele wereld Zijn heerlijkheid openbaart. Pas dan zullen alle dingen verkwikt en volkomen hersteld worden. Dan zullen we kunnen zeggen dat Christus in de breedste zin van het woord naar de aarde is gekomen.

DE ONTSLUIERING EN HET NIEUWE VERBOND

De ontsluiering van Christus zal geschieden d.m.v. ontwikkelingniveaus. Wanneer we spreken van de heerlijkheid van God die naar de aarde komt, zeggen we ten diepste dat de heerlijkheid van God meer en meer op aarde wordt ontsluierd. Wanneer er geen voorhangsels meer zijn die de heerlijkheid van God verbergen, en iedereen Hem zal aanschouwen zoals Hij werkelijk is, gezeten op Zijn troon in het Heilige der heiligen, dan zal Zijn heerlijkheid de aarde volkomen bedekken. Dan zullen de voorwaarden van het Nieuwe Verbond, die in Hebreeën 8:10-12 opgetekend zijn, vervuld worden,

10 Want dit is het verbond dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven en Ik zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. 11 En zij zullen beslist niet ieder zijn naaste en ieder zijn broeder onderwijzen en zeggen: Ken de Heere. Want zij allen zullen Mij kennen, van klein tot groot onder hen. 12 Want Ik zal wat hun ongerechtigheden betreft genadig zijn en aan hun zonden en hun wetteloos gedrag beslist niet meer denken.

Wanneer allen Hem kennen, zal elk oog Hem zien en zal de heerlijkheid van de HEERE de aarde bedekken zoals het water de bodem van de zee bedekt. Dan zal het woord dat geprofeteerd wordt in Jesaja 45:22-25 geschieden,

22 Wend u tot Mij, word behouden, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand anders. 23 Ik heb gezworen bij Mijzelf – uit Mijn mond is in gerechtigheid een woord uitgegaan en het zal niet terugkeren – dat voor Mij elke knie zich zal buigen, elke tong bij Mij zal zweren. 24 Voorzeker, in de HEERE – zal men van Mij zeggen – zijn rechtvaardige daden en kracht, tot Hem zal men komen. Maar zij zullen beschaamd worden, allen die tegen Hem in woede ontstoken zijn. 25 Echter in de HEERE zal gerechtvaardigd worden en zich beroemen heel het nageslacht van Israël.

De apostel Paulus laat dit woord in Filippenzen 2:10, 11, in volkomen overeenstemming weerklinken,

10 opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, 11 en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.

De apostel is het nogmaals met Jesaja 45:25 eens, door te in Romeinen 11:26, 27, te zeggen,

26 En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. 27 En dit is het [nieuwe] verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen.