God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Bijlage 2: Wanneer begon het jaar?

Het nieuwe jaar van de schepping begon in vroege tijden in september, toen men met zonsondergang de eerste wassende maan in de westerse hemel zag. De kalender in Mesopotamië, het gebied waar Abraham vanuit migreerde, begon dus elk nieuw jaar in de herfst van het jaar.

De Egyptische kalender begon echter haar nieuwe jaar in de lente. Het is interessant om te zien dat toen God klaar stond om Israël uit Egypte te leiden, Hij Mozes vertelde dat de maand van Pascha (Abib) als hun eerste maand gerekend moest worden (Ex. 12:2). Vanaf toen nummerde Israël haar eerste maanden vanaf de eerste wassende maan in de lente van het jaar. Desondanks werden hun sabbatrustjaren en Jubeljaren in de herfst van het jaar, op de tiende van de zevende maand (d.w.z. september/oktober) uitgeroepen. Dit was een praktische noodzaak, want dit was het einde van het groeiseizoen.

Het volk plantte haar graansoorten in de herfst, zodat deze in de wintermaanden konden groeien. Als Israël haar landrustjaren aan het begin van de lente zou uitroepen, dan zou het volk niet in staat zijn om hun gerijpte gerst of tarwe te oogsten. Dus om een rustjaar in de lente uit te roepen zou er voor zorgen dat zij die lente niets konden oogsten en zij de herfst daarop niets konden zaaien, want dat zou dan nog steeds binnen de ban van een jaar lang niet zaaien of oogsten vallen. Zodoende zouden zij dus van de twee uit zeven jaar geen gewassen hebben.

Het gevolg is dat wij zien dat de kalender van Israël een tweevoudig patroon volgt. De maanden werden vanaf het begin van de lente, wanneer hun feestdagenkalender begon, genummerd; hun agrarische jaren (sabbatjaren) begonnen echter altijd in de herfst nadat het volk al hun vruchten van het land had geoogst – in het bijzonder de druiven, die in de herfst rijpte.

Zoals we hierboven vermeldde, berekende de priesters het begin van elke maand volgens het eerste zichtbare streepje van de maan aan de horizon dat na enkele maanloze dagen tijdens zonsondergang verscheen. Wanneer zij dit zagen, wisten zij dat zij de bazuin moesten blazen om aan te geven dat dit de eerste dag van de volgende maand was. De zevende van een dergelijke maan was een speciale dag, die het Feest van de Bazuinen genoemd werd. Het was de zevende bazuin uit het boek van Openbaringen (Op. 10:7), en “de laatste bazuin” in de geschriften van Paulus, hetgeen de grote dag van de opstanding aanduidt (1 Kor. 15:52). De feestdagen bevatten uiteraard de basis van Bijbelse openbaring wat betreft de tijden en gelegenheden van het eerste en tweede werk van Christus op aarde.

DE MAANMAAND

Het Hebreeuwse woord voor “maand” is hetzelfde woord dat vertaald is met “maan”. Dit komt omdat een Hebreeuwse maand een maancyclus van de eerste wassende maan tot de eerstvolgende wassende maan was. Voor de mensen in die tijd was dit erg praktisch, velen van hen dwaalden in de woestijn waarbij zij hun schapen leiden tot grazige weide. Hun kalender werd, ongeacht waar zij ook waren, in de nachtelijke hemel afgeschilderd en zij waren binnen de kortste keren experts wat betreft het constant afweten van de dag van de maand.

Alleen 12 maanmaanden zorgen bij elkaar voor 354 dagen in een jaar. Hierdoor kwamen er zo’n 11 dagen tekort voor een zonnejaar. Als zij simpelweg elke 12 maanden een nieuw jaar uit hadden geroepen, dan zou het niet lang geduurd hebben voordat Pascha in februari of oktober plaats zou vinden. Daarnaast zouden hun sabbatjaren elk jaar 11 dagen eerder vallen, hetgeen hun landbouw zou verwoesten. Dit was eveneens hetzelfde probleem waar andere volken die de maankalender gebruikten tegen aan liepen. Dit probleem werd overal opgelost door om de zoveel jaar een dertiende maand toe te voegen, waardoor het begin van een volgend jaar met een hele maand werd vertraagd.

In 1995 viel Pascha op 15 april, hetgeen eveneens de 15e dag van de maanmaand was. Pascha valt altijd op volle maan, in het midden van een maanmaand. Maar in 1996 viel Pascha op 4 april. Als deze achteruitgang zou doorzetten zou Pascha in 1997 op 2 maart vallen en in 1998 op 13 maart. Om dit probleem op te lossen voegden de Hebreeën een extra maanmaand binnen het eigenlijke jaar toe om Pascha een maand verder op te schuiven. Zodoende zou in plaats van 11 dagen achteruitgang, 19 dagen vooruitgang geboekt worden (d.w.z. 30 dagen van de eigenlijke maand min 11 dagen van de achteruitgang).

Dit is de reden dat Pascha en het beweegoffer (d.w.z. “Paaszondag” of “Pasen”) altijd op verschillende dagen valt.

DE EERSTELINGEN VAN DE GERST

De vraag die dan opkomt is: hoe wisten de priesters nu of er een dertiende maand nodig was om het nieuwe jaar een maand later in te laten gaan? Zij deden dit door elke lente de gerstoogst te bekijken. Als zij aan het einde van 12 maanmaanden kwamen, moesten zij bepalen of de volgende maand de 13e maand van het eigenlijke jaar zou worden, of de eerste maand van het nieuwe jaar. Daarom gingen zij het veld in om wat “uitgelopen” gerst te vergaren. Zij bekeken dus of de buitenste bedekking (kaf) als was opengegaan om te zien of de aar het levende graan vertoonde. Als dit het geval was wisten zij dat zij in staat waren om de eerstelingenschoof als beweegoffer voor het aangezicht van God te bewegen.

Als de gerst nog niet gerijpt was, dan zouden zij geen eerstelingen hebben om met het beweegoffer aan God te offeren. Het gevolg was dat zij binnen dat eigenlijke jaar een dertiende maand uitriepen. Nadat zij de gerst een extra maand hadden gegeven om te rijpen, zouden zij zeker rijpe gerst voor het eerstelingenoffer hebben. Zodoende werd de eerste maand in de lente over het algemeen vastgesteld door de maancyclus, maar de timing hiervan richtte zich uiteindelijk op het rijpen van de gerst.

Dit was erg belangrijk, want het beweegoffer van gerst duidde op de opstanding die volgde op Pascha (dood). In de beelden en afschaduwingen van het Oude Testament profeteerde Pascha van de dood van Jezus aan het kruis, terwijl het beweegoffer van gerst profeteerde van de opstanding van Jezus. Anders zou het beeld te niet gedaan worden en zou het niet langer profeteren van het werk van Jezus. Het was belangrijk dat de gerst was uitgelopen, dat het kaf (lichaam) gebroken was en dat het leven van het graan voort was gekomen, want dit beeldt de opstanding uit de dood uit.