God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate
2024 Tabernacles Conference
October 18-20! Click banner for details

Hoofdstuk 16: Andere wereldgebeurtenissen binnen Bijbelse profetie

Nu we eenmaal de juiste historische identificatie van de volken van Israël in deze tegenwoordige tijd hebben vastgesteld, kan de vervulling van Bijbelse profetie in geheel nieuw licht worden gezien. Iemand zou nu in vele boeken kunnen gaan schrijven waarin wereldgebeurtenissen in dit licht worden verklaard. Toch zullen wij er slechts maar een hoofdstuk aan wijden. Ik zal u een samenvatting proberen te geven, zodat anderen de specifieke details kunnen gaan uitzoeken en dit in andere studies uitgebreider kunnen beschrijven.

HET JAAR 1492 IN PROFETISCHE GESCHIEDENIS

In hoofdstuk 4 heeft u kunnen lezen hoe Noach Kanaän voor de daden van zijn vader (Cham) in Genesis 9 vervloekte. De vloek werd in het jaar 1660 vanaf Adam uitgesproken. Vervolgens kreeg Kanaän twee perioden van 414 jaar als genadeperioden. In het jaar 2488 marcheerde Jozua door de Jordaan en verbande de Kanaänieten (1660 + 828 = 2488). In onze huidige manier van tijdberekening ging Jozua in het jaar 1407 v.Chr. Kanaän binnen.

Wanneer wij de Tijd van Vloek van Kanaän verlengen met nog eens 7 x 414 jaar, dan komen we uit in het jaar 1492 n.Chr.

Secrets-Of-Time-Dutch-Chapter-16-Img-1.png

Dit wordt een profetische gelijkenis genoemd. Een gelijkenis is een profetie wiens vervulling op een grotere schaal en met een lange tijdcyclus wordt herhaald. In dit geval zien we dat de genadeperiode van Kanaän eindigde met de invasie van Israël. Wanneer de 12 verkenners in feite een goed verslag hadden uitgebracht en als Israël die eerste gelegenheid Kanaän was binnen gegaan, dan zouden zij Kanaän 38 jaar eerder hebben geoordeeld dan dat hun genadeperiode was afgelopen. Op deze manier zien wij een opvallend voorbeeld van de soevereiniteit van God. Het was de wil van God dat Israël dat land eerder zou binnengaan, maar het was niet Gods plan. Hij had vanaf het begin gepland dat Israël zou weigeren binnen te gaan, zodat Kanaän zijn volledige genadeperiode zou ontvangen.

Er is veel bewijs dat de Israëlieten in vroegere tijden naar Amerika zijn gegaan. De Los Lunas inscriptie in New Mexico is een oude steen met daarop de Tien Geboden geschreven in een oud Hebreeuwse taal. Dit is misschien wel een reden waarom de profetische gelijkenis van het doorkruisen van de Jordaan door Jozua en het doorkruisen van de Atlantische Oceaan door Columbus bestaat. In zijn tijd leidde Jozua Israël in het Beloofde Land; Columbus deed hetzelfde met de Nieuwe Wereld, het Nieuwe Israël, het Nieuwe Beloofde Land. In beide gevallen geldt: wat goed nieuws voor de Israëlieten was, was slecht nieuws voor de oorspronkelijke bewoners. Maar uiteindelijk is het God die de zaken van de mens regeert en zo bepaalde Hij de grenzen van de volken overeenkomstig het aantal Israëlieten (Deut. 32:8).

Helaas hebben de Israëlieten in vroegere tijden, maar ook meer recentelijk in Amerika, Gods wet met schaamteloos geweld gehanteerd. Wij proberen de zonden van onze voorvaderen niet te rechtvaardigen, niet de zonden in de tijd van Jozua en ook niet de zonden in de tijd van het begin van Amerika. Gods handelen met de Kanaänieten (de Gibeonieten), duidt erop dat Hij de intentie had om de Kanaänieten in de positie te brengen als dienaren van Gods huis. We hebben al eerder aangetoond hoe dit een vroeg profetisch beeld van de ordening van Melchizedek was. We hebben gezien dat de vloek van Noach over Kanaän uiteindelijk resulteerde in een zegen voor hen, want het “vervloekte” hen tot het dienen van de HEERE God van Sem (Melchizedek).

Dezelfde gelijkenis lijkt zich in het hedendaagse Amerika voor te doen. De overheid van de V.S. heeft met de oorspronkelijke inwoners (native Americans) vele verdragen opgesteld, maar zij zijn er maar weinig nagekomen. Toch zijn er vandaag de dag vele native Americans die de HEERE God van Sem met heel hun hart dienen. Vandaag de dag is er slechts een overblijfsel van genade onder de volken over (inclusief de volken van Israël die door heel de wereld verstrooid zijn), maar uiteindelijk zal God alles in allen zijn. In de tijd van het herstel van alle dingen en de openbaring van de zonen van God, zullen alle benauwdheden en ongerechtigheden van het leven recht gezet en beloond worden, net zoals Paulus al zei in Romeinen 8:18,

18 Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden.

In die tijd zal het ware hart van Gods aan de wereld worden geopenbaard. Het was nooit Zijn hartsgesteldheid om de problemen in de wereld op te lossen door bloedvergieten en verwoesting. De staat van de gevallen mens heeft deze methode nu noodzakelijk gemaakt om ze het slechte hart van de mens zonder God te openbaren. Maar het doel van de verheerlijking van het lichaam door het Loofhuttenfeest is om een volk uit te rusten met de mogelijkheid om deze ongerechtigheden met het ware hart van God, hetgeen liefde voor Zijn schepping is, te slechten. Deze ware zonen zullen gezonden worden om alle dingen te herstellen en om Zijn ware aard aan de wereld te openbaren.

Ondanks onze onvolkomenheden gaat God plan voor de geschiedenis intussen gewoon door en de kleine grote mannen op het toneel van de geschiedenis spelen blindelings hun rol, denkend dat zij de heersers van hun eigen ziel zijn, terwijl zij slechts een vaag gevoel voor hun werkelijke lot hebben.

DE PROFETISCHE OORZAKEN VAN DE TWEEDE WERELD OORLOG

Er wordt gezegd dat WO II door Lord Halifax’ bezoek aan Hitler in 1937 is aangewakkerd, waarmee het ontwijken van oorlog door de Britten begon. In datzelfde jaar werd Prins Konoye als Japanse premier benoemd, waarmee een agressieve Japanse oorlogsgesteldheid begon. De Japanners namen Peking en andere steden in China in. Japanse vliegtuigen lieten eveneens het oorlogsschip “Panay” van de V.S. in Chinese wateren zinken.

De herfst van 1937 was het begin van het 119e Jubeljaar vanaf Adam. Het Jubeljaar duurde van de herfst van 1937 tot de herfst van 1938. Uiteraard wist niemand dit en het boeide ook niemand. Een Jubeljaar uitroepen betekent het vergeven en bevrijden van hen die in gevangenschap onder andere mensen leven. Menselijke overheden zijn geen voorstander van het vrijgeven van mensen uit de slavernij van de staat of van kwijtschelding van schulden aan financiële instellingen. Dus er werd geen Jubeljaar uitgeroepen en de grootste omwenteling binnen de wereldgeschiedenis deed zich binnen tien jaar voor, tot aan 1947/48.

De tien jaar na het 119e Jubeljaar (1937-47) liepen gelijk aan de tien jaar die na het 120e Jubeljaar kwamen (1986-96). Er zijn vele zaken binnen deze jaren waarvan we kunnen leren en die voor onze tijd relevant zijn. Maar laat ons eerst naar de profetische tijdcycli kijken om het belang van het 119e Jubeljaar vanaf Adam (1937) te zien.

Secrets-Of-Time-Dutch-Chapter-16-Img-2.png

Zoals we in voorgaande hoofdstukken hebben gezien, viel Samaria, de hoofdstad van het noordelijke huis van Israël, in 721 v.Chr. in handen van het Assyrische leger. Koning Hosea werd gevangen genomen en waarschijnlijk ook vermoord. Vanaf dat moment in de tijd tot aan het jaar 1937 n.Chr. omvat precies 434 rustjaren en Jubeljaren.

Jeruzalem, de hoofdstad van het zuidelijke huis van Juda, viel in 604 v.Chr. in handen van het Babylonische leger en koning Jojachin werd in 597 v.Chr. gevangen genomen en naar Babylon gedeporteerd. Vanaf dat moment in de tijd tot aan het jaar 1937 n.Chr. omvat precies 414 rustjaren en Jubeljaren.

Dus het jaar 1937-38 is een centraal jaar binnen de geschiedenis van zowel Israël als Juda, zeker wanneer wij weten hoe God duizenden jaren aan het werk is geweest om de breuk tussen deze twee naties te herstellen. Geen van beide cycli worden gemeten in standaard jaren, maar in rustjaren en Jubeljaren die zij niet hielden. Dit is een andere manier om de tijd te berekenen. Maar het feit dat deze cycli in het 119e Jubeljaar vanaf Adam een culminerend punt bereiken zegt ons enkele belangrijke details over de wereldgeschiedenis vanuit Gods oogpunt.

Het getal 119 is een getal dat slechts door enkele auteurs die het onderwerp van Bijbelse numerologie behandelen wordt aangehaald. Zij tonen aan dat het getal verwant is aan de roep om opstanding, maar daarnaast “schiet het net tekort” voor 120, hetgeen het getal is van de uitstorting van de Geest. Het getal 119 wordt in het jaar 1937 geopenbaard, in dat het een roep om opstanding is, maar dat het toch nog net “te vroeg” hiervoor is. Het is in feite net een Jubeljaar te vroeg. Dus terwijl het te kort lijkt te schieten voor haar doel, is het niettemin een vroeg beeld van de volheid van de gebeurtenissen bij het 120e Jubeljaar.

Met andere woorden, omdat Israël en Juda beide aan het einde waren gekomen van hun respectievelijke tijdscycli (Israël wat betreft Tijd van Oordeel; Juda wat betreft Tijd van Vloek) was het jaar 1937 de tijd waar zich de mogelijkheid voordeed om de aanstaande oordelen te ontwijken. Uiteraard schoten zij te kort, maar hun fout is ons vandaag de dag ten lering.

Door ten eerste de karakters binnen deze eigenlijke gelijkenis van de geschiedenis te identificeren, zien we dat beide partijen binnen het conflict (WO II) Israël en Juda vertegenwoordigen. De geallieerden, inclusief Groot-Brittannië, Canada en de V.S. speelden de rol van het huis van Israël (Jozef). De machten van de Axis (grotendeels vertegenwoordigd door Duitsland) speelden de rol van Juda. Omdat Juda de stam was die moest voorzien in de koningen voor het huis van Israël, zien we dat alle monarchieën van Europa in wezen uit Duitsland komen. Het was Duitsland dus slechts toebedeeld om de rol van Juda te spelen.

Omdat Duitsland in 1937 de rol van Juda speelde en de tijdcyclus van Juda op 414 rustjaren en Jubeljaren gebaseerd was, was dit een culminatie van een cyclus van Tijd van Vloek. Dit is ook de reden dat zij de oorlog niet gewonnen hebben. Omdat de geallieerden in 1937 rol van Jozef-Israël speelde en hun tijdcyclus op 434 rustjaren en Jubeljaren gebaseerd was, was dit voor hen een culminatie van een cyclus van Tijd van Oordeel. Ook zij kwamen onder een oordeel voor het niet uitroepen van een Jubeljaar – toch wonnen zij de oorlog. De uitkomst was niet door mensen, maar door God bepaalt. Vanuit Gods perspectief was het een juridische zaak en de tijdcycli hadden, voordat het eerste schot gelost was, de uitkomst van de oorlog al bepaald.

TIEN JAAR NA DE JUBELJAREN

De tienjarige cyclus na 1937-38 kan opgedeeld worden in 7 + 3 jaar. De eerste zeven jaren bevestigde de parameters van WO II. In de laatste drie jaren (1945-48) zagen we vier enorme ontwikkelingen binnen de geschiedenis van de wereld:

(1)      De formatie van de Verenigde Naties, een op de mens gebaseerde wereldregering.

(2)      De formatie van de staat Israël, een vals “Israël” dat niet gebaseerd is op het 
          fundament van Jezus Christus.

(3)     De formatie van de Wereldraad van Kerken, een wereldkerk gebaseerd op onjuiste
menselijke opvattingen van God.

(4)     De “Latter Rain” beweging, een tijdelijke Geestelijke uitstorting. Dit was een tijd van grote wonderen en tekenen, met daarbij de openbaring van het Loofhuttenfeest en de volheid van de Geest. Deze beweging was onvolmaakt en tijdelijk, maar het bracht de opmars van de hedendaagse televangelisten (tv-dominees) voort.

De enorme ontwikkelingen binnen de wereldgeschiedenis deden zich voor omdat het Jubeljaar in de herfst van 1937 niet was uitgeroepen. En ondanks dat de leiders van de Latter Rain beweging vele wonderlijke tekenen en wonderen zagen en ondanks dat zij een openbaring ontvingen om voorbij het Pinksterfeest naar het Loofhuttenfeest te kijken en ondanks dat zij deze ervaring verlangde, verkregen zij die eer niet, want het Jubeljaar was in de herfst van 1937 niet uitgeroepen. Dit zou binnen de overkoepelende geschiedenis van Gods plan ook te vroeg zijn. Het 120e Jubeljaar was nog niet aangebroken.

Maar als deze zaken gezien worden als patroongebeurtenissen dan kunnen we misschien gelijksoortige ontwikkelingen gaan zien binnen de tien jaar na het uitroepen van het 120e Jubeljaar. Het grote verschil, vanuit mijn opvatting, is uiteraard dat God een overblijfsel van overwinnaars heeft op laten staan om het Jubeljaar in 1996 uit te roepen – wat 10 jaar te laat was, maar dat volgens de Hizkia factor, waarbij God de klok juridisch gezien terugdraaide naar 1986, toch op tijd was. Een gedeeltelijk bewijs hiervoor is dat wij binnen de zeven jaar van 1986-1993 of van 1996-2003 geen WO III hebben gehad. In plaats daarvan stortte van 1987-1992 de Sovjet Unie ineen. Als God niet had aangestuurd tot het uitroepen van een Jubeljaar in 1996 (d.w.z. 1986) dan hadden wij waarschijnlijk in een oorlog verkeerd dat vergelijkbaar was met WO II. In ons volgende hoofdstuk zullen wij hier meer over zeggen.

Het lijkt erop dat God met twee tien jaarcycli werkt om de overwinnaars tot volmaaktheid te brengen door de uitstorting van de Geest op het Loofhuttenfeest. Aan het einde van de eerste tien jaarcyclus riepen de afgevaardigden van de overwinnaars op 23 september 1996 het Jubeljaar uit. Omdat op dat moment de klok tien treden werd teruggezet was het vanuit Gods oogpunt het jaar 1986 – oftewel, het 120e Jubeljaar vanaf Adam.

In vorige edities van dit boek hebben wij het einde van de tien jaarcyclus in 2006 afgewacht. Nu we eenmaal die tijd hebben gepasseerd kunnen we zeggen dat wij op 15 maart 2006 de tekenen hebben gezien die de opvatting dat de profetische nieuwe tempel voltooid is bevestigen. Andere openbaringen en tekenen wijzen erop dat de kruiken (bedieningen) van de tempel worden geformeerd en gezuiverd, als voorbereiding voor de grote beweging van de Heilige Geest op aarde. De tempel is opgebouwd uit levende stenen en niet uit fysieke bouwstenen. De tempelkruiken zijn niet van goud gemaakt, maar zijn bedieningen die Hij voorbereidt voor de uitstorting van de Geest, waarvan wij denken dat die spoedig plaats zal vinden.

Verder moeten wij nog enige dingen zeggen over het jaar 2006 om u enige richting te geven om naar uit te kijken. Ten eerste zijn de jaren 2001-2006 de 2520 jaren na het dienstwerk van de profeet Haggai, dat leidt tot de wijding van de tweede tempel. Dit dienstwerk begon volgens Haggai 1:1 in het tweede jaar van koning Darius (520 v.Chr.). De bouw van het fundament van die tempel was tot dat jaar uitgesteld (Ezra 4:4), maar het werd ten slotte aan het einde van het zesde jaar van Darius volbracht (Ezra 6:15). Dit was exact 15 maart 515 v.Chr., zoals wij al op pagina 105 verklaarden.

Het lijkt erop dat de tempel van God 2520 jaar later op 15 maart 2006 voltooid is. Eveneens lijkt het erop dat het nieuwe priesterschap dat in die “tempel” zal dienen, op het 120e Jubeljaar in 1986 geboren is. Als dit klopt zullen de verenigde priesters (naar de ordening van Melchizedek) in 2006 twintig jaar oud zijn. Iemand kan nu naar voren brengen dat een priester volgens de wet van Mozes zijn dienstwerk pas kan beginnen op 30 jarige leeftijd (Num. 4:3). Maar volgens de laatste woorden van koning David, was die leeftijd verlaagd naar twintig. Dit kan gevonden worden in 1 Kronieken 23:27,

27 Volgens de laatste woorden van David werd het aantal Levieten immers berekend van twintig jaar oud en daarboven.

Bij Zijn eerste verschijning begon Jezus zijn dienstwerk op 30 jarige leeftijd (Luk. 3:23), dit volgens het Mozaïsche patroon. Toch lijkt het erop dat bij Zijn tweede verschijning het patroon volgens Davids model van twintig is. Dit past in het 2520e jaarpatroon van de voltooiing van de tempel.

Een ander patroon komt van de apostel Paulus en zijn verband met het bouwen van de muur rond Jeruzalem ten tijde van Nehemia. Zoals we al hebben aangetoond werd het besluit van Arthahsasta, waarmee de profetie van de 70 weken van Daniël begon, in 458 v.Chr. uitgegeven. Dit was het zevende jaar van Arthahsasta (Ezra 7:7). Dertien jaar later stuurde dezelfde koning Nehemia om de muur en de poorten rond Jeruzalem te herstellen. Nehemia 2:1 en 5:14 zeggen dat hij in het twintigste jaar van Arthahsasta naar Jeruzalem gezonden werd – dit is 445 v.Chr. De muur werd in 52 dagen, in de zesde maand van datzelfde jaar, voltooid (Nehemia 6:15).

Van 458 v.Chr. tot 33 n.Chr. is 490 jaar. Maar als wij overwegen om 445 v.Chr. als tweede beginpunt van de profetie van de zeventig weken van Daniël te nemen, dan eindigen de 490 jaar in 46 n.Chr. Dit is het jaar dat de apostel Paulus, na handoplegging, voor het eerst aangesteld werd om te gaan dienen. Dit verhaal wordt in Handelingen 11:27-30 vertelt. De profeet Agabus profeteerde over een aanstaande droogte en hongersnood, waarna Saulus en Barnabas met een bijdrage naar Jeruzalem werden gezonden om hen aan brood te helpen. Volgens seculiere geschiedenis vond de droogte in 47 n.Chr. plaats (zie Josephus “Antiquities of the Jews, XX, ii, 5). Daarom moet de profetie van Agabus kort voor de zomer van 47 n.Chr. gegeven zijn en zeker niet later dat de herfst van 46 n.Chr.

Paulus zegt ons in Galaten 2:1 dat hij “na veertien jaar” na zijn bekering naar Jeruzalem ging. Dit was hun manier om te zeggen dat zijn reis in het veertiende jaar na zijn bekering aan het einde van 33 n.Chr. plaats vond. Met andere woorden, Saulus en Barnabas werden waarschijnlijk eind 46 n.Chr. aangesteld. De naam van Saulus werd toen in Paulus veranderd (Hand. 13:9) en hij en Barnabas werden op hun eerste zendingsreis gezonden.

Het punt van dit alles is om te laten zien dat Paulus precies 490 jaar nadat Nehemia de tempelmuur voltooid had werd uitgezonden. Nog eens 4 x 490 jaar brengt ons tot 2006 n.Chr. Wij zijn van mening dat dit jaar enorme veranderingen zal brengen (het is daarom een “watch date”, een tijd om in de gaten te houden). De nieuwe tempel zal in 2006 voltooid worden; het nieuwe priesterschap zal oud genoeg zijn om op twintigjarige leeftijd aan het dienstwerk te beginnen; en de overwinnaars (die door de apostel Paulus worden vertegenwoordigd) kunnen uitgezonden worden om het werk van het Loofhuttentijdperk te doen, waarin alle dingen onder de voeten van Jezus worden gelegd.

Als het tienjarige patroon van 1937/8 tot 1947/8 zich van 1996/7 tot 2006/7 op welke manier dan ook herhaalt, dan mogen we de volgende gebeurtenissen in 2007 n.Chr. verwachten.

(1)     God zal Zijn ware wereldregering vestigen, met Zijn bestemde overwinnaars (“priesters”) om zijn Koninkrijk volgens de ware Bijbelse wetten te regering. Het zal waarschijnlijk enkele jaren duren voordat de harten van de mensen zich voldoende zullen wenden om de overheden van de volken te beïnvloeden.

(2)     God zal de breuk tussen Israël en Juda herstellen, hetgeen noodzakelijk is voor de hereniging tussen de Koning en Zijn Koninkrijk, de Messiaanse lijn met het geboorterecht. Hiermee zullen de volken zich herenigen onder het hoofd van Jezus Christus en/of Zijn overwinnaars die Hem vertegenwoordigen. Anders dan wat zich in 1948 voordeed, zal het resulteren in de geboorte van de ware Israëlische volken op aarde onder het leiderschap van de overwinnaars.

(3)     De openbaring van de zonen van God zullen Zijn ware Kerk vestigen.

(4)     We zullen getuige zijn van de ware Latter Rain (Late Regen) en de vervulling van het Loofhuttenfeest dat ons in het Loofhuttentijdperk zal binnenleiden. Dit zal geen tijdelijke opwekking zijn, zoals dit in 1948-52 en in alle opwekkingen binnen het Pinkstertijdperk wel het geval was. In dit tijdperk zal de overwinnaars de volheid van de Geest gegeven worden, waardoor zij in staat zullen zijn om het Woord tot alle mensen te verkondigen, om een effectief dienstwerk te beginnen waardoor alle dingen onder Zijn voeten gebracht zullen worden.

Het contrast tussen deze twee cycli van tien jaar (1937-47 en 1996-2006) spreekt boekdelen. Het toont ons hoe wereldgebeurtenissen door het Jubeljaar gewijzigd worden. In de herfst van 1937 was er geen Jubeljaar uitgeroepen, waarna wij zeven jaar van oorlog voor onze kiezen kregen, gevolgd door de samenstelling van een slechte (boze) wereldregering, een vals Israëlische koninkrijk, een valse Wereldkerk en een tijdelijke uitstorting van de Geest. Dus nu wij het Loofhuttenfeest van 2006 zijn gepasseerd, hopen wij het begin van de ware versies van al deze zaken te zien, want God zal alle dingen onder Zijn heerschappij brengen en de grote opstand beëindigen.