God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 2: Fundamentele Bijbelse chronologie

God heeft ons een openbaring van timing gegeven. Dit betreft echter geen saaie studie over chronologie. Het is een studie over de wetten van tijd waardoor God naties en individuen oordeelt. Anderen voor mij hebben lange termijn cycli in de patronen van de geschiedenis weten te onderscheiden en ik heb deze cycli in mijn leven geopenbaard gezien als korte termijn cycli. Aan de hand van een basale kennis van de cycli heb ik vele gebeurtenissen in mijn leven kunnen verklaren. Sommige gebeurtenissen waren goed, anderen slecht, maar alles was tot heerlijkheid van God.

Er zijn vele waarheden die ontdekt dienen te worden en vele lessen die geleerd moeten worden wanneer u gaat begrijpen hoe God in de geschiedenis met volken omgaat. Naties zijn altijd opgekomen, maar ook ten onder gegaan vanwege de oordelen van God. De meeste christenen zien dit slechts als een algemeen principe, mits ze dit überhaupt herkennen. Bij het ten ondergaan van een natie blijft de hand van God hierin vaak verborgen, tenzij u de timing hiervan gaat begrijpen.

Er wordt gesproken van toeval wanneer God iets aanricht en ervoor kiest om op de achtergrond te blijven. De Bijbelse manier om dit te verwoorden kunnen we vinden in Spreuken 25:2,

2 Het is Gods eer een zaak verborgen te houden, maar de eer van koningen een zaak te doorgronden.

Met andere woorden, God verbergt Zijn inbreng in menselijke affaires en daarom begrijpen slechts enkelen dat de val van een natie een direct resultaat is van Gods besluit of oordeel. Maar dit vers impliceert eveneens dat God Zijn inbreng zal openbaren en dit zal tonen aan hen die Hem met hun hele hart zoeken. U moet er uiteraard wel naar verlangen om Hem meer dan wat dan ook te kennen. Dit moet in uw leven de hoogste prioriteit hebben en u moet er voor openstaan om alles op te geven en met de pijn leren om te gaan wanneer vrienden en medechristenen u in de steek te laten.

Als het ontdekken van Zijn wegen u dit waard is dan bestaat de kans op dergelijke goddelijke openbaring.

Maar voordat wij de wetten van tijd kunnen gaan begrijpen moeten we eerst een fundamentele chronologiestudie doen. Helaas is dit het minst spannende onderdeel van onze studie, maar het is nodig om te bewijzen dat de data die wij zullen gebruiken Bijbels nauwkeurigheid. Laten wij daarom snel verder gaan.

VAN ADAM TOT NOACH

De basis van alle Bijbelse chronologie is Genesis 5, een “geslachtsregisterhoofdstuk” die maar weinig mensen interessant vinden. Natuurlijk is er veel ophef over de te gebruiken vertaling; de Hebreeuws Masoretische vertaling of de Griekse Septuaginta. De Septuaginta, die rond 280 v.Chr. ontstond, was een officiële Griekse vertaling van het Hebreeuws. Helaas verschilt de chronologie van Genesis 5 hierin. De Griekse tekst voegt over het algemeen, wanneer de aartsvaders een zoon krijgen, 100 jaar aan de levens van de aartsvaders toe. Zo zegt de Hebreeuwse tekst bijvoorbeeld dat Adam 130 jaar was toen Seth werd geboren; maar het Grieks zegt dat hij 230 jaar was. Opgeteld verschilt dit uiteindelijk ongeveer 1500 jaar in chronologie.

We kunnen hier niet uitgebreid de verschillen tussen de Griekse en Hebreeuwse tekst van Genesis gaan behandelen. Beiden bezitten hun bewijslast om hun zaak te bepleiten. De aanhangers van het Hebreeuws verwijten de Griekse vertalers ervan dat zij de extra jaren hebben toegevoegd om deze kloppend te maken met de lange (en vaak ook schandelijke) chronologieën van de Egyptische dynastieën, die ontworpen zijn om het volk te laten denken dat zij een oorspronkelijke beschaving waren. De aanhangers van het Grieks zijn van mening dat de rabbi’s het Hebreeuws voor hun eigen gewin hebben ingekort. Maar deze discussie is weggelegd voor anderen. Het enige dat ik weet is dat k met het Hebreeuws prima uit de voeten kan en dat dit niet voor het Grieks geldt. Ik heb als eerste geprobeerd om met de chronologie van de Septuaginta te werken, maar kwam er vervolgens achter dat dit nergens toe leidde, terwijl het Hebreeuws een aantal zeer verbazingwekkende kenmerken omtrent de wetten van tijd openbaard. Daarom gebruiken wij de Hebreeuwse tekst. Hierop zijn ook de meeste Bijbels gebaseerd, inclusief de Herziene Statenvertaling.

In Genesis 5:3 lezen we dat Adam 130 jaar oud was toen hij Seth verwekte. Omdat Adam niet bekend was met de Gregoriaanse kalender dateerde hij gebeurtenissen niet als “v.Chr” (voor Christus). Alle dingen werd simpelweg gedateerd volgens de schepping van Adam. Daarom zeggen we dat Seth geboren was in het jaar 130, of 130 jaar vanaf Adam. Wij zullen deze Bijbelse kalender gebruiken tot het punt waar de data de latere historische gebeurtenissen doorkruist, die correleren met onze moderne kalender.

Als we verder lezen in Genesis 5:6 zien we dat Seth een zoon had, die Enos genaamd werd, die geboren werd toen Seth 105 jaar was. Dit betekent dus dat Enos in het jaar 235 vanaf Adam geboren is, want 130 plus 105 is 235. Hier is een eenvoudige lijst van Adam tot Noach:

Aartsvader Leeftijd Nageslacht Jaar
Adam was 130 toen Seth in het jaar 130 geboren werd
Seth was 105 toen Enos in het jaar 235 geboren werd
Enos was 90 toen Kenan in het jaar 325 geboren werd
Kenan was 70 toen Mahalaleël in het jaar 395geboren werd
Mahalaleël was 65 toen Jered in het jaar 460 geboren werd
Jered was 162 toen Henoch in het jaar 622 geboren werd
Henoch was 65 toen Methusalach in het jaar 687 geboren werd
Methusalach was 187 toen Lamech in het jaar 874 geboren werd
Lamech was 182 toen Noach in het jaar 1056 geboren werd


Wij concluderen dus vervolgens dat Noach volgens Bijbelse berekeningen in het jaar 1056 na de schepping van Adam geboren is. Vervolgens lezen wij Genesis 7:11,

11 In het zeshonderdste levensjaar van Noach… zijn alle bronnen van de grote watervloed opengebarsten en de sluizen van de hemel opengezet.

Met andere woorden, de vloed vond in het jaar 1656 plaats, toen Noach 600 jaar was.

Merk eveneens het leven van Methusalach op, die de distinctie had van de langste levensduur voor zover bekend: 969 jaar (Gen. 5:27). Zoals we hierboven zagen werd hij in het jaar 687 geboren. Dit betekent dat hij in het jaar 1656 gestorven moest zijn – het jaar van de vloed.

Hij stierf echter niet in de vloed. Dit weten vanuit de profetie van zijn naam. Zijn naam betekent “wanneer hij sterft zal het gezonden worden”. Dit is een profetie over de vloed. Zonder enige twijfel was de openbaring van de vloed aan zijn vader Henoch gegeven die hem vervolgens zijn naam gaf. Het moest een getuigenis zijn dat wanneer Methusalach zou sterven de vloed op aarde zou komen. En dit gebeurde dus ook. Daarom moet Methusalach voor de vloed gestorven zijn.

Dit ondersteunt toevallig ook de chronologie van de Hebreeuwse tekst. In de Griekse tekst zou Methusalach 14 jaar na de vloed sterven, want het zegt dat Methusalach 167 was toen zijn zoon Lamech geboren werd, en Lamech was 188 jaar toen Noach geboren werd, en Noach was 600 jaar toen de vloed kwam. Door dit allemaal op te tellen komen wij uit op 955 jaar vanaf het geboortejaar van Methusalach tot de vloed. Daarom zou de vloed dus 14 jaar voor zijn dood plaatsgevonden moeten hebben en zou de profetische naam die Henoch hem gegeven had volkomen zinloos zijn geweest. Daarom biedt de naam van Methusalach ons een innerlijke getuige die de Hebreeuwse versie van Genesis ondersteunt.

Als Methusalach daarnaast 14 jaar na de vloed gestorven was moest hij met Noach in de ark zijn geweest. Maar dit is gewoonweg onmogelijk omdat er maar slechts “acht zielen” (1 Pet. 3:20) aan boord waren. Noach met zijn vrouw en zijn drie zonen met hun vrouwen is precies acht.

DE OVERGANGSPERIODE VAN NOACH TOT SEM

De chronologische aantekening in de Bijbel om uit te rekenen hoe oud Noach was toen Sem geboren is niet erg precies. Genesis 5:32 zegt,

32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafeth

Waren deze zonen een drieling die in hetzelfde jaar geboren waren? Waarschijnlijk niet. Cham en Jafeth dragen niet de genealogie van het geboorterecht (leidend tot Christus) en daarom bemoeit de Bijbel zich niet met hun chronologie. Toch moeten vaststellen wanneer Sem geboren is, omdat de genealogische kalender vanaf hem doorgaat naar Abraham en Israël. Er wordt vermeldt dat Jafeth de oudste is (Gen. 10:21). Dit betekent dat Sem ten minste twee jaar later geboren moest zijn. De enige manier om achter zijn geboortejaar te komen is door naar de zonen van Sem te kijken en vervolgens terug te gaan rekenen. Genesis 11:10 vermeldt,

10 Dit zijn de afstammelingen van Sem: Sem was honderd jaar oud, toen hij Arfachsad verwekte, twee jaar na de vloed.

Zoals we hebben gezien deed de vloed zich voor in 1656. Arfachsad zou dan twee jaar later geboren moeten zijn in 1658. Het vers hierboven zegt ons dat Sem 100 jaar oud was toen Arfachsad geboren werd. Daarom moet Sem in het jaar 1558 geboren zijn, hetgeen 98 jaar voor de vloed was. Dus Noach was 502 jaar oud toen Sem geboren werd (1056 + 502 = 1558).

VAN SEM TOT ISRAËLS VERBLIJF IN EGYPTE

De data in ons volgende “geslachtsregisterhoofdstuk”, Genesis 11, zijn gerangschikt in het volgende overzicht:

Aartsvader Leeftijd Nageslacht Jaar
Noach was 502 toen Sem in het jaar 1558 geboren werd
Sem was 100 toen Arfachsad in het jaar 1658 geboren werd
Arfachsad was 35 toen Selah in het jaar 1693 geboren werd
Selah was 30 toen Heber in het jaar 1723 geboren werd
Heber 34 toen Peleg in het jaar 1757 geboren werd
Peleg 30 toen Rehu in het jaar 1787 geboren werd
Rehu 32 toen Serug in het jaar 1819 geboren werd
Serug 30 toen Nahor in het jaar 1849 geboren werd
Nahor 29 toen Terah in het jaar 1878 geboren werd
Terah 70 toen Abram in het jaar 1948 geboren werd


Volgens de genealogische chronologie van Genesis 11 werd Terah in het jaar 1878 vanaf Adam geboren. Maar vervolgens komen wij weer in een moeilijkheid terecht waarbij chronologen met elkaar verschillen. Genesis 11:26 zegt: Terah had zeventig jaar geleefd, toen hij Abram, Nahor en Haran verwekte.” Net zoals bij de drie zonen van Noach is het niet aannemelijk dat Terah een drieling kreeg. Zodoende hebben we weer te maken met een onnauwkeurige optekening. Welke van de drie zonen werd geboren toen Terah 70 jaar oud was? Wie was als eerste geboren? Maar nog belangrijker; wanneer is Abram geboren? Hij is degene door wie de genealogische lijn verder gaat.

Voor nu hoop ik dat u mij vertrouwt als ik zeg dat Terah 70 jaar oud was toen Abram geboren werd. Dit kunnen wij vanuit de Bijbel verklaren, maar dit kunnen wij nog niet doen zolang het gehele plaatje nog onduidelijk is waarmee wij chronologische patronen kunnen bewijzen.

Zo bestaat er natuurlijk het oude Boek van de Oprechte (Jasher) die wij kunnen citeren, waarmee wij een meer compleet verhaal van de geboorte van Abram kunnen aandragen. Terah was 70 toen Abram geboren werd (Jasher 7:51). Exemplaren van het Boek van de Oprechte (Jasher) kunnen bij mij besteld worden voor hen die dit fantastische boek willen lezen. (Het Boek van de Oprechte wordt in Jozua 10:13 en in 2 Samuël 1:18 aangehaald. Een oud exemplaar werd in 1613 n.Chr. Venetië ontdekt en vervolgens in 1840 n.Chr. in het Engels vertaald. Helaas zijn er ook vervalsingen verspreid zoals de uitgave van de Rozenkruisers in de 19e eeuw.)

Secrets-Of-Time-Dutch-Chapter-2-Img-1.png

We nemen nu aan dat Abram in het jaar 1948 na de schepping van Adam geboren is (toen zijn vader 70 jaar oud was). De Bijbel zegt dat de naam van Abram veranderde in Abraham toen hij 99 jaar oud was (Gen. 17:1-5). De rite van besnijdenis werd toen ingesteld, waarna Sara enige tijd later zwanger werd van Izak en hij een jaar later geboren werd. Genesis 21:5 zegt: Abraham was honderd jaar oud, toen zijn zoon Izak hem geboren werd.”

Als Abram in het jaar 1948 geboren is, dan moet Izak 100 jaar later in het jaar 2048 geboren zijn. Izak was op zijn beurt 60 toen Jakob en Ezau geboren werden. Genesis 25:26 zegt,

26 Daarna kwam zijn broer tevoorschijn, terwijl zijn hand de hiel van Ezau vasthield; daarom gaf men hem de naam Jakob. Izak was zestig jaar oud bij hun geboorte.

Dus door eenvoudige rekenkunde zien wij dat Jakob in het jaar 2108 vanaf Adam geboren is.

We zien dat Jakob op de leeftijd van 130 jaar naar Egypte ging, want toen hij uiteindelijk in nabijheid van zijn lang verloren zoon Jozef voor de farao verscheen, zei hij in Genesis 47:8-9,

8 De farao zei tegen Jakob: Hoe groot is het aantal van uw levensjaren? 9 Jakob zei tegen de farao: Het aantal van de jaren van mijn vreemdelingschap is honderddertig jaar.

Jakob was in het jaar 2238 vanaf Adam 130 jaar oud (2108 + 130 = 2238). Dit was de tijd toen Israël na de uitnodiging van Jozef naar Egypte ging. Nu moeten we de lengte van hun verblijf in Egypte gaan verklaren om zo het jaar van de uittocht te bepalen.

ISRAËLS VERBLIJF IN EGYPTE

Onze volgende vraag luidt: “ Hoe lang verbleef Israël in Egypte?” De algemene veronderstelling is dat zij daar een volle 400 jaar daar verbleven, hetgeen gebaseerd is op de profetie in Genesis 15:13-16,

13 Toen zei God tegen Abram: Weet wel dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land dat niet van hen is; zij zullen hen dienen en men zal hen vierhonderd jaar onderdrukken. 14 Maar ook zal Ik over het volk dat zij zullen dienen, rechtspreken en daarna zullen zij met veel bezittingen wegtrekken.

15 Maar ú zult in vrede tot uw vaderen heengaan; u zult in goede ouderdom begraven worden. 16 De vierde generatie zal hier terugkeren, want de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten is tot nu toe niet vol.

In eerste opzicht lijkt het erop dat Israël voor 400 jaar in Egypte verbleef. Maar God zei dat de “vierde generatie” zou terugkeren. Een eeuw per generatie lijkt wel wat lang, maar toch zien we dat zij in de vierde generatie terugkeerden. Levi, de vierde zoon van Jakob, was één van de 70 die na de uitnodiging van Jozef Egypte inging. 1 Kronieken 6:1-3 biedt ons de genealogie,

1 De zonen van Levi waren Gerson, Kahath en Merari. 2 De zonen van Kahath waren Amram, Jizhar, Hebron en Uzziël. 3 De kinderen van Amram waren Aäron, Mozes en Mirjam; en de zonen van Aäron waren Nadab, Abihu, Eleazar en Ithamar.

Secrets-Of-Time-Dutch-Chapter-2-Img-2.png

Exodus 6:20 zegt ons dat de moeder van Mozes, Jochebed, de zus van Arams vader was. Dit betekent dat ze de dochter van Levi was en een zus van broer Kahath. Ofwel, Amram was met zijn tante getrouwd. Dit was voorafgaand aan het verbod op dergelijke huwelijken (Lev. 18:12). Dus via zijn vader was Mozes de vierde generatie vanaf Jakob, maar via zijn moeder was hij slechts de derde. U kunt betwisten dat vier generaties in Egypte in totaal opgeteld 400 jaar kan beslaan als elke generatie 100 jaar leefde. Toch is het onwaarschijnlijk dat dit in slechts drie generaties (via Jochebed) kan geschieden, hetgeen de Bijbel zegt.

Numeri 26:59 zegt ons dat Jochebed de dochter van Levi” was, ”die de vrouw van Levi baarde in Egypte”. Het Boek van de Oprechte bevestigt deze verklaring. Het zegt namelijk dat Jochebed op de grens van Egypte geboren werd, op het moment dat de 70 zielen in Egypte aankwamen om daar te verblijven. Het Boek van de Oprechte zegt ons dat Jochebed 130 jaar oud was toen Mozes geboren werd. Mozes zelf was 80 jaar toen hij Israël uitleidde. Dus 130 + 80 = 210 jaar die doorgebracht werd in Egypte.

Wanneer wij proberen om Israël voor 400 jaar in Egypte te laten verblijven dan zou Levi op hele hoge leeftijd moeten zijn voor hij Jochebed ontving en zij zou op haar beurt weer 200 jaar moeten zijn wanneer zij Mozes ontving. Dit is hoogst onwaarschijnlijk. Maar omdat hun levensduur niet opgetekend is in de Bijbel, op Mozes na, kunnen wij dit niet door Bijbelse genealogie bewijzen. We moeten anderen manieren vinden om dit te bepalen.

Het helpt als we de profetie die aan Abram gegeven is (die wij eerder citeerden) beter gaan bekijken. Merk op dat de profetie helemaal niet duidelijk is omtrent het feit hoe en waar zijn nakomelingen onderdrukt zullen worden. Zoals we zullen zien komt dit omdat de onderdrukking in wezen al begon toen Izak door Ismaël, de half-Egyptische, werd vervolgd (Gen. 21:9, Gal. 4:29). Met andere woorden, de onderdrukking vond al plaats voordat de Israëlieten in Egypte waren. Wanneer wij deze verdrukking optellen met de verdrukking in Egypte komen wij uit op 400 jaar. Het Boek van de Oprechte zegt ons dat de broederlijke rivaliteit tussen Ismaël en Izak zo hoog opliep dat Ismaël op een gegeven moment Izak probeerde te vermoorden (Jasher 21:14). Toen dit voorval zich voordeed was Izak vijf jaar oud. Dus deze onderdrukking was zeer ernstig en de verklaring van Paulus in Galaten 4:29 is zeker niet overdreven.

Genesis 15:13 zegt: “Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is” (SV) Wie was deze nakomeling? Het was Izak, “want in Izak zal uw zaad genoemd worden” (Gen. 21:12).

Vervolgens moeten wij ons afvragen vanaf welk moment Izak een vreemdeling in een land dat niet van hem was genoemd werd. Izak werd geboren in Kanaän, het land waarvan Abraham zegt dat hij daar als een vreemdeling en bijwoner heeft geleefd (Gen. 23:4; Heb. 11:8-13). Een vreemdeling is een bijwoner, een gast, iemand die geen recht heeft op eigen bezit van land. Abraham moest de kinderen van Heth smeken om hem een graf voor Sara te verkopen toen zij gestorven was (Genesis 23).

Zo kunnen wij dus concluderen dat het zaad van Abraham, Izak, al vanaf zijn geboorte in het jaar 2048 als vreemdeling verbleef in een land niet van hem was. Als we vanaf dat moment 400 jaar optellen zien wij dat de uittocht in het jaar 2448 heeft plaatsgevonden. Als we de 400 jaar opdelen in twee perioden – het vreemdelingenschap in Kanaän en het vreemdelingenschap in Egypte – zien wij dat zij de eerste 190 jaar in Kanaän verbleven en de laatste 210 jaar in Egypte.

Izak was 60 toen Jakob geboren werd en Jakob was 130 toen hij naar Egypte ging. Dit komt uit op 190 jaar vanaf de geboorte van Izak tot het vreemdelingenschap in Egypte, waardoor er 210 jaar overblijft voor hun eigenlijke verblijf in Egypte. Laten we gaan kijken of deze opvatting ondersteund wordt door de Schriften.

DE 430 JAAR TUSSEN DE TWEE VERBONDEN

Laten we beginnen met Exodus 12:40-41,

40 De verblijfsduur van de Israëlieten, de tijd die zij in Egypte gewoond hadden, was vierhonderddertig jaar. 41 En het gebeurde na verloop van vierhonderddertig jaar, op deze zelfde dag gebeurde het: alle legers van de HEERE zijn uit het land Egypte vertrokken.

Mozes beschreef de datum van de uittocht zeer nauwkeurig. Hij schreef dat dit zich precies na 430 jaar vreemdelingenschap voordeed. Hij is zelfs zo specifiek dat hij zegt dat het “op deze zelfde dag gebeurde”. Als dit zo’n exacte tijdcyclus is waarom geschiedde de uittocht dan niet na 400 jaar, zoals God tegen Abram gezegd had? Waarom vertrokken zij 30 jaar na de 400 jaar? Dit werpt een echt probleem op voor hen die zeggen dat Israël precies voor 400 jaar in Egypte is geweest.

Het antwoord hierop kan gevonden worden in de brief van Paulus aan de Galaten, waar hij deze tijdsperiode verklaard. Galaten 3:16-17 zegt dat de belofte aan Abraham 430 jaar voor het Mozaïsche verbond gegeven werd,

16 Welnu, zo zijn de beloften aan Abraham en aan zijn nageslacht gedaan… 17 Dit nu zeg ik: Het verbond [met Abraham], dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus, wordt door de wet [verbond met Mozes], die na vierhonderddertig jaar gekomen is, niet krachteloos gemaakt om de belofte [aan Abraham] teniet te doen.

Paulus zegt dat het verbond met Mozes 430 jaar na de belofte aan Abraham gekomen is. Dus Israël was niet voor 430 jaar in Egypte, hetgeen iemand misschien kan aannemen door onzorgvuldig Exodus 12:40-41 te lezen.

Secrets-Of-Time-Dutch-Chapter-2-Img-3.png

Als wij deze twee Geschriften samenvoegen wordt het duidelijk dat God Zijn verbond met Abram precies 430 jaar voorafgaand aan de uittocht gemaakt heeft op de dag van Pascha. De belofte van dit verbond is opgetekend in Genesis 15, waar Abram vijf dieren door midden snijdt zoals gebruikelijk was bij een bloedverbond. Normaliter wandelden bij een bloedverbond de twee partijen samen hand in hand tussen de dierenhelften door, waarmee ze het volgende duidelijk maakten: “God mag hetzelfde met mij doen als ik het verbond verbreek.”

Maar God liet Abram in slaap vallen waardoor dit verbond een “belofte” werd. Dit houdt in dat het een onvoorwaardelijke belofte was, iets dat God Zelf zou doen en Hij niet afhankelijk was van de wil van Abram of zijn zaad. Daarom noemt Paulus dit ook de “belofte” (Galatan 3:17), in tegenstelling tot het wettelijke verbond (de wet) dat gegeven was onder Mozes, waarbij het volk een gelofte van gehoorzaamheid moest afleggen (Ex. 19:5).

We moeten dus uitzoeken wanneer God deze belofte aan Abram gaf. Als Israël de laatste 400 jaar voor de uittocht en het verbond met Mozes in Egypte was, dan zou de belofte slechts 30 jaar voor hun verhuizing naar Egypte zijn gemaakt. Dit is onmogelijk, want Abraham was toen allang dood. Omdat Jakob 130 was toen hij naar Egypte ging, zou de belofte gemaakt moeten zijn toen Jakob 100 was. Izak zou dan 160 jaar moeten zijn en Abraham 260 jaar. Maar vanuit Genesis 25:7 weten we dat Abraham op 175 jarige leeftijd stierf. Dus 30 jaar voor Jakobs verhuizing naar Egypte leefde hij al niet eens meer. Maar als de 400 jaar teruggerekend wordt tot de geboorte van Izak (toen Abraham 100 was), dan blijkt dat Abram slechts 70 jaar oud was toen de belofte hem werd “op deze zelfde dag” (Ex. 12:41) als de uittocht (430 jaar later) werd gedaan.

Dit verklaart ook zeer duidelijk de discrepantie tussen de geprofeteerde 400 jaar in Egypte en de werkelijke 430 jaar. We kunnen gemakkelijk zien dat beide tijdcycli eindigen bij het jaar van de uittocht. Het beginpunt verschilt slechts. De 400 jaar gaan terug tot de geboorte van Izak, toen Abraham 100 was. Dit was de tijd van Izaks vreemdelingenschap. De 430 jaar gaan terug naar dezelfde dag waarop God Zijn verbond maakte met Abram (toen hij 70 was), waarmee Abrams vreemdelingenschap begon. Deze twee gebeurtenissen vonden 30 jaar van elkaar plaats.

Genesis 12:4 zegt ons dat Abram op 75 jarige leeftijd in Kanaän arriveerde. De belofte was dus 5 jaar eerder gedaan. Over het algemeen is dit erg aannemelijk. We weten ten minste dat Abram toen nog in leven was.

Vervolgens concluderen wij dat Jakob in het jaar 2238 naar Egypte ging en dat Israël in het jaar 2448 onder Mozes Egypte verliet. Zij verbleven 210 jaar in Egypte. Israël verliet Egypte 400 jaar nadat het zaad van Abraham onderdrukt werd. Maar het verbond met Mozes werd 430 jaar na Gods belofte aan Abram gegeven.

HET JUBELJAAR DER JUBELJAREN: HET JAAR 2450

We weten dat Israël Egypte op Pascha verliet, hetgeen altijd in de lente plaatsvindt. Pinksteren werd gevierd aan de voet van de berg Sinaï. Daar verbleef Israël een jaar, terwijl Mozes de Tien Geboden ontving en zij daarna de tabernakel bouwde.

De tabernakel werd opgebouwd op de eerste dag van de eerste maand, bijna een jaar nadat zij Egypte verlaten hadden. Exodus 40:17 zegt,

17 En het gebeurde in de eerste maand, in het tweede jaar, op de eerste dag van de maand, dat de tabernakel opgebouwd werd.

Na de twaalf dagen van inwijding van de tabernakel (Numeri 7) vierde Israël haar eerste Pascha in de woestijn. Israël verliet de berg Sinaï voor Pinksteren, want Numeri 10:11-12 zegt,

11 Het gebeurde in het tweede jaar, in de tweede maand, op de twintigste van de maand, dat de wolk opgeheven werd van de tabernakel van de getuigenis

12 De Israëlieten braken op, en trokken van rustplaats tot rustplaats, uit de woestijn Sinaï; en de wolk bleef rusten in de woestijn Paran.

Het was op z’n minst een driedaagse reis (Numeri 7) naar Paran. Israël begon daar te morren over het ontbreken van vlees, waarna God hen een maand lang kwakkels te eten gaf (Numeri 11:20), totdat ze er van gingen walgen. De kwakkels moeten daar in de derde maand tijdens het Pinksterfeest zijn geweest.

Het volk reisde toen naar Hazeroth (Num. 11:35) en ruste daar. Hier morde Mirjan tegen Mozes over zijn huwelijk met Zippora, de “Cusjitische”. Bij de berg Sinaï, in Arabië (Gal. 4:25) was Mozes schaapherder geweest in dienst van Rehuel (Ex. 2:21). De aantekeningen van Bullinger bij Numeri 12:1 zeggen ons dat “het land Cusj in Arabië lag”. In vroege tijden bestonden er twee landen met de naam Cusj. De ene lag ten zuiden van Egypte, de andere lag in Arabië. In het laatstgenoemde land leefde Rehuel van wie Mozes de schapen weidde. Hierdoor was Zippora volgens haar woonplaats een Cusjitische, maar volgens haar ras was zij een Midianiet (Ex. 2:16). Via Ketura stamde zij van Abraham af (Gen. 25:1-4).

God bestrafte Mirjam voor haar houding met melaatsheid en koste het haar een week om gereinigd te worden (Num. 12:15; Lev. 14:8). Ondertussen was het inmiddels al de vierde of vijfde maand (volgens onze moderne maandaanduiding is dat rond juli of augustus) van het jaar 2449, het jaar na de uittocht.

Toen stuurde Mozes de twaalf verkenners het land Kanaän in om het land te verkennen. Voor 40 dagen waren ze op onderzoek uit (Num. 13:20). Bij het Loofhuttenfeest in de Bijbel moesten de priesters elke dag van het Loofhuttenfeest een drankoffer (plengoffer) uitschenken. Dit waren de eerstelingen van de nieuwe druivenoogst, ofwel de nieuwe wijn. Het vertrappen van de druiven vond plaats op Verzoendag, hetgeen vijf dagen voor Loofhutten werd gevierd.

Hierdoor kunnen we de tijd waarbij de twaalf verkenners hun verslag deden vaststellen. Dit was namelijk de herfst van 2449, welke volgens oude berekening de tiende dag van de zevende maand was. Dit was in wezen tien dagen in het nieuwe jaar, het jaar 2450, want het Hebreeuwse nieuwjaar begon in de herfst.

En heel toevallig was dat jaar – 2450 – het Jubeljaar der Jubeljaren vanaf Adam. De bazuin voor het Jubeljaar moest in het 50e jaar op de tiende dag van de zevende maand geblazen worden. Het 50e jaar was eveneens het eerste jaar van de volgende Juberjaarcyclus. En omdat het 50e jaar het eerste jaar van de volgende cyclus overlapte duurde een periode van tien Jubeljaren in wezen 490, in plaats van 500 jaar. En 50 Jubeljaren is in wezen 50 x 49 jaar, ofwel 2450 jaar.

Het gaat erom dat Israël op dat moment op de bazuin moest blazen en er voor moest kiezen om het Beloofde Land op de dag dat de verkenners hun verslag deden te beërven. Het was het Jubeljaar der Jubeljaren waarbij iedereen naar zijn bezit zou terugkeren (Lev. 25:13).

Wanneer iemand zijn landerfenis door schuld verloor, moest hij “zichzelf tot het Jubeljaar verkopen”. Oftewel, hij werd een contractarbeider of een werknemer van iemand anders, totdat hij in het Jubeljaar zijn land terugkreeg, waarbij hij terugkeerde naar zijn erfenis (Leviticus 25).

Adam was gemaakt van het stof (grond) van de aarde en zijn “land” was verheerlijkt door het licht van Gods aanwezigheid voorafgaand aan zijn zondeval. Toen hij zondigde verloor hij deze erfenis en werd hij een schuldenaar van de wet. Hij werd vervolgens in slavernij “verkocht” aan de zonde. Hij werd een contractarbeider van de zonde. Noch kon iemand zichzelf door zijn eigen arbeid verlossen. Hij moest wachten op de bazuin van het Jubeljaar.

Zo heeft het Jubeljaar der Jubeljaren enorme implicaties. Als Israël er voor had gekozen om het land met Loofhutten van in het jaar 2450 te beërven, zouden zij werkelijk zijn teruggekeerd naar hun erfenis die ze in Adam verloren hadden – de verlossing van ons lichaam (Rom. 8:23). Dit was echter niet het overkoepelende plan van God, noch was het in hun gedachten. De tien verkenners brachten een slecht verslag uit, waardoor God hen niet in Zijn rust liet binnengaan, Zijn Jubeljaar. (Heb. 3:11).

Dit gehele scenario krijgt pas zingeving wanneer wij haar timing begrijpen. De aarde had 50 Jubeljaren op dit moment gewacht, maar toen het eenmaal daar was had het volk niet genoeg geloof om Gods rust in te gaan en deze te beërven in het Jubeljaar der Jubeljaren. Daarom liet God hen nog eens 38 jaar rondzwerven in de woestijn (Deut. 2:14) voordat ze Kanaän in mochten gaan.

Maar toen ze eenmaal het land ingingen deden ze dit met Pascha en niet met Loofhutten. Zij ontvingen toen dus geen verheerlijkte lichamen. Het enige wat zij ontvingen was een externe landerfenis. Uiteraard was dit ook goed en ging het gepaard met vele tekenen en wonderen. Maar ze hadden iets veel beters kunnen beërven. Zij ontvingen een gedeeltelijke zalving en onder deze kleine zalving leefden zij voor 1400 jaar in een Tijdperk van Pascha.

Het Tijdperk van Pascha eindigde met de kruisiging van Jezus en vervolgens begon in Handelingen 2 het Pinkstertijdperk, hetgeen een periode van 40 Jubeljaren was, van 33 n.Chr. tot 1993 n.Chr. Dit zullen we in een later hoofdstuk gedetailleerder uitleggen. Het lijkt erop dat wij bij Pinksteren van 1993 in een overgangsperiode naar Loofhutten zijn gegaan.

Door weer terug te gaan naar ons onderwerp willen we het punt maken dat de nauwkeurigheid van onze chronologie ondersteund wordt door het feit dat Israël hun erfenis moest ontvangen in het Jubeljaar der Jubeljaren, namelijk in de herfst van 2449, hetgeen het begin is van het jaar 2450.

VAN EXODUS TOT DE DOOD VAN SALOMO (2448 – 2964)

Een groot gedeelte van de geschiedenis vond plaats tussen de uittocht en de dood van Salomo. Zo waren daar de 40 jaren in de woestijn, gevolgd door de tijd van de Richteren. Uiteindelijk komen we aan bij de tijd van het Verenigde Koninkrijk onder de monarchieën van Saul, David en Salomo. Gelukkig vermeld een Bijbels historicus de precieze aantal jaren vanaf de uittocht tot het vierde jaar van Salomo’s regering. Dit bespaart ons een hoop tijd in het achterhalen van de chronologieën die hiermee gepaard gaan. 1 Koningen 6:1 zegt ons,

1 Het gebeurde nu in het vierhonderdtachtigste jaar na de uittocht van de Israëlieten uit het land Egypte, in het vierde jaar van het koningschap van Salomo over Israël, in de maand Ziv (dat is de tweede maand), dat hij het huis van de HEERE bouwde.

We hebben al gezien dat de uittocht uit Egypte plaatsvond in de lente van het jaar 2448 vanaf Adam. Als hierbij 480 jaar optellen komen we uit bij het jaar 2928. Het jaar 2928 is dus het vierde jaar van het koningschap van Salomo. Dit is een heel belangrijk gegeven, want zodoende kunnen wij de 40 jarige regeringen van Saul, David en Salomo dateren:

Salomo regeerde 40 jaar van 2845 – 2884 Handelingen 13:21
David regeerde 40 jaar van 2885 – 2924 1 Koningen 2:11
Salomo regeerde 40 jaar van 2925 – 2964 1 Koningen 11:42

Het 40e regeringsjaar van Salomo was 2964. In 1 Koningen 11:42-43 zien we dat hij in dat jaar stierf,


42 De tijd nu die Salomo in Jeruzalem over heel Israël regeerde, was veertig jaar. 43 Daarna ging Salomo te ruste bij zijn vaderen, en werd begraven in de stad van zijn vader David, en Rehabeam, zijn zoon, werd koning in zijn plaats.

Na de dood van Salomo besteeg zijn zoon Rehabeam de troon. Vanwege buitensporig hoge belastingen vroeg het volk hem deze te verlagen. De adviseurs van Rehabeam, de liberalen van die tijd, adviseerden hem de belastingen te verhogen (1 Kon. 12:10), en dit deed hij ook. Dit was de aanleiding van een opstand waarbij de meeste stammen van Israël een eigen natie vormden en een eigen koning kroonde.

Het Verenigde huis van Israël werd zodoende een opgedeelde natie. De noordelijke stammen behielden de naam van het huis van Israël, omdat de stammen van Jozef hierbij hoorden. Jakob had zijn naam (Israël) doorgegeven aan de zonen van Jozef (Ge. 48:16), omdat zij de erfgenamen van het geboorterecht waren (1 Kron. 5:1-2). De zuidelijke stammen werden bekend als het huis van Juda, genaamd naar de dominante stam, terwijl Benjamin ook bij Juda bleef.

Vanaf dat moment bestonden er twee monarchieën. In een chronologiestudie is deze periode behoorlijk frustrerend voor een historicus. De problemen binnen de chronologie doen zich echter alleen voor bij de specifieke geschiedenis van de verschillende koningen. De algemene chronologie is door goddelijke voorzienigheid behoorlijk eenvoudig gevestigd. Hieronder een vind u een opgesomde versie, die wij vervolgens zullen bewijzen vanuit de Bijbel.

Salomo stierf in 2964 (zijn 40e jaar, 931 v.Chr.)
Jerobeams 1e jaar was 2965 (eveneens Rehabeams eerste jaar)
Jerobeams 20e jaar was 2984 (en Asa’s eerste jaar, 1 Kon. 15:9)
Asa’s 38e jaar was 3021 (en Achabs eerste jaar, 1 Kon. 16:29)
Achab stierf in (853 v.Chr.) 3042 (90 jaar voor de zonsverduistering in 763 v.Chr.)


Secrets-Of-Time-Dutch-Chapter-2-img-4.png

 

Toen Israël het koningschap van Rehabeam verwierp vestigden zij hun eigen monarchie onder Jerobeam, een Efraïmiet. Beide koningen begonnen hun regering in hetzelfde jaar. Onthoudt dat Salomo’s 40e jaar het jaar 2984 was. Vandaar dat het jaar 2965 wordt gerekend als het eerste jaar van zowel Rehabeam als Jerobeam. Laten we, met deze datum als sleutel, 1 Koningen 15:9 gaan lezen,

9 In het twintigste jaar van Jerobeam, de koning van Israël, werd Asa koning over Juda.

Het jaar 2965 was het eerste regeringsjaar van Jerobeam. Negentien jaar later zou het twintigste regeringsjaar van Jerobeam zijn, oftewel het jaar 2984. Dit is eveneens het eerste regeringsjaar van Asa, de koning van Juda. Asa regeerde 41 jaar. In 1 Koningen 16:29 lezen we,

29 En Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israël in het achtendertigste jaar van Asa, de koning van Juda. Achab, de zoon van Omri, regeerde over Israël, in Samaria, tweeëntwintig jaar.

Als het eerste regeringsjaar van Asa 2984 is, dan moet zijn 38e regeringsjaar het jaar 3021 zijn. Dit was eveneens het eerste regeringsjaar van koning Achab van Israël. Achab stierf in zijn 22e regeringsjaar, dat het jaar 3042 vanaf Adam is. Dit is het belangrijkste scharnierpunt binnen de oude geschiedenis, want vanaf daar kruist de oude Bijbelse geschiedenis de seculiere geschiedenis van de Assyrische kalender.

DE DOOD VAN ACHAB, BEVESTIGD DOOR DE ASTRONOMIE: 853 V.C

1 Koningen 22:1-4 zegt ons dat Achab een vredesoverkomst met Syrië maakte, hetgeen drie jaar standhield. Deze vredesovereenkomst werd verbroken toen Achab bondgenoot met Josafat van Juda werd, met als doel om wat territorium terug te winnen van Syrië. In de daaruit voortvloeiende slag werd koning Achab gedood (1 Kon. 22:37). Zo kunnen we concluderen dat deze slag plaats vond in het 22e regeringsjaar van Achab, of 3042 vanaf Adam.

De vraag die opkomt is: waarom verbrak Achab de driejarige vredesovereenkomst door de oorlog te verklaren aan Syrië? Volgens historici ligt het antwoord in de befaamde historische slag van Karkar, waarbij Assyrië de strijd aanging met een coalitie van drie naties, waaronder Israël en Syrië. In de Assyrische analen word “Achab van Israël” specifiek genoemd. Volgens de documenten won Assyrië de slag.

Archeoloog A.H. Sayce citeert uit de inscriptie van Salmaneser III bij Kurkh aan de oever van de Tigris. Bij vergissing dateert hij de eponiem van Daian-Assur op 854 v.Chr., terwijl het in wezen begon in de lente van 853 v.Chr. tot de lente van 852 v.Chr., hetgeen bewezen kan worden door een simpele studie van de eponiemenkalender. Toch geeft Sayce ons de vertaling van het Assyrische monument dat van de slag van Karkar en de nederlaag van koning Achab van Israël vertelt. In zijn boek “Assyria” schrijft hij op pagina 172-174,

In de eponiem van Dayan-Assur (854 v.Chr) verliet ik op de 14e van de maand Iyyar de stad Ninevé. Ik doorkruiste de Tigris. Ik naderde de steden van Giammu aan de rivier Balikh. Door de aanblik van mijn machtige wapens en mijn heerschappij werden zij bang, en ten gunste van zichzelf doodde zij hun heer Giammu…

…onze wegen scheidde bij de rivier van Argana en ik naderde de stad van Karkar [Aroer]. (Zijn) Koninklijke stad Karkar wierp ik omver, groef deze op en verbrandde haar. 1200 strijdwagens, 1200 ruiters en 20.000 man van Bir-idri van Damascus, 700 strijdwagens, 700 ruiters en 10.000 man van Achab (Akhabbu) van Israël, 500 man van Kue, 1000 man van Egypte… [in totaal werden er twaalf koningen opgetekend die zonder succes het Assyrische leger probeerde te verslaan]… Vanaf de stad Karkar tot aan de stad Guzau wierp ik hen omver.

Secrets-Of-Time-Dutch-Chapter-2-Img-5.png

De historici zijn dus van mening dat Achab na de slag van Karkar besloot zich tegen Syrië te keren, om zodoende wat territorium terug te winnen, terwijl Syrië nog aan het bijkomen was van haar nederlaag van de slag. Achab was van mening dat wanneer hij met Josafat van Juda zou optrekken, zij samen met gemak Syrië konden verslaan. Hij zat er echter naast en stierf in de slag (1 Koningen 22:32-37).

Dit incident is belangrijk, want het koppelt de slag van Karkar met de dood van Achab en de dood van Achab is dus verbonden met de Assyrische eponiemenkalender, hetgeen een positieve bijdrage is voor de astronomie. Het wordt de eponiemenkalender genoemd omdat elk jaar genaamd werd naar een belangrijke koning, held of gebeurtenis. Zij beschikken over een doorlopende kalender van 1400 jaar, die eindigt met hun val door de Babylonische legers in 607 v.Chr.

Op een gegeven moment noteren de Assyriërs een zonsverduistering in de eponiem van Bur-Sagale in de maand Simanu. Hedendaagse astronomen hebben deze verduistering gedateerd op 15 juni 763 v.Chr. (gerekend volgens onze huidige kalender). Daarom correleert het eponiemjaar van Bur-Sagale op de Assyrische kalender met 763 v.Chr zoals wij dit nu berekenen.

Daarnaast zegt de Assyrische kalender ons dat de slag van Karkar 90 jaar voor de zonsverduistering in het 6e jaar van Salmaneser III plaatsvond. Zo weten wij dus dat de slag van Karkar plaatsvond in 853 v.Chr. Dit is een sterk bewijs van Achabs dood in 853 v.Chr.

Ook hebben we gezien dat Achab in het jaar 3042 vanaf Adam stierf. Dus 3042 vanaf Adam is het equivalent van 853 v.Chr. op onze moderne kalender. Dit is het meest belangrijke scharnierpunt in onze chronologie. Wanneer we eenmaal weten hoe de Bijbelse jaren vanaf Adam correleren met ons moderne systeem, kunnen we elk jaar vanaf Adam omrekenen naar onze Gregoriaanse kalender en vice versa.

Nu kunnen enkelen opmerken dat er misschien wel wat dagen of jaren verloren zijn gegaan tijdens de verschillende kalenderveranderingen binnen de eerste paar eeuwen na Christus. Dit kan het geval zijn, maar is irrelevant voor onze studie, omdat wij deze mogelijke fouten hebben omzeild. Kijk, wanneer de historici de zonsverduistering op 15 juni 763 v.Chr. dateren, dan omzeilen zij al hun vorige kalenders, als mede hun eigen fouten. Zij dateren dit slechts volgens een sterrenkalender. Astronomen kunnen zeer nauwkeurig bepalen wanneer een zons- of maansverduistering heeft plaats gevonden en waar deze in de geschiedenis zichtbaar was.

Historice citeren vaak uit een boek van Manfred Kudlek en Erich H. Mickler, genaamd “Solar and Lunar Eclipses of the Ancient Near East from 3000 B.C. to 0 with Maps”. Het dateert alle maansverduisteringen die zichtbaar waren in het oude Nabije Oosten vanaf 3000 v.Chr. Wanneer historici oude analen van eclipsen in combinatie met de regeringen van koningen, of met bepaalde gebeurtenissen, in handen krijgen, vinden zij dit veel gemakkelijker om deze regeringen of gebeurtenissen te dateren.

Onthoudt dat computers die de exacte posities op aarde, zon en maan bepalen, deze bepalen volgens exacte nummering van jaren, maanden, dagen en zelfs seconden van moderne verwijzingsdata. Zo bepaald de computer bijvoorbeeld hoeveel jaar geleden vanaf vandaag eclipsen plaatsvonden. Hiermee omzeilt het de kalenderproblemen die zich enkele jaren geleden misschien wel voordeden. De vraag of de mens één of twee jaar van de geschiedenis verloren is heeft geen invloed op onze chronologie.

VAN ADAM TOT DE MODERNE TIJDEN

De sleutel om de jaren vanaf Adam naar onze moderne berekening om te rekenen is als volgt : 3042 vanaf Adam = 853 v.Chr. De volgende voorbeelden laten u zien hoe u zelf enige datum kan omrekenen.

Salomo stierf in het jaar 2964. Achab stierf in 3042, dat 78 jaar later is. (2964 + 78 = 3042.) Als 3042, 853 v.Chr. is, dan is 78 jaar voorafgaand aan die tijd 931 v.Chr. Salomo stierf dus in 931 v.Chr. Vaak komt u deze datum in geschiedenisboeken tegen. Hieruit verkrijgen historici hun datum. Ik ga hier niet tegenin, en hoe meer ik in feite andere tijdcycli bestudeer, hoe meer deze chronologie juist blijkt te zijn. Ik zal andere voorbeelden aandragen wanneer we in verdere hoofdstukken hier over uitweiden.

De uittocht vond in 2448 plaats, dat 594 jaar voor de dood van Achab in 3042 is. Wat is 594 voorafgaand aan 853 v.Chr.? Tel 594 op bij 853 en u zult uitkomen op 1447 v.Chr., het jaar van de uittocht.

Laten we zeggen dat wij het jaar 2000 n.Chr. willen omrekenen naar jaren vanaf Adam. Nou, van 853 v.Chr. tot 2000 n.Chr is 2852 jaar. (853 + 2000 = 2853, maar we moeten er een jaar aftrekken, omdat er van v.Chr. tot n.Chr. geen jaar 0 is.) Daarom moeten we 2852 jaar optellen bij 3042 jaar vanaf Adam (853 v.Chr.). Dit betekent vervolgens dat het jaar 2000 n.Chr. 5894 jaar vanaf Adam is.

Toevalligerwijs is de ware Bijbelse kalender op het Jubeljaarsysteem gebaseerd, hetgeen uit 49 jaar cycli bestaat. Het 120 Jubeljaar kan berekend worden door 49 te vermenigvuldigen met 120, ofwel 5880. Dit betekent dat het najaar van 1986 het 120 Jubeljaar vanaf Adam was. Zoals we snel zullen zien, wanneer wij een diepere studie gaan doen over de uitstorting van de Heilige Geest, is dit een zeer belangrijke datum.

Als u mijn werk wilt controleren, zoals al velen alreeds hebben gedaan, dan bent u hier vrij in. Het is goed te doen, alleen moet u uitkijken dat u door de rekenkunde niet in de war raakt. Een vrouwelijke Meester in de Statistiek heeft al mijn werk gecontroleerd, waarbij zij slechts één klein foutje ontdekte, dat totaal geen invloed had op de algemene chronologie, en eenvoudig gecorrigeerd kon worden. Daarom heb ik vertrouwen in de algemene stiptheid van onze chronologie.

CHRONOLOGISCHE EN JURIDISCHE TIJD

Velen die zich verdiept hebben in chronologie nemen aan dat wij nu ons dichtbij 6000 jaar vanaf de schepping bevinden. Enkelen hebben geprobeerd de geschiedenis te manipuleren, om deze zo passend te maken voor hun bewijslast, in plaats van echt naar de geschiedenis te kijken en daaruit conclusies te trekken.

Zoals u kunt zien is het jaar 2000 slechts 5894 jaar vanaf Adam. Hiermee komen we 106 jaar tekort voor de 6000 jaar. En omdat de meeste mensen aannemen dat het einde van dit tijdperk na precies 6000 jaar zal plaatsvinden, moeten wij dit probleem behandelen. Ten slotte komen we namelijk 106 jaar tekort voor de 6000 en kunt u gaan denken dat de profetische gebeurtenissen in de Bijbel voor ten minste nog een eeuw worden opgeschort. Maar dit hoeft helemaal niet het geval te zijn, want 2006 zal namelijk zeer belangrijk zijn.

Om de Jubeljaarkalender van God te begrijpen, moet u gaan inzien hoe de Jubeljaarcycli werkt. Hoewel het Jubeljaar het 50e jaar is, is dit eveneens het 1e jaar van de volgende cyclus. Dit betekent, zoals we al eerder vermelden, dat tien Jubeljaren 490 jaar is, in plaats van 500.

Toch heb ik in mijn studies een factor ontdekt die ik juridische tijd noem. Deze juridische tijd verschilt van chronologische tijd. In het voorbeeld van tien Jubeljaren kunnen we zeggen dat dit 490 jaar chronologische tijd is, maar 500 jaar juridische tijd. Met andere woorden, door elk eerste jaar van een Jubeljaarcyclus te laten overlappen, maakt God van 500 jaar slechts 490 jaar.

En in 120 Jubeljaren propt God 6000 jaar in slechts 5880 jaar. Dus terwijl 1986 n.Chr. 120 tekort komt voor 6000 jaar, is dit in wezen een volle 6000 jaar in juridische tijd. Op deze manier kan God dingen “vroeg” laten voorvallen. Of, om het met de woorden van Jezus te zeggen, God verkort de dagen ter willen van de uitverkorenen (Mat. 24:22). Laat mij wel benadrukken dat God echter alles precies volgens Zijn tijdschema laat geschieden. Vanuit Zijn perspectief gebeuren de dingen niet vroeg of laat, want Hij weet alle dingen vanaf het begin. Toch zijn er verschillende manier om de tijd te berekenen, en we kunnen waardevolle inzichten in de weg van God opdoen, door de moeite te nemen om Zijn werken door heel de geschiedenis heen te bestuderen.

Ik zal hier verder over uitweiden wanneer wij de geschiedenis van de koningen van Israël en Juda gaan bestuderen. In die studie zullen we zien dat er vele co-regeringen waren, waarbij een koning zijn zoon kroonde terwijl hij nog in leven was. Hierdoor overlapten de regeringen elkaar dus, waarmee zij zo een chronologische nachtmerrie creëerde voor de historici die achter hun regeringsdata wilden komen. Als een oude koning 30 jaar regeerde en zijn zoon vervolgens ook, dan zou u denken dat dit totaal 60 jaar beslaat. Maar wanneer er sprake is van een co-regering van 5 jaar voordat de oude koning stierf, dan zou de totale tijd van hun regeringen slechts 55 jaar zijn.

U kunt dus zeggen dat zij volgens chronologische tijd 55 jaar hebben geregeerd, maar dat zij volgens juridische tijd 60 jaar hebben geregeerd. Later zullen aantonen hoe God juridische tijd heeft gebruikt om over Jeruzalem, toen God hen vanwege hun zonden in ballingschap stuurde, 70 jaar van oordeel te brengen.

CONCLUSIE

Het is zeer waardevol om de timing van de 120 Jubeljaren vanaf Adam te weten. Het getal 120 is van grote betekenis, hetgeen we zullen aantonen in het volgende hoofdstuk. Het is de sleutel om de laatste grote opwekking te begrijpen. Deze opwekking moet de markering zijn voor het begin van het Loofhuttentijdperk, net zoals de uitstorting van de Geest in 33 n.Chr. een markering was voor het begin van het Pinkstertijdperk. Onder de zalving van Pinksteren keerde de Kerk de wereld ondersteboven, waardoor zij uiteindelijk het Romeinse Rijk omverwierpen. Een grotere zalving van Pinksteren wacht ons bij de vervulling van het Loofhuttenfeest, en hiermee zal het werk dat begon is onder Pinksteren worden voleindigd.

Er is echter een wachtperiode, een overgang van Pinksteren naar Loofhutten. Het voorafgaande feit hiervoor is de vijftig daagse wachtperiode van de opstanding van Christus tot de Pinksterdag. Zo is er ook een wachtperiode van het Pinkstertijdperk tot het Loofhuttentijdperk. Hoewel we niet met zekerheid kunnen zeggen hoelang dit zal duren, kunnen we voor aanwijzingen wel de patronen in de Schriften bestuderen.

Deze wachtperiode is niet bedoeld om achterover te leunen en te wachten op een zet van God. Het is een tijd van intensieve voorbereiding en onderwijs om de lang verborgen mysteries van tijd die eigenlijk heel duidelijk in Bijbelse passages worden geopenbaard, maar die christelijke lezers vaak vervelen, te ontdekken. Wij zijn er achter gekomen dat heel de Schrift een doel heeft, en u slechts de goddelijke gedachte achter de genealogieën, de nummers en de data moet hebben om deze passages tot leven te laten komen. Maar als u de standvastigheid had om dit hoofdstuk door te komen, dan is het niet nodig om u aan te sporen om door te gaan.