Latest Posts
View the latest posts in an easy-to-read list format, with filtering options.
Een grondige studie van Israëls feesten en hun profetische betekenis voor de wederkomst van Christus. De meeste christenen weten dat het Pascha de timing van Christus 'dood aan het kruis liet zien in Zijn eerste verschijning; maar weinigen begrijpen de betekenis van Trompetten, de Grote Verzoendag en het Loofhuttenfeest. Dit boek leert ook de wetten van Sonship and the Manchild.
Category - General
De profetie in het boek Joël volgt de basisvolgorde van de gebeurtenissen binnen de herfstfeesten van Israël. Het belangrijke punt dat we hier in relatie tot de Verzoendag willen maken is de verklaring van Joël waarbij hij de dag van de wijnoogst – waarbij de druiven vertreden worden – uitroept tot “de vallei van de beslissing” (KJV) of “de vallei van de dorsslede” (HSV) of “de vallei van het oordeel” (NBV) [Joël 3:12-14, KJV & HSV; 4:12-14, NBV]. Deze term is zowel toepasbaar op de dag van Jakobs worsteling met de engel als op de dag dat Israël moest beslissen of ze het Beloofde Land wel of niet zouden ingaan. Denk terug aan de twaalf verkenners die de eerste rijpe vruchten uit het land meenamen, hetgeen de Verzoendag identificeert met de dag van beslissing en oordeel.
De eerste gebeurtenis van de feestdagen begint met Joël 2:1, waar staat,
1 Blaas de bazuin in Sion, sla alarm op Mijn heilige berg, laat alle inwoners van het land sidderen, want de dag van de HEERE komt, ja, is nabij!
Hiermee vangt de profetie van het Feest van de Bazuinen aan. Vervolgens beschrijft Joël dat een groot leger van God opstaat, dat ons herinnert aan de hemelse legermacht die Jakob aanschouwde bij Mahanaïm. Joël noemt het “de dag van de HEERE” (2:1). Vanuit het oogpunt van de wereld is dit een dag van duisternis en donkerheid. Zij aanschouwen dit leger als sprinkhanen, die alles op hun weg verteren als vuur. Toch is dit in realiteit het leger van God, opgewekt uit de dood, dat komt met de vurige wet van God als een tweesnijdend zwaard in hun mond, want als Hij komt met vele duizenden van Zijn heiligen zijn zij de manifestatie van Zijn wet. Deuteronomium 33:2 en 3 zegt,
2 Hij zei: De HEERE is van Sinaï gekomen, als de zon kwam Hij uit Seïr op. Hij verscheen blinkend vanaf de Paranbergen, Hij kwam met tienduizenden heiligen, aan Zijn rechterhand was een vurige wet (Hebr.: esh dath) voor hen. 3 Ja, Hij heeft de volken lief! Al Zijn heiligen zijn in Uw hand, Zíj zitten aan Uw voeten en vangen iets op van Uw woorden.
Hier zien we dat God naar Sinaï kwam met een vurige wet in Zijn rechterhand en “al Zijn heiligen zijn in Zijn hand.” Met andere woorden, de heiligen worden afgeschilderd als Gods vurige wet, want zij zijn degenen die geroepen worden om de goddelijke wet uit te voeren en om rechtvaardige oordelen te spreken op aarde. Dit zijn de rechters van God. Dit is Gods legermacht, het leger van Joël. “Ervóór verteert een vuur, en erachter verzengt een vlam” (Joël 2:3). Gelijk sprinkhanen zullen ze elk huis ingaan (Joël 2:9).
Nu kan iemand dit grote leger ook op een negatieve manier interpreteren. Het leger van Joël wordt afgeschilderd als sprinkhanen en Openbaringen 9 schildert een ander leger af als sprinkhanen, die geleidt worden door de engel van de afgrond (Op. 9:11). In het Hebreeuws is de naam van deze engel Abaddon, in het Grieks is het Apollyon. In Openbaringen 9:7 en in Joël 2:4 worden deze legermachten beschreven als paarden en paardenmannen in de strijd. Vanwege deze reden kunnen we het leger van Joël zowel positief als negatief belichten. Dit hoort nu eenmaal bij een passage die de gebeurtenissen rond het Feest van de Bazuinen uitbeeldt, zoals we al eerder hebben gezien in het beeld van Jakob waarbij Ezau met zijn leger naderde, maar waarbij God Zijn eigen leger stuurde om hen te stoppen.
Vandaar dat we BEIDE kanten terugzien in het geschil binnen het Feest van de Bazuinen. We zien ze beide opstaan, maar op verschillende manieren. Bij de opstanding der doden wekt God Zijn leger op, terwijl de tegengestelde machten geïnspireerd worden door de geesten van de afgrond.
Het gedeelte waar de profeet de Verzoendag behandeld is Joël 2:12-20. Het is een oproep tot berouw en het is, zoals we al eerder aanhaalden, een dag van beslissing en oordeel. De verzen 12-17 zeggen,
12 Ook nu echter, spreekt de HEERE, bekeer u tot Mij met heel uw hart, namelijk met vasten, met geween en met rouwklacht. 13 En scheur uw hart en niet uw kleren. Bekeer u tot de HEERE, uw God, want Hij is genadig en barmhartig, geduldig en rijk aan goedertierenheid, en Hij heeft berouw over het kwaad. 14 Wie weet zal Hij Zich omkeren en berouw hebben, zodat Hij een zegen achter Zich overlaat: een graanoffer en een plengoffer voor de HEERE, uw God. 15 Blaas de bazuin [Hebr. shofar] in Sion, kondig een vastentijd af, roep een bijzondere samenkomst bijeen. 16 Verzamel het volk, heilig de gemeente, breng de oudsten bijeen, verzamel de kleine kinderen en de zuigelingen. Laat de bruidegom uit zijn binnenkamer gaan, de bruid uit haar slaapkamer. 17 Laten de priesters, de dienaren van de HEERE, wenen tussen de voorhal en het altaar, en laten zij zeggen: Ontzie Uw volk, HEERE, geef Uw erfelijk bezit niet over aan smaad, zodat de heidenvolken over hen zouden heersen. Waarom zouden ze onder de volken zeggen: Waar is hun God?
Binnen al de feestdagen van Israël was de Verzoendag de enige dag waarbij de oproep gedaan werd om te vasten. Het was een dag van berouw. Joëls beschouwing op deze feestdag laat ons zien dat na de opstanding der doden, op het Feest van de Bazuinen, de Kerk berouw zal hebben en om genade zal bidden. De dienaren van God en de priesters zelf zullen deze oproep tot berouw brengen. Ze zullen God vragen om Zijn volk te sparen, zodat de heidenvolken niet over hen zullen regeren. Met andere woorden, ze zullen ernaar verlangen om geregeerd te worden door de overwinnaars die volkomen vervuld zijn met Zijn Geest en weten hoe ze in de wijsheid en liefde van God kunnen oordelen.
In vers 15 zegt de profeet ook dat zij de bazuin zullen blazen in Sion. De bazuin in vers 1 duidt het Feest van de Bazuinen aan. De bazuin in vers 15 is de bazuin van het Jubeljaar. Joël zegt dat zij de beslissing zullen maken om het Loofhutten Tijdperk in te gaan, d.w.z. het Beloofde Land. Zij zullen roepen tot de Bruidegom (Jezus) om uit Zijn kamer te komen, om zodoende Zijn bruid te claimen. Wat dit precies betekent wordt niet behandeld in dit boek van Joël, maar we weten wel dat het refereert aan de tweede komst van Christus.
We hebben alreeds aangetoond dat de eerste opstanding alleen de overwinnaars omvat en niet de Kerk als geheel. Dezelfde scheiding geldt ook voor de gelovigen die nog op aarde leven als Hij komt. Alleen de overwinnaars zullen een transfiguratie ondergaan, ofwel “veranderd” worden (1 Kor. 15:51). De overige gelovigen (de algemene Kerk) zullen oprecht berouw tonen op deze Verzoendag en zullen zelfs roepen om een Jubeljaar op aarde. Hun wens zal zekerlijk worden ingewilligd en zij zullen hun voordeel doen met de verandering van het gezag tijdens het Tijdperk van Loofhutten. De levenspan zal toenemen tot het punt waarbij “een jonge man zal sterven als een honderdjarige” (Jes. 65:20), “en wie geen honderd wordt, geldt als vervloekt” (Jes. 65:20, NBV). Zo zullen ze, net zoals vandaag, sterven, want deze christenen bezitten geen onsterfelijkheid. Zij hebben de eerste opstanding gemist.
Het gevolg van het berouw en het gebed van de Kerk is dat God zal antwoorden en het leger uit het noorden dat hen belaagde zal verdrijven (Joël 2:20). Dit is het equivalent van Gods reddende werk waarbij hij Jakob redde van de legers van Ezau. Vervolgens spreekt Joël van het uitgieten van de Geest dat zal komen als regen op de aarde. Dit is ten eerste een profetie van Pinksteren en uiteindelijk van Loofhutten. We lezen in Joël 2:21-23 het volgende,
21 Wees niet bevreesd, land, verheug u en wees blij, want de HEERE heeft grote dingen gedaan. 22 Wees niet bevreesd, dieren van het veld, want de weiden van de woestijn worden groen, de bomen dragen hun vrucht, de wijnstok en de vijgenboom geven hun opbrengst. 23 En u, kinderen van Sion, verheug u en wees blij in de HEERE, uw God, want Hij zal u geven de Leraar [moreh] tot gerechtigheid [zedekaw]. Die zal regen [gehsem, “een stortbui”] op u doen neerdalen, vroege [moreh, “leraar”] regen en late regen [malkoshe, “regen”] in de eerste maand [NBG’51, “zoals voorheen”].
Wie is deze “Leraar tot gerechtigheid” waaraan Joël refereert? Wij geloven dat dit, op het primaire stadium, Jezus Christus is, maar op het secondaire stadium ook de overwinnaars. Jezus is het Hoofd; de overwinnaars het lichaam in de zin dat zij de volmaakten zijn die volkomen verenigd zullen worden met het Hoofd bij Zijn komst.
In vroege tijden dachten sommige mensen dat hun eigen rechters of leiders deze profetie van “Leider tot gerechtigheid” vervuld hadden. De Essenen in de tijd van Jezus refereerde bij deze titel aan hun oprichter. Zij geloofden dat hun oprichter degene was die geroepen was om alle rechtvaardige leringen te voorzeggen, en dat zij (de Essenen) het laatste overblijfsel waren die in het Koninkrijk van God zouden regeren. Omdat hun geschiedkundige kennis in de tweede eeuw v.Chr. gebrekkig was dachten zij dat ze leefden in de tijd aan het einde van de zeventig weken van Daniël. Daarom dachten zij dat ze in de tijd leefden dat de Messias Zichzelf zou manifesteren. Maar ze zaten er ongeveer 150 jaar naast.
De Essenen waren één van de drie sekten in Judea. De sekte werd tussen 165 en 168 v.Chr. opgericht, in de rumoerige jaren toen Antiochus Epifanes van Syrië Jeruzalem overnam en de tempel van Ezra transformeerde in een heiligdom voor hun god Jupiter (168 v.Chr.). De bewoners van Judea kwamen toen in opstand tegen Antiochus en wierpen hem omver, waarna ze in 165 v.Chr. de tempel opnieuw inwijdde op dezelfde dag dat het drie jaar eerder ontheiligd werd. Dit gebeurde voornamelijk door het leiderschap van de familie van de Hasmoneeën in Juda. Na het verkrijgen van hun onafhankelijkheid stichtte zij de Hasmonese-dynastie, beter bekend als de Makkabeeën. Het volledige verhaal kunt u vinden in het apocriefe boek 1 Makkabeeën of in het boek van Josephus, Antiquities of the Jews, dat geschreven is aan het einde van de eerste eeuw. Ook over deze gebeurtenis zullen we meer uitweiden in hoofdstuk 14.
Als christenen geloven we dat de Leraar tot gerechtigheid, waarover geprofeteerd wordt in het boek Joël, niemand minder is dat Jezus Christus Zelf. Hij is ook de Koning der Rechtvaardigheid, oftewel “Melchizedek”. Jezus kwam en onderwees ons door Zijn woorden en door Zijn volmaakte levenswandel hoe wij alle rechtvaardigheid moesten vervullen. Hij gehoorzaamde geheel aan de wet en begreep deze ook volkomen – in tegenstelling tot de rechters en priesters in Zijn tijd. Jezus Zelf vervulde bij Zijn eerste komst deze rol van Leraar tot gerechtigheid; maar bij Zijn tweede komst zal deze rol toebedeeld worden aan de overwinnaars, die Zijn lichaam zijn. Ook zij worden geroepen om gerechtigheid te brengen op aarde en in de Kerk door het gehele karakter en werk van Christus te openbaren aan alle mensen.
De komst van deze Leraar tot gerechtigheid brengt de regen van de Heilige Geest op aarde met zich mee. Christus zal komen om de volheid van Zijn Geest uit te storten over de overwinnaars die het Loofhuttenfeest zullen vervullen. Zij zullen op hun beurt Christus openbaren aan de rest van de wereld en deze regen brengen over de gehele aarde.
Nadat Joël gesproken heeft over de Verzoendag profeteert hij over het uitstoren van de Geest op alle vlees. Hij zegt in Joël 2:28-32,
28 Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees: uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen zullen visioenen zien. 29 Ja, zelfs op de dienaren en op de dienaressen zal Ik in die dagen Mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wondertekenen geven aan de hemel en op de aarde: bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voor die dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende. 32 Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE zal aanroepen, behouden zal worden. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft, namelijk bij hen die ontkomen zijn, die de HEERE roepen zal.
In de eerste toespraak van Petrus op de Pinksterdag citeerde hij deze passage, waarbij hij het toepaste op het uitstorten van de Geest op Pinksteren (Zie Hand. 2:17-21). Wij spreken deze toepassing zeker niet tegen, maar wij erkennen dat de vervulling van deze profetie niet tot de volheid kan komen onder Pinksteren. Pinksteren is slechts het begin, een onderpand van onze erfenis. Het is een voorschot van iets dat veel groter is en dat zal worden geschonken onder het Loofhuttenfeest.
Onder Pinksteren is de Geest van God neergedaald op een gedeelte van de mensheid – niet op “alle vlees”, zoals Joël in vers 28 zegt. Wat de tekenen en wonderen die samengaan met deze uitstorting van de Geest betreft, een gedeelte van de tekenen zijn geschied in de dagen die tot Pinksteren hebben geleidt. Zo was er het “bloed” van Jezus toen Hij stierf aan het kruis. Er was een manifestatie van “tongen als van vuur” op de hoofden van de menigte in de bovenkamer. Maar het verslag in het boek Handelingen zegt niets over “rookzuilen”, waardoor iemand de vervulling van vuur als verwijzing naar Pinksteren in twijfel zou kunnen trekken.
De zon werd weldegelijk “veranderd in duisternis” gedurende drie uur toen Jezus gekruisigd werd (Lukas 23:44), en later die middag was er een maansverduistering, waardoor de maan er waarschijnlijk bloedrood uitzag. Omdat Joël voorzegt dat deze tekenen zich zullen voordoen “voor die dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende,” lijkt het erop dat deze tekenen plaatsvonden op Pascha voor de Pinksterdag. Dit maakt van Pinksteren een gedeeltelijke vervulling van “de dag van de HEERE.”
We kunnen vervolgens naar de gebeurtenissen rond het Loofhuttenfeest kijken om deze profetie op een completere manier te vervullen. Als we het zo moeten opvatten is het vanzelfsprekend dat de Verzoendag voor Loofhutten is wat Pasen voor Pinksteren was. Met andere woorden, de tekenen die zojuist opgenoemd zijn zullen plaatsvinden op de Verzoendag, net voor het uitstorten van de Geest op het Loofhuttenfeest. Natuurlijk is deze vervulling een andere kwestie. Sommigen vatten dit zeer letterlijk op, waarbij vuur en rookzuilen zullen opstijgen vanuit steden die getroffen zijn door nuclaire raketten en bommen. Anderen zien het meer als de tekenen die vervuld zijn op het Pascha van Jezus’ kruisiging. Het kan beide kloppen, maar binnen onze opvatting is Pinksteren een klein voorproefje van het Jubeljaar dat tot het Loofhuttenfeest leidt, dit omdat Pinksteren op de 50e dag plaatsvindt en het Jubeljaar pas in het 50e jaar. Daarom moeten we de gebeurtenissen rond de kruisiging van Jezus zien als een voorproefje op de vervulling van de Verzoendag, waar ook het Jubeljaar op valt.
We hebben alreeds aangetoond hoe de Verzoendag een dag van beslissing is voor zowel Israël als de twaalf verkenners die hun verslag uitbrachten. Ook werd dit zichtbaar in Jakobs worsteling met de engel. We hebben Joël 3:12-16 aangehaald waar de profeet ons een toevoeging geeft omtrent de vervulling van de Verzoendag:
12 Laten de heidenvolken opgewekt worden en oprukken naar het dal van Josafat, want daar zal Ik zitten om te berechten alle heidenvolken van rondom! 13 Sla de sikkel erin, want de oogst is rijp. Kom en daal af, want de wijnpers is vol. De perskuipen stromen over, want hun kwaad is groot. 14 Menigten, menigten in het dal van de dorsslede [khaw-roots], want de dag van de HEERE is nabij in het dal van de dorsslede [khaw-roots]. 15 Zon en maan worden in het zwart gehuld en de sterren hebben hun schijnsel ingetrokken. 16 De HEERE zal vanaf Sion brullen als een leeuw, vanuit Jeruzalem zal Hij Zijn stem laten klinken, zodat hemel en aarde zullen beven. Maar de HEERE is een toevlucht voor Zijn volk en een vesting voor de Israëlieten.
De Herziene Statenvertaling vertaalt het Hebreeuwse woord “khaw-roots” met dorsslede, wat inderdaad ook de letterlijke vertaling is. Figuurlijk betekent het woord “khaw-roots” beslissing, zie bijv. de NBG ’51: “Menigten, menigten in het dal der beslissing, want nabij is de dag des HEREN in het dal der beslissing” (Joël 3:14).
Joël koppelt “het dal van de beslissing” aan de tijd waarbij “de dag van de HEERE nabij is”. Onder Mozes was de dag van de beslissing slechts voor Israël. Heden ten dage is het uitgebreid tot de “menigten” over de gehele wereld. Het is aannemelijk dat dit veroorzaakt wordt door het Feest van de Bazuinen, dat negen dagen eerder aanvangt. Dit houdt in dat voor de Kerk de opstanding der doden gewichtig genoeg is om zich te berouwen, maar het kan ook duiden op een wereldwijd berouw en een ware opwekking. Toch betekent dit niet dat zij zich hierdoor zullen kwalificeren als overwinnaars of dat ze uit de dood opgewekt worden tijdens de eerste opstanding of dat ze met Loofhutten de uitstorting van de volheid van de Geest zullen ontvangen. Ze zullen, net zoals de vijf dwaze maagden uit Mattheüs 25, niet de tijd hebben om de nodige olie te verkrijgen om de bruiloft binnen te gaan.
In onze opvatting zal de Kerk als geheel (net zoals Israël) terug moeten keren naar Sinaï om zo het doel van Pinksteren te leren. Zij zullen dan vervolgens hun beloning ingaan bij de algemene opstanding aan het einde van de duizend jaar.